Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Monnikje Lederzak en andere driestheden (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Monnikje Lederzak en andere driestheden
Afbeelding van Monnikje Lederzak en andere driesthedenToon afbeelding van titelpagina van Monnikje Lederzak en andere driestheden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (7.86 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Monnikje Lederzak en andere driestheden

(1968)–Jacques den Haan–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 26]
[p. 26]

Die ouwe vul-maar-in

Het is, hier en daar, de laatste tijd het wat lachwekkende gebruik geworden Henry Miller uit te jouwen. Zijn hoofdvergrijp schijnt te zijn, dat hij oud geworden is: die ouwe vul-maar-in. Het is natuurlijk jammer dat hij van zijn gewoonlijk jeugdige verguizers nooit gehoord heeft of ooit horen zal: ‘Who the hell he?’, dat hij hun opinies niet lezen kan of ooit lezen zal, waar hij zelfs de werken van beroemde Amerikaanse tijdgenoten niet meer leest: ‘None of the celebrities do I read or can I read. The publishers send me their dreck and I chuck the books over the cliff.’ Die houding der jongeren is voor een deel verklaarbaar uit hun afkeer van iedere historische ontwikkeling, alleen ‘nu’ geldt en ze hebben geen belangstelling ervoor te bedenken, dat hun ‘nu’ voor een deel bepaald is door de bom met sterk vertraagde werking, die Miller in de jaren dertig neerliet. Het zij zo en het zou verder ook volslagen onbelangrijk zijn, ware het niet dat ook in de wereld der internationale letteren een publikatie als Lawrence Durrell - Henry Miller. A Private Correspondence edited by George Wickes (E.P. Dutton & Co. New York, 1963, Engelse uitgave Faber and Faber) hier en daar ook met een zekere neerbuigendheid is begroet. Voor een deel komt dat omdat in sommige Engelse literaire kringen de naam Durrell vrijwel een vies woord is: hij is niet Brits genoeg en hij schijnt met vrouwen naar bed te gaan, hetgeen in die kringen als aanstotelijk voor de eerbaarheid geldt. H.M. heeft ook wel eens blijk gegeven van een heteroseksuele instelling en is dan bovendien nog een Amerikaan, nou ja. Het boek is hier en daar afgedaan als een wijdlopige betuiging van wederzijdse bewondering, vermoedelijk door critici, die na lezing van de flaptekst en de eerste drie bladzijden ‘het al wel wisten’. Inderdaad verklaren Miller en Durrell elkaar al vrij spoedig over en weer tot ‘genius’, al heeft de declaratie van Miller ten aanzien van Durrell de aromatische nuance: ‘You're a stinking genius!’ Durrell is eerlijk genoeg om in zijn antwoord aan H.M. te bekennen, dat hij vrijwel naast zijn schoenen ging lopen van ijdelheid: ‘Your absolute generosity makes me slightly delirious... I went and stood at counters in shops, repeating

[pagina 27]
[p. 27]

“stinking genius”. Consequently I stagger a little as I walk and feel three storries high, and still going up’. Dit in brieven uit 1937 en dat verklaart wel het een en ander voor hen, die nog wel enig gevoel hebben voor historisch perspectief Miller was toen 46 en had de eerste brief van Durrell in 1935 beantwoord met ‘You're the first Britisher who's written me an intelligent letter about the book’. (Tropic of Cancer) Durrell was bij ontvangst van de ‘genius’- brief 26 en in de periode van zijn The Black Book. Hij schrijft ervan dat hij bezig is het te herzien: ‘marking all the echoes of you’-vruchteloze arbeid want ik ken geen sterker staal van onmiddellijke beïnvloeding dan The Black Book. Durrell heeft het dan wel ‘ont-Miller-ed’ - ‘trying to demillerise as I go along’- maar het is vroege en zelfs onrijpe Miller gebleven, al blijken reeds in dat boek de verschillen tussen beiden duidelijk. Miller is de levensdynamo, Durrell de kunstenaar, de wikkende schrijver. Het komt in deze bundel brieven nog eens duidelijk tot uiting dat schrijven voor Miller slechts een afvalprodukt van zijn levensproces is, als hij Durrell, ‘Dear Larry’, schrijft: ‘I am writing exactly what I want to write and the way I want to do it. Perhaps it's twaddle, perhaps not... Perhaps it's a monster I'm giving birth to. But really, I don't care. The paramount thing is for me to get it out of my system-and in doing so to reveal what I was and am.’ Durrell is de man, die met het kapmes in de weer is, zijn laat-er-uit (om met Thomas Wolfe te spreken) tegenover Miller's zet-er-in. De beheerste Durrell is ook met ‘compositie’ in de weer en, zoals uit zijn Alexandriës-cyclus blijkt, is hij er een meester in. De chaotische Miller heeft daarvoor niet de geringste belangstelling. Miller's geciteerde ontboezeming is een antwoord op Durrell's bijna hysterische, door en door Britse reactie op Miller's Sexus, een reactie in een soort officier-van-justitie-proza met kreten als ‘moral vulgarity’, ‘lavatory filth’, ‘explosions of obscenity’, ‘painfully disgusting’, uitlopend op een telegram als van een bezorgde oude tante: ‘Sexus disgracefully bad will completely ruin reputation unless withdrawn revised Larry’. Miller's reactie is opvallend waardig en allerminst ver-

[pagina 28]
[p. 28]

toornd en al gauw volgt een Durrell-telegram met ‘Deepest apologies unjust criticism...’ en later: ‘Forgive my stupidity, cher maître...’ Ook uit de inhoud van hun brieven komen de verschillen naar voren. Miller heeft het over het werk waaraan hij bezig is, over boeken die hij gelezen heeft, huiselijke moeilijkheden, de niet aflatende ergernis over hem dag en nacht storende bewonderaars, de reizen, die hij zou willen maken, kort na de oorlog zijn financiële moeilijkheden: in één jaar kwamen er in Europa en Amerika zeventien boeken van hem uit en nòg kon hij slechts met moeite de kruidenier betalen. Durrell beschrijft, schildert en doet dat prachtig: de sfeer van een klein eiland in de Middellandse Zee, bevrijd Athene in de sneeuw, het leven in Brazilië, in het zuiden van Frankrijk, in Belgrado, op Cyprus, waar hij aan Justine werkt terwijl buiten de bommen ontploffen en zo nu en dan pistoolschoten te horen zijn. Durrell is ook de man, die er niet tegen opziet onder een pseudoniem een ‘potboiler’ te schrijven, die er om lacht als zijn Engelse uitgever een paar krasse termen uit zijn tekst schrapt, zaken waartegen Miller hem met nadruk waarschuwt. Hun verschillen komen aan de dag in hun houding ten aanzien van een Jack Kerouac. H.M.: ‘I say it's good, very good, surpassingly good. The writing especially. He's a poet. His prose is poetry, Or, shall I say, the kind of poetry I can recognize.’ Durrell: ‘Question de goût, I suppose. I can't go along with you. I found it really corny, and deeply embarrassing... and worst of all pretentious. All these nincompoops crawling up hills with their food in polyethylene bags and attitudinising about religion like Oxford Groupers’ (waarschijnlijk The Dharma Bums. JdH.).

Tenslotte levert Durrell een bewijs hoe weinig hij in wezen van Miller begrepen heeft aan het eind van het boek. We treffen daar het voor mij nogal schokkende schouwspel aan van een wanhopige Miller, worstelend met de slotdelen van de Rosy Crucifixion, met Nexus-de dynamo, die steeds trager gaat lopen. ‘I'm going through some sort of crisis. Never feit more desolate. Yet underneath very hopeful.’ Hij vertelt dat hij op een nacht was

[pagina 29]
[p. 29]

opgestaan met het plan alles te vernietigen, maar het was te veel. ‘So ‘I'll hang on and finish Nexus (Vol. 2), then see. Writing seems so foolish, so unnecessary now. Not yours, of course, but mine.’ Weer wil hij alles weggooien. ‘The next step is to throw myself away. That's harder. One thing seems certain-that I've built on sand. Nothing I've done has any value or meaning for me any longer... Years of struggle, labor, patience, perseverance have yielded nothing solid. I'm just where I was at the beginning -which is nowhere.’ Durrell antwoordt (1959) met een lange brief over zijn Mountolive met aan het slot een soort hou-je-maar-taai-antwoord, onder meer over Miller's mening, dat hij na Nexus niets meer schrijven zal: ‘Anyway, what the hell; don't drive over that bloody cliff until you've done another dozen at least. You'll be the home-grown doyen of Yankee litcheratewer yet, mark my word. Love, Larry.’

‘Tenminste nog een dozijn?’ Die zitten er niet meer in. Mark my word!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken