Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het landgoed Solitudo (1959)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het landgoed Solitudo
Afbeelding van Het landgoed SolitudoToon afbeelding van titelpagina van Het landgoed Solitudo

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.20 MB)

ebook (3.06 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het landgoed Solitudo

(1959)–Paul Haimon–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

2

Het wordt een zonderlinge thuiskomst na de draaierig makende rit in de bus. Kristie houdt de vracht bladeren als een blonde zomerschoof omarmd en ziet er feestelijk uit; haar gezicht heeft ze enige keren in de zaden en de bloemen gestoken zodat nu gele stofjes op haar neus en jukbeenderen prijken. Wij samen schijnen veel op een slordige kermisgroep te lijken, want de keukengordijntjes eerst en daarna die van het armzalige erkertje aan onze symmetrische huizen gaan voorzichtig opzij. Vader heeft er vermaak in en voorspelt welke gordijntjes zullen bewegen. Het gebeurt zoals hij zegt, waarna wij luid lachen. Wij zijn dronken van een wonderbare vrolijkheid die men daar, achter de gordijnen, niet kent. Het is juist of wij achter iemand met een landfluit hebben aangelopen die zich in deze straat niet meer thuisvindt.

Voor ons huis keert vader zich opeens snel om als wil hij niet meer hier wonen. ‘Zeg aan moeder dat ik bin-

[pagina 128]
[p. 128]

nen een uur zeker terug ben,’ roept hij nog en verdwijnt dan snel de straat uit. Wij zwaaien hem na, denkend dat hij nog eens naar het landgoed gaat kijken. Nu geloven wij dat voor ons een grote verandering op til is, in hem is iets wonderbaars ontwaakt. Moeder wacht gerust zijn thuiskomst af als we haar van de ontdekking verteld hebben: de bladeren bedekken een ogenblik de tafel, dan vallen ze af op stoelen en vloerkleed en overal zijn ze even sierlijk.

 

Reeds lang liggen Johannes en ik in onze nachtkleren, maar nog is hij niet terug. Het ene uur is om en bijna een tweede, dan klinken voetstappen door de straat. Ik ruk aan Johannes die juist wil inslapen. ‘Luister,’ zeg ik, ‘nu gebeurt alles!’ Johannes knijpt mij alleen in mijn hand en draait zich om. Hoe plezierig rinkelt de bel op dit uur. Moeder heeft zelf de deur geopend. Binnen vijf minuten is Kristie boven en klopt bij ons op de deur. Tot mij alleen fluistert ze, maar zo intens dat het hout van de deur lucht is voor haar stem: ‘Paulus, we gaan! Hoor je het. De notaris is er al. Er is wel heel wat nodig!’ Johannes gooit zich weer om en kijkt mij in het donker met zo'n machtige woede aan, dat ik geheel zijn gezicht kan zien golven. ‘Wat moet ze? Heeft ze ook liefde nodig als de twee?’ Ik antwoord hem niet en blijf lange tijd in het donker kijken, ook als Johannes zich weer heeft omgedraaid. Hij heeft een lange liefderijke naam, maar nu ligt hij met zijn vrije hand voor zijn mond te zuchten en te hijgen. Hoe donker en klein is de kamer en hoe wijd en blauw zal het zijn op het Goed, en hoe vrezend stil aan de vijver naast de kerk waarover de klokken drentelden. Eindelijk weet ik Johannes weer in een lege slaap. Geen droom jaagt meer rond zijn hoofd die hem plotseling kan doen wakker worden, zijn hand is voor zijn mond vochtig beademd, zijn haar ligt als een ver-

[pagina 129]
[p. 129]

woeste hooiopper door elkaar. Ik glijd hem als een droom uit de handen en terwijl beneden een kurk uit een fles wijn ‘tjoep’ zegt, piep ik de warme kamer uit. Met zeven passen ben ik voor Kristie's blauwgeschilderde bed; 's nachts is het bijna zwart.

Zij ligt te glanzen. Ruisel-zachte maneschijn valt tot op haar peluw. Ze ruikt nog naar de bosplanten.

In een ingetoomde jubeling fluistert ze mij daarop toe: ‘Paulus, Paulus, je moet bidden dat het helemaal gebeurt!’ Het is of ook zij niet gelooft dat ik echt bij haar sta, ze vertelt met de ogen omhoog. ‘Beneden zijn ze aan het tellen. Je moet bidden dat de notaris zich misrekent, anders gebeurt het misschien niet. Als Johannes maar niet tegenbidt. Het moeras mag niets kosten.’

‘Hij is doof aan de kant waar zijn beurs hangt, maar hij bidt niet, Kristie,’ zeg ik en dan zie ik haar verlangen naar het bos en het water, daarginds.

‘Paulus, ik geloof dat er meer dan een ding nodig is,’ zegt ze ontmoedigd, met een lage stem. Ik zeg het woord van de man in het bos: ‘Misschien,... misschien is het niet direct liefde wat ze beneden nodig hebben.’ Het is of haar fijne lichaam rilt onder het laken. Haar handen zijn daaronder bijeen, ik weet dat ze bidt.

‘Er is niets van Johannes in vader,’ zeg ik. Kristie haalt haar handen uit de biddende stand en houdt me een ogenblik vast, als wil ze mij tot een bekentenis van ziel tot ziel verleiden.

‘Hou jij van Johannes?’ vraagt ze. Het is bijna een gemene vraag maar tegelijk vrees en bewonder ik Kristie omdat ze zo in mijn ziel weet binnen te kijken. Ik kan haar echter niet antwoorden. Als mij iemand vraagt of ik meer van moeder dan van vader houd, kan ik niet antwoorden. Ik zeg haar dat een gebed om een ongerechtigheid nooit verhoord kan worden.

‘Nu, dan niet, dan gaan we ook niet. Het kan op geen

[pagina 130]
[p. 130]

andere manier.’ Ze slaat de smalle handen tot aan haar polsen voor haar gezicht. ‘Ik had je niets moeten vertellen. Je houdt het met Johannes. Heeft hij je gestuurd om ons uit te vissen?’ Nu geef ik mij gewonnen. Zo gaat het altijd, als Johannes mij niet de hand omdraait weet ik wel te kiezen. ‘Ik zal het doen, Kristie maar misschien is het zonde,’ zeg ik.

‘Wij dóen toch niets, Paulus,’ antwoordt zij en dan is zij blij omdat ik beloofd heb haar te helpen. ‘De lente zal door het bos gaan en over de vijver en ik zal er in zijn, groeiend in schoonheid en liefde. Dat is uit een boek, maar het kan toch eens waar worden. Als je bidt dat we in het park komen, vertel ik je alles.’ Ik leef onder haar ban en begin te sidderen vóór de lichtblauwe vlek die op haar toeglijdt. De betovering krijgt mij weer te pakken. Mijn hart gaat sneller kloppen, mijn voeten en ogen worden onrustig, plotseling sta ik te rillen in de plek maanlicht. Ik ben een nachtvlinder die kleppert boven een blauwe bevende bloem. De deur gaat open, ik wil erdoor wegwieken maar ben door mijn geheime afspraak aan Kristie gebonden. Het zwarte beeld van Johannes staat, alles beheersend, in de deur.

‘Niet doen, Johannes. Ik zal niet bidden zoals zij het wil,’ roep ik, benauwd dat hij mij grijpen wil.

‘Je bent laf, Paulus,’ beslist Kristie. Ik antwoord niets. Johannes trekt mij met geweld van de maanlichtvlek waar ik sta te waden als in een verlichte vijver. In onze kamer voelt hij aan mijn hart. Het worstelt of het niet meer binnen te houden is. Telkens als ik ben ingeslapen schrik ik met een ruk op, werp de dekens weg en trek ze ook bij Johannes af: ik heb hem gezien terwijl hij in een park bezig was de bloemperken leeg te roven. In gezelschap van gebochelde knechten met geruite pakken heeft hij de vijvers doorgestoken, het Goed liep

[pagina 131]
[p. 131]

onder een stinkend water. Hij grijpt aanstonds naar me, als ik me even heb losgemaakt.

 

De morgen komt blank door de straat en vraagt er niet naar of we geslapen hebben of weer gevochten. In zijn keel zijn de geluiden van altijd: fietsers die vroeg op hun werk moeten zijn, in de verte de trein met een geluid of hij omhoog rijdt, en melkwagens voortbewegend zonder tijd: je hoort er nooit een menselijke stem bij, alsof de voerlui nog slapen en hun paard alleen de weg zoekt. Opeens, iets als een morgenlijk gerucht op een landgoed het gezellig ratelen van een rijtuig dat nader komt. Als heb ik het door mijn verlangen aangetrokken, maakt het een zwenking, onze straat in. Ik stort mij in het raam om het als eerste te begroeten, maar het zwarte kopje van Kristie steekt al buiten. De gele wielen schijnen duizelig te worden nu zij ons huis naderen. Ik hoor Kristie slikken, dan vraagt ze mij: ‘Heb je het toch gedaan?’ Wij zien nu wonderen. Het rijtuig, bestuurd door een koetsier met gulden tressen, staat bij ons huis. De koetsier heeft een lederen lijn naar de bok geworpen, die blijft er hangen als vastgekleefd. Hij praat frans tegen het paard Ma-Joie, dat knikt wanneer het zijn slechte uitspraak begrepen heeft en stampt met zijn rechtervoet als hij iets doms heeft gezegd!

‘We gaan toch!’ roep ik naar Johannes en hij zegt niets terug. Hij staat in bewondering voor Ma-Joie en wil het zelf gaan toespreken en de les afvragen. Ik denk aan de voornaamheid van de notaris, die wijdse vergeten landgoederen en geleerde paarden onder zijn beheer heeft. Kristie heeft zich al gekleed of zij vandaag de bruiloft zal vieren van ons en het verre wondere domein. Als ik in de gang kom zie ik het afscheid van vader en moeder: het is iets als de glans op de gele draaiende wielen. Vader trekt een mooie, nog jonge vrouw naar zich toe en tracht

[pagina 132]
[p. 132]

haar iets in het oor te fluisteren, voor haar alleen. Haar oren dragen een gouden hangertje.

‘Wil je werkelijk niet mee? Denk je niet dat mijn verbeelding het mooier maakt dan het is?’ Zij dringt op hem toe en stuit een kus op zijn hevige mond. ‘Ik geef je een zegel met alle volmachten. Ga binnen in je paradijs.’ In haar hals glanst haar bruine haar krullend van geluk.

‘Adam was er eerst, maar hij kon niet alleen blijven,’ er is gloed in zijn stem. In hoge vosrode laarzen loopt hij naar het rijtuig. Klaterend zingt het door de straat en door de lichtende verre morgen, Ma-Joie voorop. In de straat heeft nog niemand ons geluk gezien.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken