Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Buizerd van Krabbels (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Buizerd van Krabbels
Afbeelding van De Buizerd van KrabbelsToon afbeelding van titelpagina van De Buizerd van Krabbels

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

Scans (7.21 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Buizerd van Krabbels

(1994)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 73]
[p. 73]

Oud-leerling

Tegenover oud-leerlingen heb ik mij altijd gedragen als een dier tegenover zijn jongen: uit het oog, uit het hart. Een mens kan zich niet eeuwig de perikelen van iedereen blijven aantrekken. Het klinkt misschien harteloos, ik ben mij daarvan bewust. De oorzaak ligt, naar ik meen, bij mijn eerste lichting oud-leerlingen. Aan het einde van de jaren vijftig was dat, of was het in het begin van de jaren zestig? Ik weet het niet precies meer. Bij die lichting waren er twee die, telkens als zij aan de zwier waren, in de late uurtjes naar mijn woning afzakten en mij kwamen overstelpen met konfidenties, tot in de vroege uurtjes, totdat er geen druppel bier meer te vinden was in de kelder en het barmeubel vol lege flessen stond. Toen ik geen alkoholische dranken meer in huis haalde, bleven ze weg, voorgoed. Bij die lichting was er ook één die mijn ‘animaal’ gedrag definitief bepaalde. Op een keer liet ik er mij door vrienden toe overhalen om tijdens de een of andere verkiezingsstrijd te gaan ‘plakken’. Ik hoefde niet meer te doen dan chauffeur te spelen en te stoppen waar zij dat goed achtten. De affiches en de pappot bevonden zich in de kofferruimte van mijn wagen. Nadat wij heel Poederlee, Lille en Wechelderzande hadden voorzien van propaganda, trakteerden wij onszelf in De Keizer te Wechelderzande op een deugdelijke trappist. Toen wij een tijdje aan de tapkast zaten, kwam er nog een dorstig groepje binnen... met aan het hoofd ervan een oud-leerling, iemand die ik altijd als een braaf kereltje beschouwd had. Hij noemde me bij de voornaam, klopte me kameraadschappelijk op de rug en vertelde aan iedereen die het horen wilde, dat hij toch altijd zo graag les van mij had gekregen. Tersluiks merkte ik dat zijn kompanen zich heime-

[pagina 74]
[p. 74]

lijk vrolijk maakten over iets. Was er iets aan onze rug blijven kleven? Of hing er wat aan onze schoenen? De ware reden van die vrolijkheid ontdekte ik pas op de terugweg: overal had iemand achter onze rug de opgehangen affiches weer verwijderd en stukgescheurd...

Dat wil natuurlijk niet zeggen dat ik alle oud-leerlingen van toen af aan als lucht beschouwde. Ik liet er me gewoon niet meer mee in. Ik wimpelde hun vragen af. Ik had geen tijd, ik moest elders zijn, ze wendden zich beter tot iemand van mijn kollega's... Onder mijn leerlingen heb ik zelden iemand met écht literair talent ontdekt. Maar er waren er. Een van hen werd drummer, een ander belandde in de kriminaliteit, een derde werd coureur, en van een vierde geraakte ik het spoor bijster. Deze laatste nochtans - Jan van Liesveldt heette hij - had de zeldzame gave de dingen anders te zien dan de anderen en er op een eigenaardige wijze bedenkingen aan vast te knopen. Ik herinner mij een opstel van hem over de korstmossen op een oude muur aan de overzijde van de speelplaats: hij zag er warempel een landkaart in met Elysium erop, en Ultima Thule, en Atlantis... en hij ging daar tijdens de vervelende lessen op ontdekkingstocht. Zijn verhandelingen nam ik trouwens meermaals op in het schooltijdschrift. Ooit, tijdens een ouderavond, sprak ik er met zijn moeder over. Het mens echter wuifde mijn bewondering weg en haastte zich om in de rij te gaan staan bij de leraar elektronica. Enfin, hij werd oud-leerling en verdween uit mijn leven.

Dit alles als... entrée en matière.

Drie maanden geleden, bij het begin van de zomer, trad ik op als natuurgids voor de leden van de een of andere kunstkamer uit het Antwerpse: de artiesten wilden gaan wandelen op het kasteeldomein Krabbels in Pulle en hadden links of rechts opgevangen dat ze in mijn spoor niet zouden verdwa-

[pagina 75]
[p. 75]

len. Niet verdwalen bleek inderdaad de hoofdbekommernis te zijn, want de zeldzame bomen en planten interesseerden hen maar matig; zelfs de aalscholvers, de futen, de buizerds met hun jongen en de reeën vonden zij blijkbaar alledaags. In kleine groepjes en over koetjes en kalfjes leuterend kuierden zij achter mij aan. Sommigen - de kunstschilders, vermoed ik - namen foto's. Eén man echter, een jonge veertiger, hing werkelijk aan mijn lippen. Toen wij bij de mammoetboom in het kasteelpark, ons eindpunt, op de anderen wachtten, vroeg ik hem hoe hij heette. ‘Guido van Liesveldt,’ zei hij. ‘Toevallig toch geen familie van Jan van Liesveldt?’ vroeg ik. ‘Toch wel,’ antwoordde hij. ‘Hij was mijn oudste broer. Ik weet dat hij ooit van jou les kreeg. Ik was het trouwens die jou opbelde om te vragen of je onze gids wilde zijn.’

Ik keek raar op. ‘Hij... was je oudste broer. Leeft hij dan niet meer?’ Ik poogde het blozende gelaat met de pekzwarte haren en de blauwe ogen van Jan te herkennen in het gelige, verrimpelde gelaat van deze Guido.

‘Ik weet het niet,’ zei hij. ‘Wij weten het niet. Onze Jan ging vijfentwintig jaar geleden op reis naar Moskou. Hij was toen eenentwintig jaar. Sedertdien hebben we nooit nog iets van hem gehoord.’

‘Dat is kras!’ zei ik. ‘En hebben jullie nooit navraag gedaan bij... nou, ja, er zijn toch genoeg instanties die zich met zo'n mysterieuze verdwijning willen bezighouden...’

‘Wij hebben álles gedaan,’ zei hij. ‘Alles. Ambassade. Ministerie van Buitenlandse Zaken. Pers. Paragnosten. Mij hebben ze zelfs Russisch doen leren om naar elke hoge piet in Moskou een brief te kunnen zenden.’ Hij lachte weemoedig. ‘Ik had mijn tijd beter in wat anders gestoken.’

‘Jan was een dweper,’ mijmerde ik. ‘Hij had een bijzondere opmerkingsgave. Ik zag in hem een literair talent.’

[pagina 76]
[p. 76]

‘Hij wilde journalist worden,’ zei Guido. ‘Maar bij ons thuis stonden ze erop dat hij industrieel ingenieur werd. Toen hij ook het tweede jaar moest overdoen, is hij vertrokken. Hij had wel wat geld, hoor. Elke vakantiedag werkte hij bij de aardbeienkweker die naast ons woonde.’

‘Had hij ruzie gemaakt met zijn ouders?’

‘Helemaal niet. Ze waren natuurlijk niet opgetogen met zijn slechte resultaten. Maar...’ Hij aarzelde even. ‘Ik was enkele jaren jonger. Maar ik weet dat er nog wat anders was. Onze Jan vrijde met de dochter van die aardbeienkweker. Viviane heette ze... enfin, heet ze... want ze woont nog op die doening. Ze is zelfs al grootmoeder. Die Viviane moet ook nog met een ander te doen gehad hebben. Onze Jan betrapte hen toen hij die namiddag thuiskwam van de proklamatie. We hebben altijd gedacht dat dát de druppel te veel was.’

Op dat ogenblik haalden de eerste artiesten ons in. ‘Wel, pater, dat was een mooie wandeling,’ zei een dametje, dat de zuster van Lisa Minelli had kunnen zijn.

Ik keek verrast op. ‘Pater?’ zei ik.

Hij knikte. ‘Missionaris. In Zaire. Al twaalf jaar. Volgende week vertrek ik weer.’

Omdat de hele bende nu in aantocht was, besloot ik op te stappen.

‘Tot ziens,’ zei ik, terwijl ik hem de hand drukte.

‘Hartelijk bedankt in naam van iedereen,’ zei hij. ‘Wij zullen Pulle niet gauw vergeten.’

Ik liep met opgestoken hand van hen weg.

En gisteren ontving ik een brief van... Jan van Liesveldt.

‘Meneer,

Ik ben nu tien weken terug in het land. Al verscheidene weken liep ik met het idee rond U te schrijven, maar ik durfde het niet al te goed. Ik dacht dat U mij wel zou ver-

[pagina 77]
[p. 77]

geten zijn. Vandaag echter ontving ik een brief uit Zaire, van mijn broer Guido. Hij schrijft dat U een week voor zijn afreis met hem over mij praatte...

Ik ben er volop mee bezig mijn belevenissen op papier te zetten. Ik voorzie dat het manuskript over enkele weken zal voltooid zijn, en dan zou ik U dat graag toezenden. Van uw oordeel hangt dan wellicht mijn toekomst af. Ik heb inderdaad nooit de droom laten varen schrijver te worden. De laatste weken heb ik ook veel gelezen, romans van auteurs die mij volslagen onbekend waren. Geestelijke armoede, dekadentie en een zielige zucht naar kosmopolitisme lijken mij troef te zijn. Ik had gehoopt een leemte in mijn leven te kunnen vullen met de geschreven bronnen van de laatste kwarteeuw. Met elk boek werd die leemte echter groter. Doodgravers zijn die moderne romanciers. Wat is hier eigenlijk gaande? Het vreemdste verschijnsel lijkt me nog wel dat geen mens hun boeken leest en dat die toch uitgegeven worden. En wat bezielt de dagbladrecensenten eigenlijk? Denken die écht dat ook maar iemand op hun intellektualistisch gezwets zit te wachten? Ik heb altijd onthouden dat U ons voorhield dat literatuur zeker nooit volksvreemd mocht zijn. Maar misschien bent U ook wel van gedacht veranderd.

Nog iets anders is mij bijgebleven. U geloofde sterk in de reïnkarnatie, in de pogingen van de geesten of zielen om via een “vleeswording” zichzelf te louteren, te purifiëren. Die geesten of zielen kiezen telkens weer een pasgeborene van het zoogdier mens om dit zuiveringsproces door te maken. Maar er zijn ook vele mensen die niet gekozen worden en die dus geen “bezieling” van een hogere entiteit meekrijgen. Zij zijn en blijven zoogdieren, beestmensen... Hoe dikwijls in mijn leven heb ik daar al aan moeten den-

[pagina 78]
[p. 78]

ken! Vooral de laatste jaren werd ik keer op keer gekonfronteerd met mensen zonder ziel. Kun je geloven dat ik het zie? Iemand zonder aura, zonder charisma... Ik zie het! Ik hoor het. Televisie, radio... Wat is dat hier toch allemaal? Naar het schijnt, mag je hier een neger geen neger meer noemen, hebben ze dat zelfs in wetten vastgelegd. Dan zal je ook wel geen onderscheid meer mogen maken tussen zielemensen (zielepoten?) en beestmensen. Ik moet dus oppassen met wat ik schrijf. Maar misschien bent U ook wel van gedacht veranderd.

En hoe gaat het in de school? Jij moet daar nu toch zo ongeveer het langst in dienst zijn... Of heb je afgehaakt? Ik weet dat je nooit van fabrieken hield. En, naar ik hoor, hebben ze van de meeste scholen nu grote fabrieken gemaakt... Tot weldra!

Hoogachtende groeten, Jan.’

De hele nacht lag ik te piekeren over de brief. En zojuist heb ik een antwoord neergepend...

‘Jan,

Ik ben niet van gedacht veranderd. Verwacht echter niet te veel van mij. Ik kan je niet helpen. Mijn oordeel telt niet mee, nergens. Denk ook niet dat de literatuur hier nog belangrijk is. Hang maar eens een uurtje rond in een biblioteek (gewoonlijk ook verworden tot een fabriek): de klanten lopen er in een boog voorbij aan alles wat tot de zogenaamde bellettrie behoort.

Dé vedetten hier zijn de humanoïden van de televisie. Het niveau is lager dan dat van de zo misprezen parochiezaal van vroeger, maar dat deert niemand. Als je dus van sukses mocht dromen, moet je het in die richting zoeken. Maar zorg er eerst voor dat je de goeie partijkaart te pakken krijgt. Een lidmaatschap van de een of andere infantiele loge is

[pagina 79]
[p. 79]

nóg beter. Tenslotte worden hier door de kosmopolieten heus nog wel boeken verkocht... aan het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Waar dat ministerie ermee blijft, weet geen hond. Misschien lezen de ambtenaren zich een uier. Het zou kunnen. Intussen kijk ik benieuwd uit naar je belevenissen. Ik vermoed dat die echt zullen zijn, en het is lang geleden dat ik nog iets echts las.

Hartelijk, Robin.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken