Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lentestorm (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lentestorm
Afbeelding van LentestormToon afbeelding van titelpagina van Lentestorm

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.14 MB)

ebook (4.05 MB)

XML (0.60 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lentestorm

(1947)–Paul Haimon–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 86]
[p. 86]


illustratie

Twaalfde hoofdstuk

De aarde kan dan ineens zijn veranderd. De dampen zijn zilverblauwe streepen, die luchtig en zwierig over het land dansen als elfenkinderen, de lucht is wonderlijk frisch en blauw, een paar leeuweriken stijgen onophoudelijk naar boven om hun heel eigen lied te zingen, de menschen zijn blij. Ge voelt aan alle dingen, dat er iets is veranderd in de atmospheer. Heerlijk is het dan buiten te komen en de aarde te zien, herschapen bijna tot een paradijs. De bloemen, heideroosjes en ooievaarsbekjes, de gele Sint Jansbloemen, die zich verlaat hebben, de roode, duizendtallige kopjes van de klaver, zij rekken opeens hunne hoofdjes; het joelt en ruischt weer van torren en kevers, de koningspage wiekt achter zijn gezellin, de gele distelvlinder zoekt de laatste uitbloeiende bloemen, waarvan er vele reeds als zaad zijn verstoven of verregend, blauwtjes fladderen weer rond in zigzaglijnen en de fonkelende kleuren van den dagpauwoog trachten tevergeefs te ontsnappen aan de snelle kleine zwaluwen. Het is werkelijk goed buiten te zijn en dit mee te maken. En terwijl het leven zich opnieuw opheft, het land ligt gestrekt onder een nieuwe warmte en een nieuw licht, dat voor de gelegenheid met goud is doorschoten - omdat het nog morgen is -, loopt ook een man naar het veld, dat achter de kleine tuin begint en dat ver doorloopt, omlaag, omhoog, tot op een heuvel, tot tegen een bosch. De man moet steun zoeken bij een stok, die nog kleine gaten maakt in den grond, zoodat men kan zien waar hij gegaan

[pagina 87]
[p. 87]

is. Zijn nog ietwat wankele, maar niettemin vastberaden schreden gaan rustig vooruit, naar het veld. Het is of hij het geroken heeft, iets dat hem zeer bezighoudt of benieuwt. Een eindje achterop, tusschen de wilgen langs het wegje, dwaalt ook nog een meisje, een jonge vrouw. Zij kijkt naar den man voor haar en zou hem graag helpen bij zijn loopen, maar ze zou ook alleen wat willen blijven droomen.

Vanaf de wegkruising is het veld reeds goed te zien. Men kijkt het als het ware in den navel. In groote driehoeken en vierkanten, in lange vlakken strekt het zich uit, het glooit naar dellingen en kammen, en zwiert verder uit in een golvende lijn naar een hoogen heuvel, waarop andere velden aansluiten, het vangt het licht gunstig op vele punten en groot en rijk is de aanblik als men het geheel gaat beschouwen. En dat het bij de hoeve, vanwaar de man en de jonge vrouw gekomen zijn, behoort, kan iedereen spoedig ontdekken, die weet hoe wegen door het land loopen, die niet door veldheeren of hun soldaten zijn gemaakt, door Romeinen of door soldaten van den keizer die in Frankrijk is en dien het thans niet goed moet vergaan. Men moet echter niet voor iets anders het veld gaan zien, voor wat het opbrengt bij voorbeeld, want dat is bepaald geen tevreden stemmend gezicht. Men moet niet naar den oogst gaan kijken, die er nu opnieuw is vastgegroeid, met de omgevallen koppen in de aarde, de rijke aren bevuild, het gouden haar onteerd en besmeurd. De aren zijn groen uitgeloopen en de helft der schoven ligt voor den grond, ofschoon men het knechtje iederen dag heeft uitgestuurd om de omgevallen schoven weer recht te zetten. Het is nog veel erger. De schoven, het graan, het geheele veld ziet zwart, vermorst, vernield, het lijkt of het walmt van het verderf, het lijkt.... De oude man met den stok proeft van alle menschen het beste, hoe het er uitziet. Er waren in hem vele gedachten en nog meer gevoelens opgekomen, terwijl hij het aanschouwde. Vroegere oogsten gaven hem zooveel teedere, gelukkige gevoelens en die leken hier meteen allen vernietigd te zijn. Die verwoesting van schoone verwachtingen nam nog toe toen hij dichter bij de hoopen kwam. Verknoeid lag alles wat men had gemaaid, het was erger toegetakeld dan brandstichtende soldaten zouden hebben gedaan. Er was een speling in de lippen, om den mond van den man die van dit alles getuigde.

[pagina 88]
[p. 88]

Bij het meisje gebeurde schijnbaar niets. Uiterlijk scheen zij alleen op den man te letten, want dit donkere, verdronken land, deze zwarte, verrotte en doorgeschoten vruchten, had hij eenmaal bewerkt, bemind, gediend in gehoorzame trouw, maar zij dacht zeker nog aan iets anders. Aan de vluchtige glinstering van haar oogen had men dit reeds kunnen bespeuren.

En terwijl zij nog oplet op den ouderen man daar, ziet zij hoe een onbestemde vlaag andere kleuren nalaat op zijn gelaat, een purperend rood zooals oudere menschen krijgen kunnen, wanneer zij zich al te hevig opwinden, en als in een roes van drift ziet zij hem naar de hoopen stappen en wroeten aan de schoven, de donkere, zware hoopen, die nu als één plant zijn geworden, uit elkaar rukken. Zij zitten met zes, met tien aan elkaar vast, hun vruchten hebben wortel geschoten in den grond.

‘Vader moet het niet doen,’ vliegt de jonge vrouw op den man toe. Ze kijkt hem aan en lijkt bereid hem uit al haar macht tegen te willen houden.

En dan duwt de man haar weg met een fellen slag. ‘Weg,’ snauwt hij. Hij nam de schoven, voelde er nog eens in, en sakkerde, stampvoetend van drift. Als de jonge vrouw hem nog eens wil wegleiden, grijpt hij haar vast, doch dan blijft hem de adem achter, het purper gloeit naar zijn wangen en zijn neus; blauw en geel komt om zijn oogen; hij blaast en smacht naar adem. En was de vrouw er niet geweest, die hem moeizaam in haar armen hield en ondersteunde, hij zou met zijn hoofd in een der schandalig uitziende korenhoopen zijn gevallen en hij zou er misschien gevonden zijn zooals hij zelf eenmaal het paard had gevonden op een morgen in de najaarswei.

Zij lag daar een tijd met haar vader in haar armen en keek naar het purperend gelaat, naar oogen, die niet meer keken. Hij zei nog iets, de mond sprak nog een laatste moeilijk gevormd woord als een vaarwel, waarin de naam Godelief oprankte als een bloesem, die even trilde. Hij zei niets over het kind, hij wist misschien niets over het kind op dit moment.

Het was niet prettig zijn schoonvader zoo op zijn knieën te moeten houden, en de jonge vrouw trachtte hem eindelijk maar te leiden. Zij trok hem overeind en hielp hem voort,

[pagina 89]
[p. 89]

maar het was of ze een hulpeloos kind voorthielp, waarvan men niet wist of het nu liep ofwel zich geheel liet dragen. Zij meende, dat zij hem wel met geheel haar lichaam torsen moest zoo zwaar ging hij, leunend tegen haar aan. Bij de hoeve moest zij ook nog voorzichtig uitkijken, dat haar moeder niet zag wat zij deed, dat zou licht onrust verwekken. Want werkelijk, nu was Orbans vader er erger aan toe dan toen hij uit den oorlog terug kwam.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken