Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Puk en Muk vliegen om de wereld (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Puk en Muk vliegen om de wereld
Afbeelding van Puk en Muk vliegen om de wereldToon afbeelding van titelpagina van Puk en Muk vliegen om de wereld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.67 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Puk en Muk vliegen om de wereld

(1979)–Jos Haens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 15]
[p. 15]

Op reis in de toverbal

Puk en Muk zitten in de ballon en ze hebben het raampje gesloten. Batje zegt:

‘Als ik de toverbal dadelijk loslaat, stijgt hij op door de warmte. Als je buiten bent, kun je het raampje opendoen. Dan moet je goed opletten wat er allemaal gebeurt daarboven. Misschien zie je wel iemand in de wolken. Dan moet je meteen vragen naar de weerkalender. En of je die even mag lenen voor Batje. Zo gauw je hem hebt, kom je weer naar beneden. En ... als je ermee terugkomt, heb ik een hele leuke verrassing voor jullie!’



illustratie

[pagina 16]
[p. 16]

Plotseling voelen Puk en Muk een schok: de tovenaar heeft de ballon al losgelaten en daar stijgen ze op.

Puk en Muk zien de blauwe lucht door het raampje. Ja, ze zijn door de schoorsteenpijp naar boven gevlogen.

En nu gaan ze recht omhoog.

Batje is snel naar buiten gelopen en zwaait naar de twee dappere ballonvaarders. Puk en Muk zwaaien terug en hun reis door de wolkenlucht is begonnen.

In het begin vinden Puk en Muk het prachtig. Een stralend blauwe hemel, een lekkere warme zon en beneden zien ze het donkergroene Sprookjesbos. De bergen van Luilekkerland zien eruit om in te bijten. Puk meent dat hij heel in de verte Klaas-Vaak-land kan zien. Maar zo mooi blijft het weer niet. Opeens drijft de ballon door een rookpluim. Even zien ze niets. Dan wordt het weer helder. Maar dan komt er weer een rookpluim, en nog een. Puk en Muk sluiten hun raampje en kijken naar buiten. Soms zien ze iets en dan weer een hele poos niets.

‘Ik wou dat die dikke rookwolken verdwenen’, zegt Muk. ‘Zou iemand hierboven vuurtje stoken?’

‘Kom mee, dan gaan we kijken’, stelt Puk voor.

Ze duwen van binnen uit tegen de ballon en zo komen ze in de buurt van de opstijgende rookwolken. Veel kunnen ze hier niet zien, maar als ze hun ballon laten zakken, zien ze een donkere gedaante. Hij zit te porren in een houtvuurtje. Puk en Muk doen hun raampje op een kier open en roepen:

‘Dag meneer, wat doe je daar?’

‘Hela, wie zijn jullie? Weet je niet dat het gevaarlijk is zo door de mist te vliegen?’

‘Ja, maar we kunnen toch niet anders. Overal hangen die rookwolken.’

[pagina 17]
[p. 17]


illustratie

‘Wat rookwolken! Helemaal geen rookwolken. Kennen jullie mij dan niet? Ik ben Dampertje, de mistman.’

‘De mistman? Wat is dat nu weer?’

‘Dat zie je toch. Ik maak mist. Op zijn tijd moet er mist zijn.’

‘O, Dampertje, heb jij dan misschien de weerkalender bij je?’

‘Nee, jammer genoeg, want daar zit ik zelf op te wachten. Ik ben namelijk de tel kwijt. Ik ben vergeten wanneer ik mist moet bijmaken.’

‘Weet je dan niet wie hem heeft? Batje de tovenaar heeft ernaar gevraagd.’

[pagina 18]
[p. 18]

‘O, Batje uit het Sprookjesbos. Ja, die ken ik wel, want die heeft een schoorsteen die niet al te best trekt.’

‘Kun je ons niet meer vertellen, Dampertje?’

De mistman wenkt de dwergjes. Puk en Muk laten hun toverbal nog wat zakken en nu kan Dampertje de ballon vasthouden bij de paraplu.

‘Ik wil jullie wel wat vertellen, als je maar niet begint te blazen, want dan ben ik zo vertrokken. Je moet maar tegen Batje zeggen dat het heel treurig is met de mistman. Vroeger ging alles veel fijner. Toen maakten we nog heel zuivere mist van puur wolkenwater en die mist zakte zachtjes over het land, over de planten en de bloemen, en zo werd alles een beetje nat tot de zon weer ging schijnen. Moet je dat nu eens zien!’

De mistman pookt met zijn vork in de berg nat hout en bladeren.

‘Moet je eens zien, wat een vieze mist. En weet je hoe dat komt? De mensen sturen wolken roet en andere rommel de lucht in. Daardoor wordt de mist veel vuiler en nu geven ze de mistman de schuld.’

Dampertje in zijn donkere jas ziet er triest uit.

‘We zullen het aan Batje vertellen’, belooft Puk, ‘maar de mensen zullen zich wel niets aantrekken van die vieze lucht.’

‘En zou je zo vriendelijk willen zijnr wat minder mist te maken?’ roept Muk opeens. ‘Het slaat op mijn keel.’ Hij begint te hoesten.

Meteen krimpt de mistman samen.

‘Niet hoesten’, roept hij, ‘want dan waai ik weg.’

‘O, moet dat zo?’ roept Puk en hij begint hard te blazen. En Muk blaast mee.

[pagina 19]
[p. 19]

Opeens zien ze de mistman kleiner worden, steeds kleiner, en tenslotte is hij nog maar een stip in de lucht. De weerballon van Puk en Muk zweeft omhoog in de richting van de witte wolken.

‘Daar zal Batje van opkijken’, zegt Muk, ‘een mistman. Wist jij dat er zo iemand hierboven was?’

‘Nou, vind je dat zo vreemd? Wíj zijn hier toch ook!’ Nu zit Muk op zijn beurt raar te kijken.

De ballon met Puk en Muk erin deint zacht door de lucht. Het raampje staat wijd open en Puk en Muk kijken hun ogen uit naar de mooie wereld onder hen. Ze vergeten zelfs naar boven te kijken, zodat ze niet in de gaten hebben, dat ze onder een grauwe wolk terechtgekomen zijn. Tot ze voelen dat ze tegen de wolk botsen. Puk kijkt eens omhoog en ziet dat er aan de wolk een bordje is vastgemaakt.

Puk stoot Muk aan:

‘Zeg jò, zouden we onze paraplu maar niet eens opendoen? We zijn bij de firma Kraantje-Lek.’

Muk kijkt eens goed rond.



illustratie

Firma Kraantje-Lek Waterwerken te Sproeidorp
[pagina 20]
[p. 20]

‘Kraantje-Lek, Kraantje-Lek. Ik zie helemaal geen kraan.’

‘Muk, als iemand Zwart heet, hoeft hij nog niet zwart te zijn.’

‘Nee, nou en?’

‘Als die firma Kraantje-Lek heet, hoeft er nog geen kraantje te zijn.’

‘Waarom heten ze dan zo?’

‘Dat zullen we gauw genoeg merken. Ik voel al nattigheid.’

‘Ik voel spetters.’

‘Dat is bijna hetzelfde...’

Ja, nu wordt het de hoogste tijd dat ze het raampje van hun ballon sluiten, want steeds meer druppels komen op de

illustratie

[pagina 21]
[p. 21]

toverbal neer. De regen roffelt op hun ronde kamertje en door hun raampje zien ze niets dan neerstromend water. Puk en Muk duwen tegen de bovenkant van de ballon en opeens schieten ze door de wolken heen. Daar zien ze tot hun verbazing boven op de wolken een enorme sproeiwagen. De machine rijdt spuitend en sissend voorbij. Aan het stuur zit een grote groene kikker. Af en toe duwt hij op een grote toeter. Kwaak... kwaak... kwaak... hoor je dan. Waar de sproeiwagen rijdt, wordt alles drijfnat. Puk en Muk kunnen nu weer hun raampje opendoen, want ze hangen boven de bui.

‘Dag kikkertje. Wat ben je aan het doen?’ vraagt Muk beleefd.

‘Hé! Riep daar iemand!’

‘Ja hier. Zie je ons niet?’

‘Jawel, maar jullie horen hier niet thuis. Jullie zitten in mijn vaarwater. Jullie hebben iets tegen een lekkere bui, nietwaar? Ik zie het wel hoor, jullie hebben zo'n gemene paraplu. Jullie hebben allemaal een hekel aan Krik de Kikker!’

De regenkikker heeft beslist geen zonnig humeur.

‘Maar we hoeven toch niet doornat te worden. Wat sproei jij ontzettend hard.’

‘Ja, vandaag is het sproeidag. Ik heb al zes wagens leeggesproeid. Ik ben doodop. Maar morgen heb ik het gemakkelijk.’

‘Hoezo? Wat doe je morgen dan? Heb jij misschien de weerkalender?’

‘Ik? Welnee. Mijn baas heeft er een. Maar waar die is weet ik niet. Zie je, als ik werk, maakt mijn baas dat hij wegkomt. Die speelt mooi weer...’

[pagina 22]
[p. 22]

Puk moet erom lachen. De baas laat anderen werken en zit zelf in het zonnetje.

‘Maar we zoeken de weerkalender voor tovenaar Batje.’

‘Oho! Nu snap ik het. Tovenaar Batje heeft jullie gestuurd. Ja, die heeft eens een keer een regenwolk getoverd. Dat herinner ik me nog heel goed. Weet je wat eruit viel? Kippeveren! Nu vraag ik je. Maar ik kan jullie wel vertellen wat ik de eerstkomende dagen moet doen. Vandaag is het sproeidag, maar dat heb je al gemerkt.’

‘Wat is dat? Sproeidag?’ vraagt Muk.

‘Weet je dat niet, kleine dikke? Sproeidag betekent bij onze firma: alle kranen open en spuiten zo hard je kunt. Maar morgen is het siepeldag. Dan hoeven we niet veel te doen. Af en toe wat druppels naar beneden gooien. Dat is goed voor de planten, maar de mensen hebben er een hekel aan. En overmorgen gaan we plenzen. Plenzen vind ik wel erg leuk. Dan kieperen we de hele bak water ineens naar beneden. Erg grappig.’

Opeens trekt Krik de Kikker de kranen van zijn machine weer open en sproeit tegen de toverbal. De regenkikker schatert. Ja, híj is altijd nat. Maar Puk en Muk vinden het een flauwe streek. Ze vliegen gauw weer verder door de wolkenlucht.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken