Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dood van de witte raaf (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dood van de witte raaf
Afbeelding van De dood van de witte raafToon afbeelding van titelpagina van De dood van de witte raaf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.80 MB)

Scans (10.48 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dood van de witte raaf

(1980)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

8.

Met een schok realizeerde de dichter zich dat ze hem aan het bedotten waren. De laatste uren had hij als het ware wezenloos geleefd: afgestompt, ontkracht, ontzield... Stel je voor dat hij een raaf geweest was onder de kraaiachtigen, een raaf in de Kempen, meer bepaald: in Eystel! Een onverklaarbare drang had hem de lucht ingedreven, tot boven de wolken, tot waar de lucht zo dun was dat hem alles zwart voor de ogen werd en hij dreigde te stikken... De dichter Hendrik Marsman had bij herhaling de ervaring beschreven, dat hij als het ware zijn lichaam verliet om in de kosmos rond te dolen. Datzelfde fenomeen was hem nu overkomen... Hij was dus een échte dichter, een uitverkorene, een gezegende. Hij huiverde van respekt voor de mogelijkheden waarmee de goden hem bedeeld hadden. ‘Geen sprake van! Ik denk er niet aan!’ zei hij plotseling kategorisch.

Zijn broer die belastingkontroleur was, verslikte zich in zijn bourgogne. ‘Maar daarjuist was je alles om het even!’ wierp hij verontwaardigd op. Sedert de zakendiners bij de belastingaangifte niet meer in aftrek mochten gebracht worden, had hij wel enkele kilootjes verloren, maar hij zag er toch nog schrikbarend opgezwollen uit. ‘Als dat geen dichterlijk staaltje van weerhanerij is, weet ik er niks meer van!’

‘Ja, als jij niet wilt verkopen, moet ik senator Garrousse niet langer lastigvallen,’ gooide zijn zwager, die dokter was, er-

[pagina 30]
[p. 30]

tegenaan. ‘Dan mag gans Eystel voor mijn part landbouwgebied blijven... Ik... euh... wij hebben de centen niet nodig!’ Hij keek sip naar de zuster van de dichter. ‘Nietwaar, liefste?’

De zuster van de dichter bevestigde zijn woorden zoals steeds automatisch: ‘Natuurlijk niet, lieveling, wij niet...’ Ze legde de nadruk op het voorlaatste woord, waardoor ze wilde onderstrepen dat de twee oudere broers van de dichter het geld wèl nodig hadden.

‘Luister,’ zei de dichter. ‘Ik geloof in geen duizend jaar dat wij het recht hebben een eeuwenoude boerderij als de Dubbelhoeve te verminken. Als wij nu de Vekkenakker laten schieten, volgt binnenkort de Koningsberg, en daarna de Papenbeemd, en...’

‘Het kan mij niet schelen!’ onderbrak zijn oudste broer hem. ‘De waarheid is dat ik jullie in geen honderd jaar kan uitkopen.’

‘Mij hoef je nooit uit te kopen,’ stelde de dichter hem gerust. ‘En als je ooit getrouwd bent, wat dan?’ sneerde zijn zuster. ‘Ik trouw niet,’ zei de dichter resoluut.

‘Dat maakt mijn rekening niet,’ riep de belastingkontroleur woedend uit.

‘Ik stel voor dat wij met ons drieën pogen jou uit te kopen.’ De dichter lachte vriendelijk en gelukkig; het was duidelijk, dat hij meende de oplossing gevonden te hebben.

‘Ik denk er niet aan!’ brieste de dokter.

De dichter keek hem verstomd aan. ‘Ik dacht dat jullie de centen niet nodig hadden... Dat zei je toch! En jullie hebben geen kinderen...’ Hij had zich het kerstdiner helemaal anders voorgesteld. Bedroefd stond hij op en liep hij naar zijn werkkamer. Vaag hoorde hij zijn oudste broer nog zeggen: ‘Weet je dat hij me zelfs verboden heeft het jachtrecht op de landerijen te gelde te maken?’

‘Hij beschikt niet meer over al zijn geestesvermogens,’ konstateerde de dokter, ‘dat is evident!’

‘Zouden we niet eindelijk eens drastische maatregelen treffen?’

[pagina 31]
[p. 31]

vroeg de belastingkontroleur. ‘Jij bent toch dokter!’

‘Precies daarom is het gevaarlijk!’ repliceerde de zuster van de dichter.

Het was niet de eerste maal dat ze zijn mentale gezondheid in twijfel trokken, en daarom trok de dichter zich die verdachtmakingen en zielige alluzies ook weinig aan. Achter zijn schrijftafel begon hij weer te denken aan de onthutsende droom, de gekke metempsychose waarvan hij het slachtoffer geweest was. Hij had een beetje deernis met de buizerd die hij zo had toegetakeld... Eensklaps schoot hem iets te binnen. Hij nam een cahier uit de lade en begon er in te bladeren... tot hij het vond, een sonnet dat hij in de zomer geschreven had:

 
‘De sperwer is een eenzame vogel;
 
door kauw en kwikstaart geplaagd,
 
flitst hij plotseling als een kogel
 
waar hij een houtduif belaagt.
 
 
 
Eén met de top van een weipaal
 
of diep in het groen van een iep,
 
spookt hij door een mistig verhaal
 
van ijskoude griebels en griep.
 
 
 
De dichter is een eenzaam wezen,
 
door burger en boer vaak bespot
 
en door mensen die geen verzen lezen:
 
 
 
dat is zijn weemoed, dat is zijn lot.
 
En daarmee is dan nogmaals bewezen:
 
sperwer en dichter staan heel dicht bij God.’

Hij knikte grimmig, lachte uitdagend, nam het cahier met zijn laatste pennevruchten, staarde naar buiten, zag zijn schoonzuster die de varkens voederde, en schreef:

[pagina 32]
[p. 32]
 
‘Wie leest er nu nog een gedicht?
 
Hier en daar een mensenschuwe man,
 
een oude vrijster, een schamel wicht,
 
een yogi of een zesde dan.
 
 
 
Wie schrijft er nu nog een gedicht?
 
Hier en daar een verziekte zot,
 
een bange non in een gesticht,
 
een schoolmeester of een labberlot.
 
 
 
En toch en toch en toch en toch:
 
de muggen dansen rond de lamp,
 
uit de heksenketel stijgt de damp,
 
 
 
de muze heeft nog altijd zog,
 
de varkens drummen rond de trog,
 
een ongerijmde wereld is een ramp!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken