Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815 (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815
Afbeelding van Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815Toon afbeelding van titelpagina van Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (30.37 MB)

XML (1.62 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie
non-fictie/natuurwetenschappen/wiskunde
non-fictie/natuurwetenschappen/natuurkunde
non-fictie/natuurwetenschappen/scheikunde
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie
non-fictie/natuurwetenschappen/sterrenkunde
non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815

(1998)–Robert Halleux, Carmélia Opsomer, Jan Vandersmissen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 413]
[p. 413]

Besluit Bijlage

[pagina 415]
[p. 415]

Robert Halleux ▪ Besluit

Geen geschiedenis zonder synthese. De historicus, zich bewust van de wenselijkheid ervan, en er ook voor beducht, is verplicht deze eis van zijn lezers in te willigen. Zo al moeilijk en noodzakelijk, is ze dit nog des te meer voor collectieve werken, waarbij iedere onderzoeker geconditioneerd is door zijn of haar eigen geschiedenis. Toch is, naarmate het materiaal voor onderhavig werk werd geordend, als vanzelf een ietwat wazige voorstelling totstandgekomen, die een goede weerspiegeling kan zijn van het huidige België.

De gemeenschappen en gewesten van het België van vandaag hebben, hoe droevig het ook moge klinken, zich voorgenomen te bouwen aan een toekomst waarover ze nog niets weten, tenzij dan dat ze grondig zal verschillen van het verleden. Maar deze politieke kenteringen kaderen in een mondiale crisis die in de eerste plaats wetenschappelijk en technologisch van aard is en die vergelijkbaar is met de Wetenschappelijke Revolutie en de Industriële Revolutie. Zo beschouwd wordt de confrontatie met het verleden meer dan relevant.

Zeker, de geschiedenis die we hier hebben verteld, staat veraf van het heden. Wanneer dit eerste deel eindigt moeten nog vijftien jaar onder Hollands bewind en honderdachtenzestig jaar onafhankelijk België worden beschreven. Bovendien heeft deze laatste periode ons bestaan ongetwijfeld veel meer vormgegeven dan die welke eraan voorafgaat. En toch, wie is er, al bladerend door een oud familiealbum, nog niet getroffen geweest door een opvallende gelijkenis met een onbekende voorouder? De taalkundigen, die aan de hand van de naamkunde, de plaatsnaamkunde en de woordafleidkunde, geduldig zoeken naar de grondslagen van de taal, stoten regelmatig op zeer oude woorden die voortleven in ons taalgebruik zonder dat we ons daarvan bewust zijn. In verschillende bibliotheken bewaart men perkamenten die palimpsesten worden genoemd. Ooit heeft men, uit zuinigheid, de oude teksten uitgewist om ze met nieuwe te overschrijven. Vandaag brengen paleografen deze oude, nog steeds aanwezige geschriften, opnieuw aan het licht. Welnu, ieder van ons is een palimpsest, en elk land een opeenstapeling van steeds moeilijker te ontwarren sporen, zoals rimpels op een gelaat.

Of men het nu graag heeft of niet, het is de politiek die de geschiedenis schrijft. Pirenne, zo zegt men, heeft België uitgevonden; vandaag leggen historici uit Vlaanderen en Wallonië zich toe op het omschrijven van een Vlaamse of Waalse regionale identiteit en proberen ze die te voorzien van een eigen genealogie. Van beide zijden is men ook op de wetenschap gestoten. Door de geleerden te etiketteren als Belg, Vlaming of Waal, geeft men zich over aan een vereenvoudigend nationalisme, vergelijkbaar met dat van de Duits-Poolse controversen uit de jaren dertig omtrent de nationaliteit van Copernicus.

Politiek gezien vielen de geleerden van weleer onder ofwel de Nederlanden (tweetalig), ofwel het Prinsbisdom Luik (drietalig), twee landen die van elkaar verschilden door hun politiek regime, hun tradities en hun cultuur. Ze behoorden ook tot een land door de functies die ze er uitvoerden, de beneficiën

[pagina 416]
[p. 416]

die ze er ontvingen of de gronden die ze er bezaten. Maar intellectueel gezien voelden ze zich burgers van de christenheid of van de Republiek der Letteren. De taal waarin ze schreven was die van hun publiek: afwisselend het Latijn, het Italiaans en het Frans voor de internationale verspreiding van hun ideeën, en hun moedertaal voor persoonlijke of plaatselijke uitwisselingen, het onderwijs of de vulgarisatie. Wanneer zowel van Helmont als Stevin in het Nederlands schrijven, dan is dat wat de eerste betreft vooral om de leer van Paracelcus te verspreiden buiten de universiteit, en wat de tweede aangaat om de politici en de ingenieurs beter te kunnen informeren.

De eeuwige omzwervingen van de geleerden vormen een andere uitdaging voor het nationaal criterium. Zijn ze nog Belg, Brabander, Henegouwenaar of Luikenaar wanneer ze carrière maken in Wenen, in Parijs of in China? Omgekeerd dragen buitenlanders die zich voor langere tijd in onze streken vestigen bij tot de intellectuele bloei ervan. Een plaatselijke wetenschapsgeschiedenis kan dan ook maar enkel en alleen gebaseerd zijn op de wetenschappelijke gemeenschappen: plaatsen waar onderwijs wordt verstrekt, netwerken van vrienden die met elkaar corresponderen, hoven, academiën en genootschappen.

In de wetenschapsgeschiedenis staan deze ‘Belgische’ milieus niet bekend voor echt baanbrekend werk. Geen enkele belangrijke innovatie uit de moderne wetenschap heeft het licht gezien in onze streken. Hun gunstige geografische ligging daarentegen heeft ervoor gezorgd dat heel wat mensen, boeken en ideeën hier zijn terechtgekomen, waardoor ze zich hebben opgeworpen als klankversterker, een plaats voor verdere ontwikkeling en meer diepgaande studie. De opeenvolgende machthebbers en hun culturele invloeden hebben elkaar niet overlapt, maar gezorgd voor complexe interacties.

Ook hier blijkt het beeld vrij contrasterend, met een grotere openheid al naargelang van de periode: in de 11de eeuw vindt de Arabisch-Latijnse wetenschap een gunstige voedingsbodem in Lotharingen, maar de grote scholastiek zal naar elders uitwijken; de humanistische herlezing van de antieke teksten en de eerste fase van de Wetenschappelijke Revolutie, van Copernicus tot Galilei, zullen hier, gespreid over meerdere generaties, tot ontwikkeling worden gebracht door geleerden van eerste orde, maar de 17de eeuw is dan weer - enkele uitzonderingen niet te na gesproken - een echte woestenij, niettegenstaande Descartes hier enkele aanhangers vindt en Newton een aantal vulgarisatoren.

Het loont de moeite om, vertrekkend vanuit de structuren en de instellingen, op zoek te gaan naar de oorzaak van deze sterkten en zwakheden. Immers, grote verschuivingen op het vlak van de kennis gaan steeds gepaard met verschuivingen in de structuren van het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek. De ontwikkeling van het Arabisch aristotelisme wordt beantwoord met de vorming van universiteiten, maar de eerste universiteit in onze streken, die van Leuven, wordt opgericht met twee eeuwen vertraging; de academiën zijn een antwoord op de uitdagingen van de nieuwe experimentele wetenschap, maar de Theresiaanse Academie komt pas een eeuw later dan de Royal Society en de Académie des Sciences.

De geleerde hoven kennen maar een kort bestaan; ze verdwijnen met het overlijden van de vorst. Dit wil echter niet zeggen dat ze een negatieve rol hebben gespeeld. Een steeds weerkerend gegeven is dat

[pagina 417]
[p. 417]

zij de belangstelling van de geleerden hebben afgeleid naar utilitaire zaken. De erudiete kringen van geletterden, van nature eveneens vrij vluchtig, komen vrij vlug opnieuw tot stand, want de wetenschap is nu eenmaal niet eenzelvig.

Het staat onomstotelijk vast dat de universiteit van Leuven gedurende een periode van iets minder dan vier eeuwen de spil is geweest van het intellectuele leven in onze streken. Haar rol, beurtelings positief en negatief, vormt tot op de dag van vandaag het onderwerp van hevige discussies; heel wat meningsverschillen komen voort uit het feit dan twee universiteiten dezelfde voorgeschiedenis moeten delen. In werkelijkheid was de oude universiteit van Leuven niet meer of niet minder katholiek dan de andere universiteiten uit die periode. Toch is het juist dat de politieke situatie in de Nederlanden en de grote afhankelijkheid tegenover het pausdom Leuven hebben verhinderd zich volledig te onttrekken van het nefaste en verlammende effect van de Roomse veroordelingen.

Alhoewel de geschiedenis van de techniek is voorbehouden voor een ander deel, is tussen de regels door reeds heel wat gezegd over de verhouding tussen kennis en vaardigheid. Vandaag de dag laven alle technieken zich aan de bron van de theoretische wetenschap, en is er weinig wetenschappelijk onderzoek dat niet vroeg of laat een industriële toepassing vindt. Dit is het resultaat van een lange evolutie, waarbij twee oude tradities van kennis, tot ontwikkeling gebracht door twee verschillende sociale categorieën, de ambachtslieden en de geleerden, uit noodzaak geleidelijk naar elkaar zijn toegegroeid en door samenwerking zijn gekomen tot een gezamenlijk geheel van kennis. Zowel de Zuidelijke Nederlanden als het Prinsbisdom Luik zijn sterk geïndustrialiseerd geworden, en de kruisbestuiving op het vlak van de kennis heeft er zich vroeger voorgedaan dan elders. Men hoeft maar te denken aan de Picardische werktuigkundigen, aan de constructeurs van astronomische en natuurkundige instrumenten, maar ook aan de uitvoerders van experimenten, aan de jezuïeten die zich hebben beziggehouden met toegepaste wiskunde, en aan de industriële scheikundigen uit de 18de eeuw.

Er is dus geen sprake van een plotselinge breuk tussen het Ancien Régime en het onafhankelijke België. Structurele modellen, intellectuele tradities, epistemologische constructies, en werkstijlen, zijn zonder onderbreking overgedragen. Een groot aantal daarvan is nog steeds onderliggend aanwezig in de wetenschappelijke gemeenschappen van vandaag.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Geschiedenis van de wetenschappen in België


landen

  • over België (Wallonië)