Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Monnikje Lederzak en andere driestheden (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Monnikje Lederzak en andere driestheden
Afbeelding van Monnikje Lederzak en andere driesthedenToon afbeelding van titelpagina van Monnikje Lederzak en andere driestheden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (7.86 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Monnikje Lederzak en andere driestheden

(1968)–Jacques den Haan–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 98]
[p. 98]

Een bijzonder neurotische bezigheid

William Faulkner woonde als jongeman in New Orleans en ontmoette daar Sherwood Anderson. Iedere middag gingen ze samen op stap en 's avonds haalden ze er een paar flessen bij en praatte Anderson en luisterde Faulkner. 's Morgens zagen ze elkaar nooit, omdat Anderson dan werkte. Als dit nu het leven van een schrijver is, dacht Faulkner, wil ik ook wel schrijver worden. En zo begon hij aan zijn eerste boek en hij raakte daar zo in verdiept, dat hij de hele Anderson vergeten was tot die, drie weken later bij hem binnenliep en vroeg: ‘What's wrong? Are you mad at me?’. Faulkner zei toen, dat hij een boek aan 't schrijven was. ‘Anderson said “My God” and walked out.’ Toen Faulkner zijn boek beëindigd had, kwam hij mevrouw Anderson op straat tegen. Ze vroeg hoe het er mee stond en hij vertelde haar, dat hij ermee klaar was. Ze zei: ‘Sherwood wil een ruiltje met je maken. Als hij je manuscript niet hoeft te lezen, zal hij zijn uitgever zeggen, dat hij het uit moet geven.’ Faulkner zei: ‘Done’ en zo is Soldiers' Pay in de wereld gekomen. Het verhaal is te vinden in Writers at Work. The Paris Review Interviews. With an Introduction by Malcolm Cowley (Londen, 1958), een boek, waarin we voorts kunnen lezen, dat Faulkner de beste nevenbetrekking voor een schrijver die van bordeelhouder acht. Het is, volgens hem, de ideale omgeving: geen geldelijke zorgen, de boeken wat bijhouden en één keer in de maand de steekpenningen naar de politie brengen. 's Morgens, de beste tijd om te werken, is alles rustig, ‘it gives him a certain standing in his society...all the inmates of the house are females and would defer to him and call him “sir”. All the bootleggers in the neighbourhood would call him “sir”. And he would call the police by their first names.’ Writers at Work bruist van de vreemde verhalen en ik heb er de diepe indruk uit overgehouden, dat schrijven toch eigenlijk wel een bijzonder neurotische bezigheid is. Het bevat een reeks interviews, die verschillende medewerkers van de Paris Review gehad hebben met schrijvers als: Mauriac, Thornton Wilder, Robert Penn Warren, Alberto Moravia, Angus Wilson, Françoise Sagan, zestien in totaal. Het zijn dus niet steeds dezelfde ondervragers

[pagina 99]
[p. 99]

geweest en de vragen waren dan ook niet altijd exact dezelfde. Het boek begint nogal vredig met E.M. Forster, al bevreemdt mij zijn antwoord op de vraag of hij als schrijver een ‘notebook’ aanhoudt. Forsten ‘No, I should feel it improper.’ Dat ‘notebook’ duikt ook weer op in het interview met Dorothy Parker: Interviewer: ‘Do you keep a notebook?’ Parker: ‘I tried to keep one, but I never could remember where I put the damned thing. I always say I'm going to keep one to-morrow.’ En hier is Dorothy over Harold Ross, die merkwaardige redacteur van de New Yorker: ‘He was a professional lunatic but I don't know if he was a great man. He had a profound ignorance. On one of Mr. Benchley's manuscripts he wrote in the margin opposite “Andromache”, “Who he?”, Mr. Benchley wrote back: “You keep out of this”.’ Dezelfde Ross spookt rond in het onderhoud met James Thurber, die zich als de meest gewetensvolle schrijver in dit boek onthult, een man, die een verhaal, ‘The Train on Track Six’ vijftien keer geheel herschreven heeft - in totaal een 240.000 woorden, die hem een twee duizend uur werk hebben gekost. De definitieve versie bevat nog geen twintigduizend woorden.

De werkwijze van deze heren en dames is doorgaans apart. Een heel vreemde manier had Joyce Gary, die eerst de ‘big scenes’ schreef, ‘the scenes that carry the meaning of the book, the emotional experience.’ Als die geschreven waren, moest hij het ‘plot’ uitdenken, waarin ze pasten. Totaal anders is weer de werkwijze van Simenon, die het nieuwe boek benadert als ware het een meetkundig probleem: ‘I have such a man, such a woman in such surroundings. What can happen to them to oblige them to go to their limit?’ Hij kruipt dan in de huid van zijn hoofdfiguur en gedurende de tijd, dat hij aan een boek bezig is, ziet hij niemand, spreekt hij met niemand ‘I live just like a monk’. Na vijf of zes dagen wordt dat bijna ondragelijk en dat is de reden, dat zijn romans zo kort zijn: ‘after eleven days I can't - it's impossible... It's physical. I am too tired.’ Naar hij zegt, laat hij zich door zijn dokter onderzoeken als er weer een nieuw boek in de lucht hangt. (Dit alles slaat niet op de Maigret-boeken). Na de

[pagina 100]
[p. 100]

elf werkdagen komt de dokter terug en onderzoekt hem opnieuw. Simenon heeft dan doorgaans een lagere bloeddruk. In dit interview - een van de merkwaardigste - zegt hij ook iets opvallends over de moderne roman. ‘You may show love in a very nice story’ - dat was de literatuur van lang geleden. Daarna kwam er een ander verhaal: ze verveelden elkaar, dat was de literatuur uit het eind van de vorige eeuw. En nu is de man vijftig en begint een nieuw leven, de vrouw wordt jaloers, er zijn kinderen, die de zaak compliceren: ‘that is the third story. We are the third story now.’

Simenon gaat ook nader in op de voorkeur, die André Gide voor zijn werk had. Deze heeft herhaaldelijk met hem over zijn boeken gesproken, ze van uitgebreide commentaren voorzien, hem eindeloos uitgevraagd en volgens Simenon is die belangstelling te wijten aan het feit, dat Gide meer moralist en filosoof was dan ‘creator’. Simenon noemt zichzelf ‘exactly his opposite’. Eenzelfde ervaring heeft hij opgedaan met graaf Keyserling, die al evenzeer geïnteresseerd was, maar hem later afdeed als ‘imbécile de génie’.

Hollywood komt er overal slecht af. Dorothy Parker over Hollywood is kostelijk en hier is Nelson Algren (The Man with the Golden Arm): ‘No. No, I didn't last long. I went out there for a thousand a week, and I worked Monday, and I got fired Wednesday. The guy that hired me was out of town Tuesday.’ De meest excentrieke van dit nogal excentrieke gezelschap is Truman Gapote, of Truman Streckfus Persons, zoals hij blijkt te heten. Hij schrijft alleen liggende: ‘I am a completely horizontal author’ en hij schrijft de eerste versie met de hand - potlood. Daarna volgt een gehele revisie, ook met de hand. Dan wordt de derde versie uitgetikt op ‘yellow paper, a very special certain kind of yellow paper’, een bezigheid, die ook in bed geschiedt; hij kan de machine op z'n knieën balanceren. Na veel gedub en geploeter wordt de eindversie dan op wit papier getikt. Hij blijkt een heel moeilijk heer te zijn met een reeks van dwanghandelingen, een man, die sommige vrienden niet opbelt omdat hun telefoon-

[pagina 101]
[p. 101]

nummer een ongeluksgetal bevat, die geen gele rozen in zijn kamer duldt, hetgeen niet heel fijn is omdat het nu juist z'n lievelingsbloemen zijn, die geen drie sigarettepeuken in de asbak kan zien, die niet in een vliegtuig wil reizen als er twee nonnen aan boord zijn, die niets wil beginnen of beëindigen op een vrijdag... Het is wel heerlijk, als je je al deze dingen kunt veroorloven op grond van eigenlijk maar enkele bestsellers.

Laat ik niet de indruk achterlaten, dat Writers at Work een soort moppenboek is. Allerminst, het merendeel van de gesprekken bevat veel merkwaardigs over zaken als invloed, techniek, de functie der kritiek - komt er niet best af - het ideale werkstuk, short story versus novel enz. Geen van de ondervraagden schijnt evenwel de mening van S. Vestdijk te delen, die, gevraagd of het schrijven hem niet vermoeide, geantwoord moet hebben: ‘Welnee! Je kunt er toch bij zitten!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken