Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dat weet ik zelf niet (1959)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dat weet ik zelf niet
Afbeelding van Dat weet ik zelf nietToon afbeelding van titelpagina van Dat weet ik zelf niet

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.78 MB)

ebook (4.28 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dat weet ik zelf niet

(1959)–Hella S. Haasse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Jonge mensen in boek en verhaal


Vorige Volgende

Jonge helden

De epische litteratuur van de vroege middeleeuwen kennen we hoofdzakelijk uit wat er via mondelinge overlevering in handschriften van later tijd terechtgekomen is. Al deze heldenliederen staan als het ware nog met één been in de mythologie en zijn vol oude heidense symbolen en motieven. Herhaaldelijk verschijnt in die verhalen, van keltische of noord-west europese oorsprong, het kind, vooral het mannelijke kind, waarbij dan de nadruk ligt op de wonderbaarlijke geboorte, of op het opgroeien of opgevoed worden in eenzaamheid, ver van het ouderlijk huis.

In deze verhalen is er geen sprake van belangstelling voor de jeugd als zodanig. De kinderen en jonge mensen zijn net als die in de oude volkssprookjes eigenlijk arche-typen: de verwachting van bevrijdende wonderen van een miraculeuze verlossing uit de harde werkelijkheid, de hoop op het nieuwe dat alles anders en beter zal maken dan het was, leeft in de mensheid sinds de dageraad van haar bewustwording. De verlossende god, de heros, de sprookjesprins, de arme houthakkers- of schoenlapperszoon die uitverkoren is om alle beproevingen te doorstaan en met de koningsdochter te trouwen, zijn altijd jong. Ieder pasgeboren kind wekt in de ouderen, de al langer levenden, een vaak niet te beredeneren gevoel van vreugde en hoop: het bestaan gaat dóór, er is een nieuwe kans, een nieuwe mogelijkheid. Dat het Christendom de wereld een verlosser aanbood in de gedaante van een klein kind in de kribbe, is waarschijnlijk bij de kerstening van grote betekenis geweest. In de vroege middeleeuwen hebben de mensen in onze streken zich Christus en zijn apostelen voorgesteld als een koene held uit het morgenland, met een gevolg van twaalf ridders, rondtrekkend om onrecht te wreken en de verdrukten te helpen. Beelden uit de vroegere hei-

[pagina 20]
[p. 20]

dense voorstellingswereld, van onoverwinnelijke dood en verderf zaaiende stamhoofden en drakendoders van goddelijke afkomst, smolten samen met de nieuwe opvatting van een held die de zwakken beschermt, en die het Boze bestrijdt omdat het slecht is. Zo is ook bij het Christuskind, dat aanvankelijk waarschijnlijk vooral aanvaard werd om zijn overeenkomst met de op wonderbaarlijke wijze geboren held, steeds meer de nadruk komen te liggen op de hulpeloosheid en de onschuld, op zijn koninkrijk dat niet van deze wereld, en zijn heerschappij die vrede is. De kunst die het kind verheerlijkt, is in wezen christelijke kunst. Zou het kind ooit zijn gaan meetellen onder de mensen, als er niet geleidelijk wat meer begrip was ontstaan voor de noden van de zwakken en de waarde van de onschuld? Dat heeft overigens toch nog bijna tweeduizend jaar geduurd. Pas in de latere middeleeuwen, na 1200, vindt men, en dan nog hoofdzakelijk in de geestelijke liederen het kleine goddelijke kind beschreven met vaak ontroerende détails, waaruit men kan opmaken dat de dichters oog hebben gehad voor de bekoorlijkheid en hulpeloosheid van werkelijke babies en kleuters. In het heldendicht uit die tijd gaat het in de eerste plaats om de actie. De kinderen die er in voorkomen, zijn altijd buitengewoon dappere, sterke en mooie kinderen, voorbestemd om grote helden te worden. Zij worden alleen maar anders dan terloops beschreven als hun optreden een functie heeft in het spannende verhaal.

De jonge man gaat meetellen zo omstreeks zijn vijftiende jaar, wanneer hij zijn vaardigheid met de wapens bewijzen en een bruid kiezen kan. De adolescent, de rijpende jonge man, vervult een belangrijke rol in de heldendichten. Tegen zijn jeugdige kracht en moed zijn geen monsters of vijanden op den duur opgewassen. Diep doordrongen van de taak die hen wacht stappen de jongens uit een harde kindertijd over in de wereld vol geweld, verraad en strijd, waarin men zich alleen door moed, behendigheid en trouw kan staande houden, of zij nu Beowulf of Dietrich, Reinout, Roland of Rodrigo heten. In de hoofse ridderromans, waartoe de verhalencyclus over Koning Arthur en de ridders van de Tafelronde behoort, komen we alle bekende motieven weer tegen: de geheimgehouden geboorte van de held, zijn opvoeding in afzondering, de beproevingen die hij moet doorstaan voor hij erkend wordt, of voor hij een schat, een koninkrijk of een aangebedene de zijne mag noemen, alleen is hier alles doordrenkt van een nieuwe, andere geest. Wij zijn ver van de naieve trots op

[pagina 21]
[p. 21]


illustratie
wolfram von eschenbach [ca. 1170-1220] naar een miniatuur uit het Manessische Liederhandschrift


[pagina 22]
[p. 22]

bloedvergieten en berserkerwoede. De ridder zonder vrees of blaam is nu het ideaal, de jonge man wiens ziel even onbevlekt is als zijn blazoen. Alleen wie rein van hart is, mag de Heilige Graal aanschouwen, die in de Arthur-verhalen zo'n belangrijke rol speelt. Galahad, een van de eerste Graalhelden, gaat helemaal op in zijn taak en is door geen banden van liefde of vriendschap aan een medemens gebonden. Parcival verlaat zijn vrouw en zijn huis om de Graal te vinden. Voor Lohengrin gaat gehoorzaamheid aan de code van de graalgemeenschap boven alles. Door ziekte, betovering of tegenslag machteloze ouderen en in haar eer gekrenkte of belaagde vrouwen leggen hun lot in handen van jeugdige kampioenen, een Iwein, Walewein of Gawein, een Tristan of Lancelot, die altijd aan de lezer worden voorgesteld als kersvers van hun afgelegen slot of land gekomen, bezield met nobele voornemens, zich nog niet bewust van de valstrikken der wereld of van de zwakheden van hun eigen hart. Mystiek en een ondanks alle hoofse formules toch wel vooral zinnelijk-gerichte vrouwendienst kenmerken deze ridderromans uit de latere middeleeuwen. De liefde is een belangrijk element geworden in de litteratuur: de liederen zingen van niets anders meer dan van heimelijk geluk, ontrouw, verlaten maagdelijns, wreed gescheiden geliefden, ‘en si conden byeen niet comen, dat water was veel te diep’. In de oosterse, of ‘saraceense’ roman Floris ende Blancefloer gaat het niet langer om wapenfeiten en heldendaden, maar om de aandoenlijke liefde tussen een moorse prins en een christenslavinnetje. Ook in een van de unieke nederlandse abele spelen en wel in Lanseloet van Denemarken draait alles om liefde en standsverschil en de verloren maagdelijkheid, thema's die in vroeger tijden niet aan de orde kwamen, of in elk geval niet tot grote problemen aanleiding gegeven hebben. Dat in al deze geschiedenissen de hoofdpersonen jonge mensen zijn, blijkt alleen al uit het feit dat er sprake is van liefde. Vaak zijn er conflicten met de vader of de moeder of beide ouders over de keuze van de geliefde. De tragische afloop van de meeste liefdesverhalen is gewoonlijk het gevolg van ongehoorzaamheid en opstandigheid van de jonge mensen, die er weliswaar niet over denken te tornen aan de bestaande orde der dingen, maar in wie de behoefte is ontwaakt om in het vlak van de gevoelens en menselijke verhoudingen iets van de eigen persoonlijkheid te leggen. Natuurlijk is dat allemaal hoogstens aangeduid met een aarzelend begin van psychologische motivering. Uit het feit dat dergelijke onderwerpen zo bijzonder geliefd zijn in de late

[pagina 23]
[p. 23]

middeleeuwen zou men haast geneigd zijn de conclusie te trekken dat de mensen geleidelijk de gevoelswereld belangrijker gaan vinden dan de veten en beproevingen en wapenfeiten van legendarische helden, die een heel andere functie krijgen in de gedachtenwereld der mensen nu men gaandeweg enig begrip voor het werkelijk historische krijgt. Daarbij komen dan ook een begin van ontwikkeling der wetenschappen, en toenemende belangstelling voor kennis. Mariken van Nieumeghen uit het gelijknamige vijftiende-eeuwse mirakelspel, valt aan de duivel ten prooi uit begeerte naar het leren van ‘consten’. Het spel is nog zeer middeleeuws in de beklemtoning van bekering en boetedoening, maar in het figuurtje van Mariken, intelligent en temperamentvol meisje uit het volk, valt toch al iets van vroege renaissance-mentaliteit te bespeuren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken