Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Monnikje Lederzak en andere driestheden (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Monnikje Lederzak en andere driestheden
Afbeelding van Monnikje Lederzak en andere driesthedenToon afbeelding van titelpagina van Monnikje Lederzak en andere driestheden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (7.86 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Monnikje Lederzak en andere driestheden

(1968)–Jacques den Haan–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 30]
[p. 30]

In and out

In het begin van dit jaar heb ik een paar aangename dagen doorgebracht in een hotel in het Gelderse, waar de geur der kerstkapoenen nog rondwaarde, maar de gasten die ze verorberd hadden verdwenen waren. Het slagen van zulke dagen in de wintertijd hangt voor een deel af van de meegevoerde lectuur en dat moet eigenlijk niet de pakkende en-toen-en-toen-roman zijn, maar boeken die je uit de hand kunt leggen om als het even mogelijk is wat Gelderse lucht op te doen als afweermiddel tegen Pernis, dat op ‘dampen dagen’ de longen van zuid-Den Haag misschien even ernstig bedreigt als onze sigaretten. De ‘dikke Friedell’ mocht mee-nee, helaas niet een bijzit, maar Egon Friedell, Kulturgeschichte der Neuzelt, dat ik min of meer ambtshalve lees en dat mij zeer wel bezighoudt al is hij mij soms iets te ‘schöngeistig’. Dat de Renaissance volgens hem te weinig ‘Seele’ gehad zou hebben versterkt slechts mijn voorkeur voor dat tijdperk, maar de constatering is dan ook weer aanleiding om nog eens buiten te gaan kijken of het eerste deel van de Briefwisseling tussen Ter Braak en Du Perron weer eens ter hand te nemen. Die brieven boeien me zeer, maar ik vraag mij af of dat ook voor een deel ligt aan het feit, dat ik bijna tijdgenoot was en de tijdschriften bijvoorbeeld bijhield waarvan hier herhaaldelijk sprake is, maar die een jongere generatie misschien minder interesseren? Op pagina 145 las ik met gedeeltelijke instemming in de brief van Ter Braak van 3 november 1931: ‘Zaterdag heb ik een lezing in Groningen gehouden (hetgeen tussen haken een erg aardige stad is) met eenige voorproefjes uit het Démasqué, weswege twee heeren (muziekliefhebbers) demonstratief de zaal verlieten! ...Wist je, dat er een belangrijke groningsche bohême bestond? Er is zelfs een vermakelijk type bij, waarover ik je wel eens nader zal vertellen.’

Ja, dat van die aardige stad... akkoord, dat van die vierkante haken... wat ter wereld kan daar nu weer weggelaten zijn? maar dat van die muziekliefhebbers klopt niet. Ik wéét het, want ik was er. Inderdaad was Ter Braak toen kennelijk in zijn ontluisterperiode, hij demaskeerde alles, zelfs de filmkunst. Onuit-

[pagina 31]
[p. 31]

wisbaar is in mijn geheugen gegrift zijn forse uitspraak: ‘Kunst! Wat is kunst? Kunst is kunst en leverworst is leverworst’ waarop inderdaad twee heren demonstratief de zaal verlieten. Maar muziekliefhebbers? Die zaten in de Harmonie en wij in Huize Maas. Een van die heren was een tekenleraar aan de m.t.s. of zoiets en hij had zijn leven in dienst gesteld van de kunst van het arceren en van de kennis der schaduwwerping van vazen en kubussen en hij kon het niet aanhoren dat de hoge basis van zijn bestaan tot leverworst verwerkt werd. Ik herinner me ook nog dat een van mijn vrienden, een eerzaam grossier in mineraalwater, die in het bestuur van het kunstminnend genootschap zat, dat die lezing georganiseerd had, zich in de pauze in opperste verbolgenheid tot mij wendde met de mededeling: ‘Daar krijgt ie nou honderd gulden voor!’ hetgeen mij in hoongelach deed uitbarsten. Het zegt iets voor het prestige dat Ter Braak toen al gehad moet hebben dat hij een voor die tijd zo hoog honorarium kon bedingen. Ik herinner mij ook nog dat Ter Braak na afloop van zijn betoog de gelegenheid openstelde tot het stellen van vragen. Hij zette zijn gezicht op, dat eens beschreven is als dat van een ‘Bulgaars (?) diplomaat’, kruiste de armen over de borst en wachtte de vragen af, die niet gekomen zijn. Ik stond in die tijd te ver van deze zaken af om er vragen over te hebben. Ik verkocht leerboeken der vlakke meetkunde en atlassen der anatomie en verbreidde opwindende tijdschriften als de Acta Apostolica Sedes en stond zelfs zover van die ‘groningsche bohême’ af, dat ik geen flauw idee heb wie hij met dat ‘vermakelijke type’ bedoeld kan hebben.

Het is mij opgevallen, dat Ter Braak en Du Perron een soort code gehad moeten hebben, niet sociaal, maar behaviour-istisch: figuur x was ‘in’ of hij was ‘out’. Dat wàs zo, daarna werd dan een reden gezocht en soms met veel moeite gevonden om de aantrekkelijkheid of de volstrekte verwerpelijkheid van de figuur in kwestie te rationaliseren. Zo zien we dan Du Perron bijvoorbeeld tot machtige hoogten van toorn stijgen omdat Theun de Vries zijn voornaam met een ‘h’ dorst te spellen! Ik doe iets aan letter-

[pagina 32]
[p. 32]

kunde voor de vakopleiding van boekverkopers en uitgevers en heb in die cursus geschreven dat het bij Forum meer om ‘de vent’ ging dan om de fraaie vorm - niet zo heel origineel, maar wat moet je? Een waarschijnlijk heel jonge cursiste kon dat niet volgen omdat zij het woord ‘vent’ blijkbaar alleen in denigrerende betekenis kende. Maar als je ‘vent’ dan zou willen omschrijven als ‘kerel uit één stuk’ dan zat je met dezelfde moeilijkheid met betrekking tot het woord ‘kerel’, maar verder voelde ik dat die omschrijving in Ter Braakse tijd ‘non-U’ geweest zou zijn, de terminologie, die je nu net niet kon gebruiken. In het Verzameld Werk van Ter Braak komt Hemingway slechts één keer voor, zijdelings in enkele lovende woorden over A Farewell to Arms als tegenstelling tot de zwaarwichtigheid van Thomas Mann. Hemingway was in die tijd ook met die ‘in’ en ‘out’-kwestie in de weer. Ruwweg in die tijd was zijn The Sun Also Rises verschenen met als bijfiguur Robert Cohn, die meezwierf met het clubje van de ontmande Jake Barnes en van lady Brett en die op een subtiel verwerkte wijze er steeds naast blijkt te staan, hij is tenslotte nooit ‘in’, maar zeer definitief ‘out’. Hemingway zou later nog eens met deze ‘code’ opereren op een heel wat minder gelukkige manier in ‘Across the River’ en daar blijkt hoe irriterend dat clubgedoe worden kan, zoals het mij ook wel eens irriteert in deze Ter Braakse correspondentie.

‘In and out’ vond ik ook in een nieuwe Hemingway-publikatie: The Wild Years, verschenen als een ‘original volume’ in Dell First Edition edited by Gene Z. Hanrahan. Deze is op het idee gekomen de artikelen te bundelen die de heel jonge Hemingway in zijn begintijd in Europa voor de Toronto Star Weekly en de Toronto Daily Star geschreven heeft. Hemingway heeft dat wijselijk tijdens zijn leven nooit gedaan; dit boek zal zijn reputatie stellig niet vergroten. Aan de andere kant pretendeert het ook niet meer te zijn dan pure journalistiek en die dan nog geschreven voor een publiek in Toronto, dat blijkbaar nergens van wist behalve dat het in Parijs zo zondig toeging. Hoe het er in de ‘twintiger’ jaren aan de Roer uitzag, de ‘mythe van de Franse beleefdheid’, het

[pagina 33]
[p. 33]

nachtleven van Europa, dat hij een ziekte noemt, toerist zijn in Zwitserland en de eerste indrukken van het stierengevecht... het is zeker wel leesbaar met een wat verstrooid oog, maar het is allemaal wèl voorbij. Inbegrepen de fameuze Boeuf sur le toit, een bar, die eens van Jean Cocteau was en waar in die tijd het Parijse nachtleven zich in hoofdzaak voltrok. Hemingway noemt in dat stuk het nachtleven een ‘state of mind. Either you are in it or you are out of it’ waarvan ze in Toronto wel opgekeken zullen hebben!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken