Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Monnikje Lederzak en andere driestheden (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Monnikje Lederzak en andere driestheden
Afbeelding van Monnikje Lederzak en andere driesthedenToon afbeelding van titelpagina van Monnikje Lederzak en andere driestheden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (7.86 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Monnikje Lederzak en andere driestheden

(1968)–Jacques den Haan–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 102]
[p. 102]

Francis Carco P.P.C.

De laatste foto, die ik van de in 1958 overleden Francis Carco gezien heb, staat in dat zo levendig geëllustreerde en levendig geschreven Nachten van Parijs van Jan Brusse. Carco ziet er uit als een zeer vermoeide sauriër en hij kijkt of hij iets uitzonderlijk vies bestuderen moet. Vergeleken met de foto's van de jonge soldaat ‘sous le képi rouge’ uit Mon Ami Carco van André Négis (Paris, 1953) is hij er niet blijder op geworden. Dat boek, dat Négis over de vriend uit zijn jongensjaren schreef, is geen openbaring. Hij vertelt van hun omzwervingen in Nice, waar ze met hun liedjes een zakcentje bijeen zongen, over hun beider dichterlijke enthousiasmes en hij publiceert de brieven uit Rodez, die Carco tot hem richtte en die niet overmatig belangrijk zijn. Carco zocht nog zijn weg, de weg van de dichter: ‘je ne pensais guère alors écrire autre chose que des vers... j'étais loin d'étudier les moeurs de mes contemporains avec l'arrière-pensée d'en tirer des romans’, zoals hij zelf over die tijd heeft bekend. Het zijn tenslotte drie Carco's geworden: de dichter van de wat zangerige, vrij ijle, melancholieke en wel bekorende verzen uit La Bohème et mon coeur - strikt 'a minor poet’; de romanschrijver over het ‘milieu’ van de zware jongens en - voor mij de belangrijkste - de mijmeraar, die in een reeks werken zijn memoires heeft gegeven. In het boek van Négis zien we een Carco, die ‘a sagement compté sur ses doigts les césures’ van zijn eerste verzen en we zien hem in Marseille een matrozenkroeg binnengaan: ‘D'un tour de main, il enlevait son faux col, s'entourait le cou de sa pochette de soie, qu'il nouait sous le menton, rabattait un peu plus sa mèche sur le front, rejetait en arrière son feutre et nous entrions.’ Het is werkelijk niet onaardig verteld, maar het hoofdbezwaar is, dat Négis zo'n oppassende man is en dat hij er eigenlijk een beetje mee inzit, dat Carco de ‘goüt des filles’ had en dat het geen fantasie van Dignimont was om op een van de illustraties bij Carco's De Montmartre au Quartier Latin Carco af te beelden ‘écrivant dans la chambre d'une fille qui, nue et debout prés de lui, tient à la main une bouteille coiffée d'un verre.’ Négis' gekwispel is nogal naïef, zoals ook zijn overweging, dat de naam ‘filles de joie’ zo

[pagina 103]
[p. 103]

weinig toepasselijk is. Wie Carco's romans Jésus-la-Caille, Les Innocents, l'Homme traqué, La Rue, Brumes en een kleine twintig méér, gelezen heeft, kan er nooit aan hebben getwijfeld of deze man wist waarover hij het had. Het zijn romans, die naar Négis ons vertelt, met noeste vlijt in soms zeer verlaten oorden tot stand kwamen, maar die ontworpen zijn in het milieu van de ‘mauvais garcons’ en van de ‘filles’, al dan niet ‘de joie’. De heer Négis is evenwel dermate een brave borst, dat hij ons in zijn slothoofdstuk Carco als moralist laat optreden. Of deze nu al zelf in zijn l'Amour vénal geschreven heeft: ‘je ne suis pas un moraliste’, dat mag natuurlijk niet baten; omstandig met redenen omkleed, die ik helaas inmiddels weer vergeten ben, wordt ons aangetoond, dat Négis gelijk heeft en Carco niet. Gelijk heeft Négis inderdaad als hij ergens schrijft over Carco's ‘nostalgie de la pureté’, want hoezeer hij zich in zijn romans over het ‘milieu’ een realist betoont, door en door romanticus is hij in de derde categorie, de vele boeken met herinneringen als: Mémoires d'une autre Vie, A Voix basse, Montmartre à vingt ons, Bohème d'Artiste, een tien in totaal, werk, subtiel en suggestief, dat mij nog meer heeft bekoord dan die romans.

Het zijn de memoires van een Carco, die niet alleen de ‘goüt du malheur’ had, maar ook de ‘goût de la pluie’ - het regent minstens zo vaak bij hem als bij die kampioen regenmaker, Simenon. De regen, de copains, het milieu, de ‘nostalgie de Paris’ en zijn vrienden de schilders en tekenaars als Utrillo, Dufy, Pascin, Modigliani, Chas Laborde, dat zijn de thema's van deze boeken, die dan ook getrouw herhaald worden in het werk dat-naar ik meen - zijn oeuvre afsluit: Rendez-vous avec moi-même (Paris, 1957). Ook hier zijn mijmeringen over Villon, met wie hij zich zo sterk verwant voelde, over Baudelaire, zoals deze over de quai d'Anjou ging om zich naar de rue de la Femme-sans-Tête te begeven, naar Jeanne Duval; zijn herinneringen aan Marcel Schwob en Katherine Mansfield en ook hier ‘altijd de regen’: ‘j'ai toujours aimé la pluie.’ Herinneringen aan het ‘vie de bohème’, aan die vreemde kerstnacht, doorgebracht bij een al even berooide dich-

[pagina 104]
[p. 104]

tervriend, die zijn intrek genomen had in een huis, dat slechts in aanbouw was - een waar huis der winden; impressies van zijn dwaaltochten in Antwerpen, Brugge en zo waar in Amsterdam. Carco was geïnspireerd door een zeldzaam boekje: Le Putanisme d' Amsterdam uit 1681, en, met een Hollander als gids zien we hem dan ook dwalen in de omgeving van ‘Oude Kerk’, ‘lorgnant les filles’ en langs een ‘vague estaminet’, waar drie vrouwen een ‘cruchon de Fookin’ zaten te ledigen, welke ‘Fookin’ naar ik moet aannemen onze oude vriend Wynand wel zal zijn. Het was oudejaarsavond en Carco besluit deze Amsterdamse impressies, die een vvv prospectus zouden sieren, als hij het maar niet zo druk over die ‘filles’ had, die op papier nu eenmaal niet bestaan, met een vers:

‘Rappelle-toi, dans Amsterdam,
La dernière nuit de l'année:
........
Tandis que, le long des canaux,
Dans leurs boutiques sans persiennes,
De grosses dames en maillot,
Sous des laternes vénitiennes
Faisaient de l'oeil aux matelots.’

Boeiend zijn de herinneringen aan ‘chère grande Colette’, aangevuld met fragmenten uit haar brieven. Rendez-vous avec moimême eindigt met de dood en de begrafenis van ‘le père Frédé’, die van de Butte en van de Lapin à Gill. Hier gaat Carco achter de stoet aan: ‘Puis, avec Dorgelès, Girieud et Durio, je descendis à pied la rue des Saules... Quarante ans plus tôt, j'avais suivi en compagnie du même trio le même chemin... Est-ce bizarre? C'était hier. Qu'en pensez-vous?’ Wij kunnen het hem niet meer vertellen. Ook voor Carco werd het voorgoed: ‘Adieu, la Butte! Adieu, les amis!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken