Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Monnikje Lederzak en andere driestheden (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Monnikje Lederzak en andere driestheden
Afbeelding van Monnikje Lederzak en andere driesthedenToon afbeelding van titelpagina van Monnikje Lederzak en andere driestheden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (7.86 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Monnikje Lederzak en andere driestheden

(1968)–Jacques den Haan–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 22]
[p. 22]

De gedenkschriften van de heer Nieuwenhuis

Een gebeurtenis waarop de literaire wereld honderdveertig jaar heeft gewacht, staat er op een prospectus van de uitgever F.A. Brockhaus in Wiesbaden. Dat moet de publikatie zijn van de originele tekst van de memoires van Casanova. Inderdaad. Deze maand (1960) verschijnen deel een en twee, deel drie komt in de zomer, de rest volgt om de vier maanden. Brockhaus brengt deze uitgave ‘en une édition de 12 volumes en 6 tomes’ voor de schappelijke prijs van 25 mark per deel voor de linnen banden en 40 mark lederen band. Verder zal er bij voldoende intekening een facsimile-uitgave verschijnen in drie dozen, waarin de ruim zeshonderd vel van het zeer leesbare handschrift opgeborgen zijn. Prijs per doos 316 mark.

Giacomo Girolamo Casanova, Chevalier de Seingalt, werd in 1783 voorgesteld aan graaf Joseph Charles Emmanuel von Waldstein, neef van de Prince de Ligne, die eens over Casanova zou schrijven: ‘Ce serait bien un bel homme s'il n'était pas laid.’ Von Waldstein bood Casanova onderdak op zijn kasteel Dux in Bohemen, waar hij twee jaar later, september 1785, inderdaad zijn intrek neemt als bibliothecaris. Daar schreef hij zijn memoires, die hij dan weer eens zei te zullen verbranden, dan weer aan favorieten zou nalaten en waarvan hij zonder twijfel aan sommigen, onder anderen de Prince de Ligne, gedeelten heeft laten lezen. Hij stierfin 1798. In december 1820 werd de uitgever Friedrich Arnold Brockhaus een manuscript aangeboden, dat de titel droeg: Histoire de ma vie jusqu'en l'an 1797 par Giacomo Casanova - hij kocht het van Carlo Angiolini, nazaat van de jongste zuster van Casanova. Brockhaus ontdekte natuurlijk al gauw, dat het manuscript zich niet aan zijn titel hield, maar vrij pardoes in 1774 eindigde. Over het restant bestaan alleen maar gissingen. Baron von Linden, die eveneens op kasteel Dux gewoond heeft, schreef in een brief aan zijn gastheer over de ‘17 tomes’ van de memoires. Brockhaus was beducht voor een onbesnoeide uitgave en droeg Wilhelm von Schütz de vertaling en bewerking op en in 1822 verscheen het eerste deel onder de titel Aus den Memoiren des Venetianers Jacob Casanova de Seingalt, oder sein Leben, wie er es zu

[pagina 23]
[p. 23]

Dux in Böhmen niederschrieb - het twaalfde en laatste deel verscheen in 1828. Zo kwam dus het werk van een Italiaan, in het Frans geschreven, voor het eerst in Duitsland uit. Het was een succes, Heine prees het en de Franse uitgever Tournachon-Molin zag er wel wat in - copyright bestond nu eenmaal nog niet. Bij gebrek aan het origineel bleef hem niets anders over dan de Duitse tekst in het Frans te laten vertalen, een bovendien nog verminkte vertaling, die als eerste Franse uitgave in 1825 tot '29 in veertien delen verschenen is. Stefan Zweig noemde het ‘also doppelt verballhornt’. Het enige goeds dat er van te zeggen viel, stelt Guy Endore vast in zijn biografie van Casanova, was dat die uitgave Brockhaus ervan overtuigde, dat hij de oorspronkelijke tekst moest uitgeven. Maar we zitten midden in die keurige 19e eeuw en Jean Laforgue, een Franse leraar in Dresden, zou de uitgave verzorgen en er de schaaf over halen. Desondanks schokten de eerste vier delen van deze bewerkte ‘édition originale’, die in 1826 begon te verschijnen, de censors dermate, dat de vier volgende delen het inschrift van een Parijse uitgever vertoonden. Voor de laatste vier delen werd Brussel gekozen omdat ook de Franse censuur wit om de neus geworden was. Door al die strubbelingen duurde het tot 1838 voor deze uitgave, die uitgeversmerk of niet, geheel in Leipzig tot stand was gekomen, voltooid werd. Hoezeer deze uitgave afwijkt van de Duitse van Von Schütz blijkt uit het feit, dat de laatste 127 hoofdstukken heeft en Laforgue 143. Deze Laforgue-editie schijnt de basis te zijn voor de Franse uitgave Garnier in acht delen, die nog steeds in de handel is. In het voorwoord daarvan beroemt de bewerker zich tot mijn verbazing erop dat zijn uitgave ‘supérieure aux précédentes’ is, zelfs superieur aan de uitgave van Leipsick! Ra-ra! We zijn er evenwel nog niet, er lag nòg een piraat op de loer: de geheimzinnige publikatie Paulin-Busoni, gewoonlijk de editie Rozez genaamd. De eerste acht delen van deze editie, die in 1833 begon te verschijnen, bieden geen moeilijkheden, ze zijn simpelweg een herdruk van de Laforgue-editie. Maar het duurde te lang voor de vier slotdelen daarvan verschenen en Busoni heeft toen zijn

[pagina 24]
[p. 24]

slotdelen samengesteld op een wijze, die na serieus onderzoek tot de verbluffende conclusie heeft geleid, dat hij een manuscript geraadpleegd moet hebben! Maar welk? Dat is nog altijd de vraag. Er is geen ander manuscript bekend dan dat in het bezit van de familie Brockhaus.

De gekuiste editie van Laforgue heeft heel wat kritiek gehad. Zijn verdediging is gevoerd door een van de zeer weinigen, die ooit het Casanova-manuscript onder ogen hebben gehad, namelijk Octave Uzanne, bibliofiel en essayist. In 1924 begon in Parijs de monumentaalste Casanova-uitgave te verschijnen, de ‘édition du centenaire’ (Editions de la Sirène), in twaalf delen, onder redactie van Raoul Vèze en met medewerking van Casanova-experts als de Deen Tage Bull, van Salvatore di Giacomo, Joseph Pollio, Henri de Regnier en vele anderen. In de uitvoerige inleiding bij het eerste deel beschrijft Octave Uzanne zijn bezoeken tussen 1906 en 1914 bij de firma Brockhaus, waar Albert Brockhaus hem het manuscript heeft laten zien. Hij vertelt er dan eigenlijk maar weinig over, roemt de ‘netteté graphique’ ervan, stelt vast dat de inkt maar weinig verbleekt is, het papier in voortreffelijke staat en blank: ‘C'est un vrai plaisir d'admirer la calligraphie du polygraphe vénitien.’

Deze editie van de Sirène, voor de oorlog verramscht, thans waarschijnlijk of onbetaalbaar of onvindbaar, verlucht met vele prachtige gravures, portretten enzovoort is nog altijd de standaarduitgave. Het is een door experts samengestelde editie, waarbij telkens een doordachte keuze gedaan is uit de versies van Von Schütz, Laforgue en Paulin-Busoni, geconfronteerd met inmiddels gevonden documenten op het kasteel Dux en elders. Deze uitgave wordt ook nog als ‘standaard’ erkend door Robert Abirached en Elio Zorzi, de zorgvuldige redacteuren van de meest recente Casanova-uitgave, die in de Bibliothèque de la Pléiade in 1958 begon te verschijnen en uit drie delen dundruk zal bestaan. Ook zij steunen herhaaldelijk op de Sirene-uitgaaf: ‘Nous ne songeons pas davantage à rivaliser avec le monumental ouvrage des spécialistes de la Sirène qui, dans l'état présent des études

[pagina 25]
[p. 25]

casanoviennes, doit étre considéré comme l'édition princeps.’

Deze maand nu édition princeps af. De definitieve Casanova zal uiteraard op vele vragen antwoord geven. Toch is de tekst van het prospectus nogal rustig gesteld ten aanzien van de onthullingen. Er schijnt toch wel een duidelijk verschil te zijn tussen wat er staat en wat Laforgue er van maakte. Volgens de eis van zijn tijd veranderde hij een Casanova van vóór de Franse revolutie in een uit de negentiende eeuw. In één opzicht komt deze Brockhaus-onthulling te laat. Voor een definitieve studie van de tekst zal ook nu de Sirène-editie onmisbaar blijken, namelijk daar waar bij die uitgave gebruik is gemaakt van de reeds genoemde documenten. De archieven van Dux zijn bij de verkoop van het kasteel in 1923 overgebracht naar het kasteel Hirschberg bij Dosky. In zijn politieke ijver heeft het Tsjechische volk in 1945 kasteel en archieven verbrand, alsmede kasteel en archief van Toeplitz, dat ontelbare documenten betreffende Casanova bevatte.

Deze maand dus het laatste hoofdstuk van de boeiende geschiedenis van wat ik meen Jacques Bloem de ‘Gedenkschriften van de heer Nieuwenhuis’ genoemd heeft.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken