Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De heyr-baene des cruys (1672)

Informatie terzijde

Titelpagina van De heyr-baene des cruys
Afbeelding van De heyr-baene des cruysToon afbeelding van titelpagina van De heyr-baene des cruys

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.12 MB)

ebook (8.04 MB)

XML (0.84 MB)

tekstbestand






Vertaler

Peeter Mallants



Genre

poëzie

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De heyr-baene des cruys

(1672)–Benedictus van Haeften–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Bladt-wyser.
Vande ghedenck-weerdighste dinghen die inde Heyr-baene des Crvys verhandelt worden.

DEdicatie oft op-dragh-brief.
 
Inleydingh tot de Heyr-baene des Cruys.
Aenspraeck vanden Autheur tot den Reysenden man.

HET eerste Boeck
Vande Heyr-baene des Crvys.
HET. I. CAP.

Voor-Reden.folio 1
De wereldt is een dal der traenen.1
[pagina 441]
[p. 441]
Tharsis de stadt der wereltsche menschen wat sy beteeckent.2
Beschrijvingh vande soete Lenten.3
Staurophila krijght een begeerte om te besoecken de Capelle van het H. Cruys.3
Derwaerts gaende valt in verscheyde dool-weghen.4
Waer van Staurophila haeren naem heeft ghekreghen.3. 13
Een ghebedt, om te moghen kennen den Wegh der saligheydt.7

HET II. CAP.

Dat het Cruys den sekeren wegh is tot den Hemel, die yder een door-wandelen moet.9
Christus verschijnt aen Staurophila inde ghedaente van eenen Ionghelinck, ende begint met haer te reden-kavelen.9
De Heyr-baene des Cruys is den wegh der saligheydt.11. 12
T'woort alleen des Cruys is seer hardt luydende.13
Den wegh der deught is swaer, ende moeyelijck.13
Christus is den Doctoor ende Leeraer des waerheydts.14
De schole Christi leert den wegh des Cruyce.14
Merck-teecken vande schapen Christi.15
Dit leven en kan sonder Cruys niet gepasseert worden.15

HET III. CAP.

Wat dat het Cruys is, en hoe veelderley.17
Wat dat het Cruys is.18
Nicolaus den Cruys-drager, draghende een houten Cruys.19
Wat dat is het Cruys op-nemen.21
Den winckel van verscheyde Cruycen.22
Hoe veelderley dat het Cruys is.22
Petrus is averechts ghecruyst.23
Het Cruys van S. Andries.23
[pagina 442]
[p. 442]
Het Cruys vande alderheylighste Maghet Maria.24. 38. 39
Hoe nut, ende profijtigh dat is het Cruys der sieckten.25
Verganckelijckheydt der aerdschen rijckdommen.26
Wat benautheden de rijckdommen mede-brenghen.26
Die vande menschen veracht worden, zijn van Godt verkoren.27

HET IV. CAP.

Dat Christus alle soorten van Cruycen ghedraeghen heeft.28.
Wat ellenden Iob al onderstaen ende gheleden heeft.28
Christus heeft gheleden alle soorten van quellinghen.29
De droefheydt Christi is voort-ghecomen uyt elcke sonden der menschen.31
Christus heeft bemint de armoede.32
Hy is versaedt gheweest met versmaetheden.34

HET V. CAP.

Hoe dat door't exempel vande alderheylighste Maghet Maria het Cruys moet ghedraghen worden.35
Den ondanckbaeren is oorsaeck datmen gheen weldaeden meer en doet.36
Den penninck daer men't Rijck der Hemelen mede koopt, is het Cruys, en de quellinghe.37
Het sweert des droefheydts van Maria.41

HET VI. CAP.

Waerom de Cruycen noodigh zijn.43
Den wegh tot het Vaderlandt is het teghenwoordigh leven.44
De wereldt is bitter op datse niet en sou bemint worden.45
Den rijcken vreck is om de weelden verdoemt.46
Den voorspoet van dit leven is te vreesen.46. 92
Naer den voorspoet volght den teghenspoet.48
De quellingh beproeft den mensch.48. 49
[pagina 443]
[p. 443]
Den duyvel verwijt Iob dat hy Godt dient om den loon.50
Wat dat is de patientie oft lanckmoedigheyt.51
Hoe de Lacedemoniers den inborst der kinderen beproeven.52
De beproevingh der Monincken.53

HET VII CAP.

Dat het Cruys van Godt naer yders krachten gematight, ende geschickt wort.55
Godt weeght dat, eer dat hy't den mensch opleght,56
Godt hanght de Cruycen in een weegh-schael.56
Niemant lijdt swaerder Cruys als hy kan dragen.57
Met kleynmoedighe handelt Godt sachter, als met kloeckmoedighe zielen.59
Hy sent de Cruycen aenden mensch als eenen alderliefsten Vader.60
Godt is by en met de bedruckte van herten.61

HET VIII. CAP.

Hoe dat Christus ons heeft willen te kennen gheven, dat den wille teenemael sterck moet wesen tot de Cruys-draegingh, als hy gheseydt heeft, soo wie wilt komen nae my.61
'T Cruys Christi is soo aenghenaem dat het niet noodigh is jemant daer toe te noodigen oft te praemen.62
Christum te willen volghen is het eerste vande Heyr-baene des Cruys.62. 67
Daer zijn luttel lief-hebbers van't Cruys.63
Hoe kranck dat is den menschelijcken wille.64. 65

HET IX. CAP.

Dat de Minnaers der wellusten het Cruys vlieden.69
Voor een kleyne quellingh kooptmen af de eeuwighe.71. 72
Hoe schadelijck dat is de droefheyt aende ghesontheydt vanden mensch.73
De natuer moet overwonnen worden.74
Hoe den H. Apostel Andreas sich verheughde in het Cruys.Het verlanghen vanden selven tot het
[pagina 444]
[p. 444]
Cruys.75
Die het Schepsel voorstelt aen Godt, en sal den Schepper selfs noyt ghenieten.77

HET X. CAP.

Dat de eersuchtige het Cruys versmaeden.78
Eertijdts was de lijf-straffe des Cruys groote schande.78
De vluchtighe slaven wierden eertijts gheteeckent met het Cruys.80
Een edelman en moet sich niet schamen het Cruys te draeghen.81
Waerom Christus het Cruys verkoren heeft.82
Den Schepter van het Rijck Christi is het Cruys.82
D'oodtmoedigheydt vanden Coningh David.83
Hoe goet dat het is voor Godt veracht te worden.83
D'oodtmoedigheydt van Eduardus Coningh van Engelandt.84
De dwase des werelts heeft Godt verkoren.86. 87
Klaghte der sondaeren over den versuymden wegh der saligheydt.87. 92

HET XI. CAP.

Dat de sondaers vanden duyvel een swaerder Cruys opgheleydt wort.89
Niemant is vry van quellinghen.89
De blijdtschap der werelijcke is kort, ende vermenght met droefheden.90
De sorghen, ende Cruycen der Koninghen.91
Sampson verbeeldt de slavernije vanden sondaer.93
Den sondaer heeft noyt ruste.93
Den Esel draeyende den meulen is een figuer vanden sondaer.93
Wat een torment dat is een ongheruste Conscientie.95
Die by de Romeynen ghecruyst wierden moesten hun Cruys selver draghen.96

HET XII. CAP.

Dat aen de wellustighe, gierige, en eersuchtighe, en hoofsche menschen geen Cruycen en ontbreken.97
[pagina 445]
[p. 445]
In alle dinghen is ydelheydt, ende quellingh des gheests.97
Hoe schadelijck dat de wellusten zijn.98
Het quaedt der oncuysheydt.100
De Rijckdommen worden doornen genoemt.101
Martyrie vanden gierigaert.101
Afbeeldsel vande helle inden gierighen.102
Aen hoe swaere arbeyden de Eer-sucht onderworpen is.103
De sorgh en slavernije van d'eersuchtighe.104
Aman is droef om dat Mardocheus hem niet en groet.105
Een dichtjen waer in de fouten van t'Hoff beschreven worden.106
Hoe ellendigh het Hofsch leven is.106
Hovelinghen zijn Martelaers vande werelt.107
Philippus den derden wenscht soo langh Eremijdt geweest te hebben, als hy de Croone van Spaenjen gheregeert heeft.107

HET XIII. CAP.

De Cruycen der gehouwde.108
De onghemacken des Houwelijcks.109
De onbindelijckheydt des Houwelijcks is een seer swaer Cruys.109
Boosheydt vande tonghe der Vrauwen.112
Wat een Cruys dat de Vrauw aenden Man is.112
Een exempel van een quade Vrauwe.112
Exempel. Hoe seker Man binnen Leven sijn Vrauw op sijn schouderen nam, achtende haer sijn grootste Cruys te wesen.113
Wat al swaericheden de kinderen aen d'Ouders veroorsaken.115
De arbeyden, ende droefheden der weduwen.116. 117

HET XIV. CAP.

Dat de verloogheningh sijns selfs de beste bereydingh is om het Cruys te draeghen.119
Verloogheningh sijns selfs.120
Hoe den mensch sy-selven verlaten kan.121
[pagina 446]
[p. 446]
Voorsichtigh antwoort van een Ionghman die sy selven verlooghent hadde.123
Soodaenighe verloogeningh in een Eremijdt.123
Den mensch moet aen sich selven versterven om te leven aen Godt.124
De liefde tot de Vaders oft vrinden moet verstorven worden.125 126
De verstervingh is aen een Christen mensch noodigh.125
Exempel van verloogheningh sijns selfs in Christo Iesu.126
Dierghelijck inden Patriarch Abraham.127
De verloogeningh sijns selfs is noodigh aen ziel en lichaem.127. 128
De sinnelijckheydt is het verwecksel der sonden.128
Hoe de memorie, verstandt, en wille moeten verlooghent worden.130
Den eyghen wille moet verlooghent worden.131

HET XV. CAP.

Christus heeft ons met woorden en wercken gheleert, hoe dat wy het Cruys draghen moeten.131
 Eynde van het eerste Boeck.
Een dichtjen tot den Leser.134

Tweede Boeck
Vande Heyr-baene des Crvys.
HET I. CAP.

Dat het Cruys sonder uytstel terstont moet opgenomen worden.135
Hoe ongestadigh, ende veranderlijck dat den wille vanden mensch is.135
Allen uytstel inde ghelegentheydt van de saligheyt is schadelijck.137
Allen uytstel is ghevaerelijck.139
De doodt is onseker.141
Dat den eersten ouderdom aen Godt moet toe-ge- 
[pagina 447]
[p. 447]
eyghent worden.142
Dat het Cruys sonder uytstel moet op-ghenomen worden.142
Den wensch der Minnende is aen 't beminde ghelijck te wesen.143
Dat het Cruys door t'voor-beeldt van andere moet aenveert worden.143
Sekere veropenbaeringh van een Religieu vande verscheydentheydt der menschen die het Cruys-draghen.144

HET II. Cap.

Dat yder een sijn Cruys moet draghen, gheen verkiesen.147
Welck dat het Cruys van yder een moet gheseydt worden.148
Al dat van Godt komt moet goet geacht worden.148
Elck een moet sijn Cruys draeghen.148. 154. 155
Het Cruys en magh onder de quaden niet gerekent worden.148
Het Gheloof leert ons dat de quellinghen goet, ende verdienstelijck zijn.149
Christus noch een onmondigh kindt zijnde, heeft den teghenspoet verkosen voor den voorspoet.150
De danck-segginghe vanden H. Franciscus in quellinghe.151
Hy noemde sijn quellinghen Susters.151
De volbrengingh van den wille Godts, is eenen troost der Godtvruchtighe.152
Begeerte vanden H. Franciscus Xaverius om te lijden.152
T'is ongheoorloft een Cruys te verkiesen, maer dat ons opgeleydt wort, moetmen aenveerden.154

HET III. CAP.

Dat het Cruys niet ghetrocken, maer ghedraghen moet worden: ende dat oock versmaet moeten worden de lasteringen, t'ver- 
[pagina 448]
[p. 448]
wijt, en t'geklap vande menschen, datmen daerom moet hooren, en lijden.157
Dat het Cruys moet ghedraghen niet ghetrocken worden.158
Hoe den schroom des Cruys moet versoet worden.159
Het Cruys wordt vergheleken by de roede van Moyses.159
Die Godt bemint en soeckt maer te lijden.160
T'verwijt des Cruys moet naer t'voorbeeldt Christi verdraghen worden.162
Men mach niet beschaemt zijn het Cruys te draeghen.163
Een suyver Conscientie en vreest het gheklap der menschen niet.164
Goede ende quaede worden t'samen ghequollen, maer met onghelijcke uytkomste.165
Waerom dat Christus ghekruyst is.166
De volmaecktheydt wort gheboden aen alle Christenen.166
Beginsel, eynde, ende trappen vande lijdtsaemheyt.167

HET IV. CAP.

Dat men sy selven inde draegingh des Cruys niet beroemen mach.168
Het visioen van Arsenius vande twee die het hout overdweers droeghen.169
De beroemingh moet in alle goede wercken gheschouwt worden.169
Hoe ydel dat het is menschelijcken loff te soecken.170
Wat een groot quaedt dat d'ydel glorie is.171
Datmen gheen deught en magh doen om vande menschen ghesien te worden.172
Hoe d'ydel glorie moet verwonnen worden.173
De ooghe des ghemoets is d'meyningh des herten.173
[pagina 449]
[p. 449]
De meyningh moet altijdts recht, ende tot Godt ghestiert worden.174
D'oodtmoedigheydt moet inde Cruys-dragingh bewaert worden.175
Den Keyser Heraclius en kan met het Koninghlijck habijdt het Cruys niet draghen.175

HET V. CAP.

Datmen Christum met het Cruys moet volghen niet vooren gaen.176
Dat ons een Leydtsman in het gheestelijck leven van noode is.178
Wat dat beteeckent Symon Cyrenaeus het Cruys draeghende naer Iesum.179
Waerom Christus aen Zachaeus belastede vanden boom te daelen.179
Ons eyghen goetduncken is seer schadelijck in het gheestelijck leven.180
Datmen met den eyghen wille niet en mach inden Hemel gaen.181
Ghedenck-spreuck van d'oude Monincken vanden eyghen wille.181

HET. VI. CAP.

Dat het Cruys door't exempel Christi wel moet ghedragen worden.183
Christus moet na-ghevolght worden.184
Hoe Heerlijck dat het is den Heere te volghen.185. 186
Die een waerachtigh Christen mensch is, moet Christum volghen.187
Het lidtmaet moet lijden met het hooft.188
Christus is het Hooft der Ghelovighe.188
Dichtjen van Staurophila, waer mede sy te kennen gheeft haer begheerte om te lijden.189

HET VII. CAP.

Een wederleggingh der klaghte van de seer groote langhde, ende swaerte des Cruys.191
De beginnende worden minder ghetenteert.191
Het Cruys moet gheheel ghedraghen worden.192
De godtvruchtighe worden dickmaels door d'ydel 
[pagina 450]
[p. 450]
glorie gheoeffent.192
D'opinie vanden mensch maeckt het Cruys swaerder dan't in sy selven is.193
Hoe eenen Novitius der Carthuysers in sijnen roep versterckt is gheworden.194
Een yder meynt dat sijn Cruys het swaerste is.195
Godt sal niemandt laten lijden boven sijn macht.197

HET VIII. CAP.

Dat het Cruys dagelijcks moet ghedragen noyt wegh-geworpen worden.198
Hoe quaet dat het is te murmureren om het Cruys.199
De ghewoonte versoet de quellinghen.201
De af-metinghen des Cruys.202
Met wat ghemoet Christus het Cruys gedragen heeft.203
De Heyr-baene des Cruys is den wegh der salicheydt.204
Het Cruys moet daghelijcks gedragen worden.204
De volherdingh is noodigh inde Cruys-dragingh.205. 208
Niemant en kan het Cruys ontvluchten.205
Dat den mensch sich ghelijck-vormigh moet maken aenden wille Godts.206
Door d'aenmerckingh vanden eeuwighen loon worden de Cruycen soet.207
Waerom Christus niet van't Cruys gedaelt is.208

HET IX. CAP.

Die het Cruys draeght en mach gheen ydel glorie hebben.209
De ydel glorie beleedight de volmaeckte.210
Sy vervoeght haer schalckelijck met de goede wercken.211
De bekoringh van d'ydel glorie comt voort uyt het betrauwen sijns selfs.211
Sich verheughen in menschelijcken loff, is seer perijckeleus.211
De ydel glorie leght listen en laghen aende goede intentie.212
[pagina 451]
[p. 451]
Remedie teghen d'ydel glorie.213
Hoe ydel datse is.213
Den eersuchtigen wort vergeleken by de Maene.215
De ydel glorie is een verstroyster der verdiensten.215

HET X. CAP.

Met wat intentie het Cruys moet ghedragen werden, ende ten eersten om te voldoen voor de sonden, ende t'ontgaen de pijnen der Helle.217
De trappen van een goede intentie.217
De verscheyde intentie der ghene die met Christus het Cruys draghen.218
'T verschil datter is tusschen de intentie van vreese, hope, en liefde.219
De sonden verdienen ghestraft te worden.220
Den wegh der vreese.220
De quellingh is een weldaedt Godts.221
Hoe dwaes de klaghte is teghen Godt in teghenspoet.221
Voor de sonden te willen voldoen in't vaghevier is seer onvoorsichtelijck ghesproken.222
De voldoeninghen oft pijnelijckheden van dit leven zijn veel verdienstelijcker als van het toecomende.223
De ghedachtenis vande Helle is een spoore van verduldigheydt.224

HET XI. CAP.

Met hope van loon moet het Cruys ghedraghen worden.225
Ten opsichte vande glorie moet het Cruys ghedraghen worden.225
De hope van glorie, is een troost vanden aerbeydt.226. 227
Waerom dat Christus hem naer de Verryssenisse heeft laten tasten.226
Den loon oft prijs voedt de lanckmoedigheyt.226
Als den Hemel aensien wort, worden alle swaerigheden licht verdraghen.227
Christus de blijdtschap hem voor-ghestelt zijnde, heeft het Cruys verdraghen.228
[pagina 452]
[p. 452]
Moyses siende op de vergheldingh heeft verkosen met het volck Godts gequelt te worden.228
Wat de steenen aenden H. Steven soet ghemaeckt heeft.228
Waerom de menschen soo noy lijden.229
Het Rijck der Hemelen en wort sonder Cruys niet verkreghen.230
De hope van glorie inde quellingh.230
Den penningh daer den Hemel me ghekocht wort ist Cruys en quellingh.231
Yder mensch wilt wel den Hemel besitten, maer en wilt niet lijden.231
Godt is de soetigheyt daer alle swaerigheden door versoet worden.231

HET XII. CAP.

Dat het Cruys ter liefde Christi moet ghedraghen worden.232
Het staet de kinderen toe hunnen Vader in alles te behaeghen.232
De kinderen en moghen de discipline des Vaders niet versmaden.233
Aen het Cruys en ontbreckt gheen vertroostinghe.233
Een Vader gheesselt den sone voor den welcken hy bewaert sijne goederen.234
Het ken-teecken der kinderen Godts is het Cruys en quellinghe.234
Daer en is geenen arbeyt in liefde.235
De soetigheydt der liefde.235
De quellingh oft Cruys is de spijse der uytverkoren.235
Den vonck oft banst vande Goddelijcke liefde is Christus.236
De liefde Christi t'onsewaerts.236
Den kelck des lijdens moet vande handt Godts aenveert worden.237
Het Cruys van waer oft van wie het oock komt, en moet niet anders, als vande vaderlijcke handt Godts ontfanghen worden.237
[pagina 453]
[p. 453]
Het is de handt des Vaders, die ons het Cruys opleght.237
Staurophila wenscht aen Godt te behaghen.238
Een sekere Maghet verghelt onghelijck met weldaeden.239
Hoe de selve tot de volmaecktheyt geraeckt is.239
Een dichtjen leerende, dat de beste vrinden Godts meest hier op de wereldt lijden moeten.240
Het welbehaeghen vande Goddelijcke schickinge, is aende godtvruchtighe een oorsaeck van blijschap.239

HET XIII. CAP.

Datmen in't Cruys oft quellingh bidden moet.240
De mystike pijlen zijn de ghebeden.241
Datmen in't Cruys oft quellingh bidden moet.241
De gheestelijcke konste van schieten.241
Waerom men in't Cruys bidden moet.242
De quellingh oft het Cruys helpt het ghebedt.243
Het Cruys leght ons een noodtwendigheydt op, om onsen toevlucht tot Godt te nemen.244
Absolom verbrandende't graen van Ioab wat hy daer door beteeckent heeft.245
Het Cruys dwingt den mensch tot Godt te gaen.245
Het Cruys oft ghequel gheeft den staet van jeders ziele te kennen.246
Hoemen inde quellinghe bidden moet.247
Hoe profijtigh dat het is sijn quellinghe te vereenighen met de verdiensten van Christus.247
De resignatie is noodigh inde quellingh oft tegenspoet.247

HET XIV. CAP.

Datmen in't Cruys sich selven verblijden moet.249
Wat dat is op de harpe oft cyther spelen gheestelijcker wijse.250. 256
Het Cruys is d'oorsaeck van alle vreugt, ende blijdschap.251
T'is een seker voor-teecken vande eeuwighe saligheydt sich in quellingen en Cruycen te verblijden. 
[pagina 454]
[p. 454]
Exempelen der ghener die hun in teghen-spoedt verblijdt hebben.253
De tormenten zijn aen Marcus, en Marcellianus vrolijcke maeltijden.254
De H. Thecla achtede de tormenten weelden te wesen.254
De H. Agatha is blijde in pijnen.254
De H. Agnes verheught haer in haere lijf-straffe.254
Hoe de snaren van het Psalter-spel moeten gheraeckt worden.256
De Resignatie in quellinghen is een soete Melodye in d'ooren Godts.256
Die sich ghelijck-vormigh maeckt aenden wille des Heeren, heeft hier rust, en vrede.257
Twee liedekens van Staurophila.258. 259. 260. 261

HET XV. CAP.

Datmen in't Cruys, ende voor dat danck-segginghen doen moet.261
Men moet danckbaer aen Godt zijn in quellingen.262. 266
Iob bedanckt Godt in sijn ellenden.262. 266
In weldaeden danckbaer zijn, is een saeck van kleynen ghewichte.263
Eenen Deo gratias, oft Godt loont, in teghen-spoedt, is van grooter waerde, als ses duysent in voor-spoedt.263
Ghelijck de gulde Roede vanden Koningh Assuerus, alsoo moet oock het Cruys ghekust worden.264
Het Cruys en quellingh moeten met eenen kus aenveert worden.264
Het ghequel is aende godtvruchtighe een vertroostingh.265
De Persianen bedanckten den Koningh, als hy hun oock ten onrechte hadde doen gheesselen.265
Te lijden voor Godt, is meer als dooden verwecken.265
Den H. Bonifacius Martelaer met de pooten der beesten verscheurt zijnde, is blijde.266
Den H. Saturninus bedanckt Godt in de tormenten.266
[pagina 455]
[p. 455]
Den H. Laurentius gebraden zijnde, danckt God.266
Den H. Theodorus bedanckte Godt, als hy ghemarteliseert wirt.267
Den H. Servulus singht aenden Heere loff-sanghen in sijne sieckte van lammicheydt.267
Den H. Iacobus danckt Godt soo dickwils als hem een lidt wirt afghesneden.267
Den H. Cyprianus gehoort hebbende het vonnis van sijne doodt, seyde, Godt loont.267
De H. Clara danckt Godt in sieckten.267
Die aen Godt danckbaer is in quellinghen, wort aende Martelaers ghelijck gemaeckt.268. 269
De gramschap Godts is vol van bermhertigheden.268
T'is de meeste Godts-dienstigheyt Godt te bedancken in kranckheden.269
Wat een goet-ghebedt dat is Deo gratias, oft Godt loont.269
Iob gheslaghen zijnde als een klock, gaf een soet gheluyt uyt.270
Te klaghen van Godt in lijden, is een teecken van een ondanckbaer mensch.271
De danck-seggingh onderscheyt de goede vande quade.271

HET XVI. CAP.

Datmen meer in tegen-spoet, als voor-spoet moet danckbaer wesen, niet alleen aen Godt, maer oock aende ghene, die ons het Cruys aendoen.272
De quellingh is een weldaedt Godts.272
Men moet Godt meer danckbaer zijn in teghenspoet als in voor-spoet.272
De quellingh verweckt in ons de vreese Gods.273
Den voor-spoet van dese wereldt is een voorteeckingh vande toecomende verdoemenis.273
Nauwelijcks ghebruyckt jemant't Cruys oft quellingh qualijck, den voor-spoedt nauwelijcks jemant wel.273
De quellingh is een voor-teecken van d'eeuwighe 
[pagina 456]
[p. 456]
saligheydt.273
De quellingh verduldighlijck verdraghen heeft eenen eeuwigen ende oneyndelijcken loon.274
De H. Theresia bemint sterckelijck haere vyanden.275
Wy zijn schuldigh onse vyanden ende vervolgers te bedancken.275
Den Patriarch Alexander verlost den ghenen die hem gout onstolen hadde.277
Exempels der ghene die weldoen aen hunne vyanden.277 & seq.
Wie dat het ghebodt vande vyanden te beminnen volbrocht hebben.277
Den godtvruchtigen vondt van Ioannes Eleemosynarius om sich te wreecken.278
De H. Lydwina vergelt het onghelijck met weldaeden.279
Wie volmaecktelijck vry is vande ghedachtenis der injurien.280
D'exempels moeten ons een navolgingh inscherpen, gheen cleynmoedigheydt.281

HET XVII. CAP.

Verre zy van my te beroemen dan in het Cruys ons Heeren Iesu Christi.282
Dat men in't Cruys sich beroemen moet.282
Wat dat is beroemen inden Heere.283
Quellinghen lijden is de meeste eere, die kan bekomen worden.283
Hoe Christus sich in't Cruys beroemt heeft.284
Den Schepter Christi is het Cruys.284
Christus regneert in ons door de strengigheden des Cruys.285
Een Edelman en moet sich niet schaemen het Cruys te draghen.285
Wat een digniteyt dat het is het Cruys draghen.286
Den H. Apostel Paulus beroemt sich in quellingen.286
De beproevingh der sterckheyt in quellingen.287
De H. Secunda acht het haer schande te wesen, niet  
[pagina 457]
[p. 457]
ghepijnight te worden.288

HET XVIII. CAP.

Dat het eynde vande Heyr-baene des Cruys, is de Cruysingh des vleeschs. 
Wat het eynde is vande Cruys-dragingh.291
Het vleesch moet ghecruyst worden.291
Een Christen-mensch moet aen Christus ghelijck-vormigh ghemaeckt worden.292
De volherdigheyt is nootsakelijck in het Cruys.292
Welcke eygentheyt aen Christus toe-behooren.293
T'is noodtsakelijck dat een Christen mensch altijts ghecruyst zy.293
Hoe schadelijck dat het vleesch is.294
De verstervingh des vleeschs is aen een Christen-mensch noodtsaeckelijck.294
De gheestelijcke Cruysingh.295
De gheestelijcke naghels daer den mensch mede moet ghecruyst worden.296
De naghels vande Liefde.296

HET XIX. CAP.

Hoe dat de wereldt moet ghecruyst worden.299
De wereldt moet aen ons ghecruyst worden.299
Het fondament van het gheestelijck leven is de verstervingh.299
De duyvels vreesen de ghene in de welcke sy het Cruys sien.299
Den duyvel is ghecruyst.300
Hoe wy aende wereldt sterven.301. 304
Niet het minste vande wereldt mach ons vast houden.302

HET XX. CAP.

Het is van noode met den ghecruysten t'samen ghecruyst te worden.305
Schoonheydt vanden boom des Cruyce.306
Den mensch geestelijcker-wijs gecruyst.307. 308
De nagels der liefde.308
Hoe dat wy met Christus aen het Cruys ghehecht konnen worden.309
Hoe Christus in ons is levende.310
De Goddelijcke liefde maeckt een ontgeestinge, 310
[pagina 458]
[p. 458]
Wensch om met Christus te sterven.312
Die met Christus hier lijden verheft Godt hier naer in glorie.314
Eynde vanden Tweeden Boeck vande Heyr-baene des Crvys. 

HET Derde Boeck.

VOor-reden.315
De Hope der vruchten vermindert de pijne, en arbeyt.315. 316
De H. Theresia soude wel willen uyt den Hemel komen, op dat sy soude mogen lijden.317 & seq.
Het verdriet des Cruys moet verjaeght worden.318

HET I. CAP.

Het Cruys behoedt den mensch vanden val, ende het verwint de bekoringen.320
De vyanden der ziele.320
Hunne bekoringhen.321
Hoe goet ende saligh dat het is somwijlen sieck te zijn.323
Het Cruys der sieckte is een weldaedt der ziele.324
Ongheluckigh zijnse die in teghen-spoet hun leven niet en beteren.326
De kracht van het teecken des H. Cruys.327
De vyanden der ziele worden door het Cruys verjaeght.327
De wapeningh van een Christen-mensch is het Cruys.327
Den H. Benedictus wentelende sich naeckt inde distelen en doornen verwint de bekoringh des vleeschs.328
Den H. Bernardus springhende in den winter in een stilstaende water.329
Den H. Franciscus inden sneeuw.329

HET II. CAP.

Den mensch wort door het Cruys ghebetert, ende ghesuyvert van sonden.330
De quellingh suyvert ons van sonden.331
Waerom de voldoenende wercken pijnelijck genoemt worden.331
[pagina 459]
[p. 459]
Door de gheesselen van Godt ons toe-ghesonden konnen wy voldoen voor de sonden.331
Den Abt Ioannes weyghert te ghenesen een sieckte, die aen den siecken noodtsaeckelijck was.332
Waerom de ghesuyverde zielen meest ghequollen worden.333
De quellinghen suyveren de ziele.333
Met de gheessele des Cruys wort het stoff der sonden uytgheklopt.335
Godt is aldermeest vergramt, als hy op de sondaeren niet vergramt en wort.336
T'is een groote bermhertigheydt Godts, als hy de sondaeren hier straft.337
Welcke gramschap Godts te wenschen is.338

HET III. CAP.

Het Cruys opent d'oogen, en het ghemoedt.339
Met den ploege des Cruys moet de aerde des herten omghedaen worden.340
Het Cruys is een gheestelijcken ploegh.340
Het Cruys opent de ooghen.341
De ooghen van Tobias zijn met galle, ende vanden gheboren blinden met slijck gheopent.342
Harde slaghen leeren wel.342
Manasses geboeyt, ende gevetert zijnde kent Godt.343
Nabuchodomosor die in voor-spoet Godt niet en kende, kent hem in teghen-spoet.343
Den Keyser Mauritius bekeert hem in teghen-spoet tot Godt.344

HET IV. CAP.

Dat het Cruys den ancker is vande hope, ende een teecken van saligheydt.347
Het Cruys is den ancker vande hope.347. 350
De teghenwoordighe wereldt is een zee.348
Hoe perijckeleus sy is.349
Hoe de zee-egel sich stelt tegen de zee-golven.350
Wat een groot betrauwen dat den H. Apostel Paulus hadde in teghen-spoedt.350
De quellingh is een teecken van predestinatie, en- 
[pagina 460]
[p. 460]
de den Godts-penninck der saligheyt.351. 352

HET V. CAP.

Dat uyt het Cruys gheestelijcken wijn gheperst wort.353
De menschen vergheleken by de druyven inde wereldt.354
Gheestelijcken wijn uyt de persse des Cruys.356
Hoe men den dorst van Christus kan laven.357
De druyven des wijngaerts betrappelt zijnde, zijn de rechtveerdighe mannen.357
Een druyve van Cypres is Christus ghecruyst.358
Een dichtjen, waer mede Christus Staurophilam vermaent tot verduldigheydt.359

HET VI. CAP.

Dat den mensch door het Cruys den Tempel Godts wort.361
Onse ziele is den Tempel des Heeren.362
Den bouw vanden gheestelijcken Tempel, ende sijn schets ofte bewerpsel.363
De figure vanden Ghecruysten is inden Tempel van Salomon uytghedruckt gheweest.364
De borste van Christus is den autaer der brandt-offeren.364
Den Tempel van Salomon verbeelde Christum.364
De ghequelde en bedroefde zijn den Tempel des Heeren.365
Hoe den Tempel Godts in onse ziele moet ghebouwt worden.367
De afmetinghen des Cruys.368
Den rechtveerdighen moet aen een vierkanten steen ghelijck wesen.369
Met den hamer des Cruys moeten de steenen van den geestelijcken bouw gevierkant worden.369

HET VII. CAP.

Dat de Croone aen't Cruys is toegheschickt.371
Hoe moeyelijck den Wegh des Cruys is.372
Dichtjen vande weerde des Cruys.372
D'ellende beproeft den man.373
Een volmaeckte ziel en magh noch slaghen noch Cruycen vreesen.374. 375
[pagina 461]
[p. 461]
De H. Secunda seyde dat door de slaghen der roeden voor haer eeuwige Croonen gesmeedt wirden.376
Wat een weerdigheydt dat het is van Godt ghecroont te worden.377
Aen 40. Martelaers worden hemelsche Croonen toe-gheschickt.378

HET VIII. CAP.

Ofter een grooter Croone gegheven wort aen het Cruys, en aen't lijden, dan aende goede wercken?379
Aende H. Lydwina is ghetoont hoe de Croone moeste volmaeckt worden.380
De Croon wort door de quellingen volmaeckt.381
T'is nutter, voor Godt te lijden, als groote wercken doen.382
De H. Gertruydt offert aen Godt op het gebreck der krachten.382
De Heylighen en klaghen niet dat sy door sieckten vande volmaecktheydt belet worden.384
Sekeren wenscht 30. jaeren met het Cruys der siecten ghequollen te worden.384
Waerom de verlossingh van het menschelijck gheslacht meer aen't lijden, als aende wercken Christi toegheschreven wort.?384
Godtvruchtighe beklagingh van sekeren, om dat hy't heel jaer gheen quellingh ghehadt en hadde.384
Iob is doorluchtiger door't lijden, als goede wercken.386

HET IX. CAP.

Het Cruys vereenight ons met Christus, ende maeckt ons aen hem gelijck.388
De klaghte der bedruckte, die segghen datse van Godt verlaten zijn, wort weder-leydt.389
Godt is teghenwoordigh by den H. Antonius, als hy vanden duyvel bekoort wort.390
Godt verberght ondertusschen sijne tegenwoordigheydt.391
Iob alle dinghen verloren hebbende, heeft Godt 
[pagina 462]
[p. 462]
behouden391
Het Cruys is den rinck van d'ondertrouw met Christus.392
Het Cruys, ende quellingh zijn den lijm, waer mede de ziel aen Godt vast ghemaeckt wort.392
Wy worden door't Cruys ghelijck-vormigh aen Christus.395
Christus is lijdende inde bedruckte.396
Die mint, en wenscht, niet als naer't Cruys.397
De H. Felicitas voelde pijnen in't baeren, en blyschappen inde Martelie.397
Den wensch vande H. Theresia was, oft lijden oft sterven.397
Het Cruys is een aenlocksel vande Goddelijcke liefde.398
De menschen zijn 't weldaedt des Cruys t'eenemael onweerdigh.398
Dichtjen waer mede Staurophila wenscht om te lyden.399

HET X. CAP.

Dat de zee des wereldts door de hulpe des Cruys moet door-vaeren worden.401
Het schip is een af-beeldsel des Cruys.402
Met het selfde moet de zee van dese werelt doorvaeren worden.401
Den gheestelycken mast-boom des schips, is het Cruys.403
Beschrijvingh der geestelycke schip-vaeringh.404
Wat dat zyn de gheestelycke klippen Schylla ende Charybdis.405
Den geestelycken lof-sang der varende lieden.406
T'schip Christi selver en is niet vry van tempeest.407
Den rijcken vreck heeft met voorspoedigen wint schip-braecke gheleden.408
Het geestelijck visken Remora is ons eygen vleesch.408

HET XI. CAP.

Dat men met den waghen des Cruys rydt tot het hemelsch Hierusalem.410
[pagina 463]
[p. 463]
Het Cruys is een triumphantelycken waghen.411
Den Triumph oft zeghen-pralingh van het Cruys ende den Ghecruysten.412
De wielen vande wagen des Cruys zijn de liefde, de ghehoorsaemheydt, lijdsaemheyt, en de ootmoedigheydt.414
De vier wielen vande waghen des Cruys.414
Den ghehoorsaemen ghebruyckt het Cruys voor eenen waghen.415
De liefde en arbeyt niet.415
Met een gheestelijcke salvingh moeten de Cruycen besmeert worden.416
Christus ghesalft zijnde, salft oock ons.417
De peerden vanden waghen Christi.418
Den voerman vanden waghen Christi.419
Hoemen kan Martelaer worden in het bedde.420
Hoe de H. Paula is Martelaersse gheweest.421
Volmaeckte Religieusen zijn Martelaers.421

HET XII. CAP.

Dat het Cruys de leeder is, waer mede het huys Godts beklommen wort.421
Beschrijvingh van het opperste Hierusalem.422. 431
De leedere des Cruys en haer voorbeeldt oft figure.422
De trappen vande leedere des Cruys.426
De sijden vande leedere des Cruys.426
Een dichtjen verklarende de profijten die uyt het Cruys voort-komen.429

HET XIII. CAP.

Dat het Cruys open doet de poorten des Hemels.431
Korte beschrijving van het hemelsch paradijs.432
Het Cruys is den sleutel vande poorte des hemels.435
Men moet met het Cruys kloppen op de poorten des Hemels.435
Testament van Staurophila.436
Sy wort vande hemelsche geesten ingehaelt.438
Den prijs daer de Hemelsche glorie mede ghekocht wort.439

Ad majorem Dei, Sanctique P.N.

Brunonis gloriam.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken