Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dood van de witte raaf (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dood van de witte raaf
Afbeelding van De dood van de witte raafToon afbeelding van titelpagina van De dood van de witte raaf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.80 MB)

Scans (10.48 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dood van de witte raaf

(1980)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 25]
[p. 25]

7.

Coq-à-l'âne luisterde verstomd en ook wel een beetje ontgoocheld naar de patetische raaf. Hij had nooit van de fabeldichter La Fontaine gehoord en wist niet wat Maître Corbeau zoal durfde uitkramen als hij verliefd was op zijn eigen stem. Om niet al te onbeleefd te zijn vroeg hij Robin Hood - dat vond de kauw de minst lelijke naam - wat hij met zijn berijmde monoloog bedoeld had.

‘Ik poogde de schizofrenie van het dichterschap onder woorden te brengen,’ antwoordde de raaf zelfingenomen.

Coq-à-l'âne schudde onthutst de kop. ‘En waarom wil iemand met een zilveren kogel op je schieten?’

‘Spoken kunnen alleen met een zilveren kogel uitgeschakeld worden,’ bauwde de raaf.

‘Luister,’ zei Coq-à-l'âne, een beetje kregelig, ‘wij hebben de hemel om een échte koning gesmeekt, een heldhaftige en ridderlijke durfal, een onvervaarde en koene kampioen, een eerbiedwaardige kamper voor recht en orde en geluk... Een dichter kan ons al evenmin helpen als een pauw of een poelepetaat of een windhaan. Roofvogels hebben helemaal geen ontzag voor de liederen van de zangvogels, integendeel, door die geluiden weten ze hun prooi te lokalizeren, én weten ze bijna intuïtief waar ze de meeste kansen maken. Als de buizerd je mocht horen deklameren, lachte hij zich wellicht een beroerte, maar dat zou dan ook maar éénmaal gebeuren: met gelach stilt hij zijn honger niet...’

Robin Hood keek de kauw geschrokken aan. ‘Klonk het zo ergerlijk slecht?’ vroeg hij naïef.

‘Bah neen!’ suste Coq-à-l'âne. ‘Maar wij zijn hier wel wat anders gewend: de nachtegaal komt ons in de lente zodanig overtroeven, dat de andere zangvogels zonder uitzondering gepoogd hebben andere talenten tot ontwikkeling te brengen. Ik bijvoorbeeld probeer de slimste te zijn... Waarom zou jij er niet naar streven de dapperste te zijn?’

[pagina 26]
[p. 26]

Robin Hood knikte beteuterd. ‘Ik zal mijn best doen,’ beloofde hij in mineur.

‘Kom dan!’ riep Coq-à-l'âne. Hij gooide zich in de wind, steeg tot op uitkijkhoogte, en vervolgde: ‘Ze zitten in de Haasdonk!’ Zijn hart bonsde van opwinding. Met ontzag keek hij naar de krachtige vleugelslagen van de raaf, naar de lange, stevige, gekromde snavel, naar de karbonkelende ogen... Hij voelde een eigenaardige trots in zich opborrelen. ‘Hee!’ schreeuwde hij reeds van ver. ‘Kijk eens wie we hier hebben!’ De kauwen, roeken en kraaien zaten vreemd koncentrisch gegroepeerd in een grote weide. In het midden van de zwarte spiraal was een open plek: als vanzelfsprekend streek Coq-à-l'âne daar neer. Toen de raaf naast hem zat, week hij uit naar de kleinste kring. De vogels bleven roerloos zitten; alle ogen waren vol stomme verbazing op de nieuwkomer gericht, die bijna dubbel zo groot was als de meeste onder hen. ‘Dit is nu Robin Hood!’ riep Coq-à-l'âne met overslaande stem. ‘Hij is een raaf, en is speciaal van de Parnassus naar Eystel gekomen om onze koning te zijn en ons te helpen!’

De verbazing werd zo mogelijk nog stommer. Een oude, half-kale roek waagde het tenslotte met een vreselijke neusstem te vragen: ‘Waar ligt de Parnassus?’

‘In Griekenland!’ antwoordde Robin Hood met een schallende stem. ‘Apollo en de muzen tronen er! Waarom zitten jullie in zulke gekke kringen verspreid?’

Overdonderd en perplex staarden de vogels naar hem. Coq-à-l'âne bibberde warempel ook toen hij antwoordde: ‘Er bestaat een strenge hiërarchie onder de raafachtigen die een bepaalde streek bewonen. Alleen blijken van moed en kunde kunnen iemand in aanzien doen stijgen. En aanzien gaat bij ons gepaard met bepaalde faciliteiten: de vooraanstaanden mogen beslissen waar we neerstrijken, ze mogen de rijkste voedingsplaats kiezen, mogen op de geschiktste plaatsen hun nesten bouwen, mogen op de huwelijksmarkt hun voorkeur uitspreken... Dat laatste gebeurt echter normaliter slechts éénmaal, want de raafachtigen paren voor het leven...’

[pagina 27]
[p. 27]

‘Waar zit jouw bruid ergens, Coq-à-l'âne?’ vroeg de raaf benieuwd.

Coq-à-l'âne keek beschaamd naar zijn poten. ‘Ik ben niet gehuwd,’ bekende hij. ‘Ik ben gebonden aan de dichter van de Dubbelhoeve...’ Hij kromp ineen van ellende. ‘Ik zou mijn verplichtingen tegenover een eventuele eega niet kunnen nakomen. Bovendien was ik tot voor enkele minuten koning van Eystel, en dat is... euh... was voor een pluimgewicht als ik geen sinecure!’

Robin Hood schaterlachte. ‘Denk je echt dat die halfgare dichter er wat zou om geven, dat je op een goede dag met een kroost zou komen aanzetten?’

Coq-à-l'âne keek verstolen naar zijn soortgenoten. Gelukkig waren die zodanig de kluts kwijt dat ze er niet aan dachten enig kwaad te vermoeden. Hij krabde met zijn rechterpoot in zijn rechteroor, niesde, schudde de kop... en wist niet wat te zeggen. Op dat ogenblik werd in de achterste gelederen geroepen: ‘De dood is er! Ginder, boven de Kalverendries!’ En inderdaad: boven de Kalverendries, een weide die tot tegen de hoge dijk van het Albertkanaal reikte, kringde traag een buizerd, op zoek wellicht naar een argeloze holenduif op het veld of naar een afgedwaalde spreeuw in een wilg... ‘Dit wordt je vuurproef, Robin Hood,’ zei Coq-à-l'âne opgelucht. ‘Toon wat je kunt... en iedereen zal voor je buigen als een knipmes! Veel geluk!’

‘Omnibus adsum!’ kraste de raaf.

‘Wablief?’ vroeg Coq-à-l'âne onthutst.

‘Ik ben er voor allen!’ riep Robin Hood. ‘Dat is mijn strijdkreet.’ Hij sprong op en beklom met ontzagwekkende vleugelslagen de trappen van de wind. Zeer hoog steeg hij, bijna zo hoog als de wolken; toen trok hij zijn vleugels op zijn rug samen, en zo - gestroomlijnd als een torpedo - schoot hij op de argeloos kringelende roofvogel af. De schok was verschrikkelijk: de buizerd stiet een door merg en been snijdende kreet uit, in een wolk van pluimen tolde hij rond. Nauwelijks had hij zijn vleugels weer uitgeslagen, of de tor-

[pagina 28]
[p. 28]

nado was daar opnieuw... Ditmaal dwarrelde de buizerd vleugellam naar beneden.

Coq-à-l'âne vloog jubelend op, daarbij slaafs nagevolgd door de andere raafachtigen. Schaterend van de pret sloegen ze gade hoe de buizerd zich huppelend als een kreupele ekster en fladderend als een aangeschoten eend uit de voeten maakte. Onder het uiten van allerhande triomfkreten vlogen ze hun redder tegemoet... In de buurt van de Eikenschrans zag Coq-à-l'âne eensklaps de meeuwen zitten, eveneens gegroepeerd in hiërarchische kringen. Zoals alle zangvogels dat deden haatte hij de meeuwen, omdat het echte schuimers en vreetwolven waren. In plaats van bij het water te blijven - ze hadden toch voor iets zwemvliezen tussen de tenen! - gingen ze dag in dag uit op strooptocht op de territoria van andere vogels, en in de lente roofden ze alle nesten die ze met hun ongelooflijk scherpe ogen ontdekt hadden leeg. ‘Robin Hood!’ schreeuwde hij entoesiast. ‘Jaag die witte bandieten ginder eens terug naar het water! Ze plunderen ons grondgebied! Zie je dat niet?’

De raaf, zichtbaar gevleid door het behaalde sukses, stormde weer onvervaard ten strijde. Als een bolide scheerde hij op de meeuwen af. De witte schrokkerds schrokken zich een aap en waaiden in een panische wirwar op. In hun ogen was Robin Hood beslist de baarlijke duivel, want in een mum van tijd keerden ze het achterdijkse land de rug toe. Toen de raaf overstelpt was met eerbetuigen en de hiërarchische orde in de Haasdonk terug hersteld was, zei Coq-à-l'âne ietwat naïef: ‘Het lijkt wel of je recht uit Nephelokokkugia komt, Robin Hood!’

Had hij dat maar niet gezegd, want nu wilde de raaf vanzelfsprekend weten waar Nephelokokkugia lag en wat het was.

‘Nephelokokkugia is het Griekse woord voor Wolkenkoekoeksoord,’ verduidelijkte de kauw tegen zijn zin. ‘De vogels bouwden die stad tussen hemel en aarde, opdat ze vandaaruit zowel de goden als de mensen zouden kunnen regeren...’

[pagina 29]
[p. 29]

Robin Hood moest geen ogenblik nadenken. ‘Daar wil ik absoluut een kijkje gaan nemen!’ riep hij overmoedig. ‘Tot ziens!’ Hij wiekte op en begon in grote kringen naar de wolken te klimmen.

Zijn onderdanen keken hem ontzet na. ‘Dat is heiligschennis!’ kreet een oude kraai.

De raaf echter keek niet meer om. Na enkele minuten onttrokken de wolken hem aan het gezicht...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken