Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dood van de witte raaf (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dood van de witte raaf
Afbeelding van De dood van de witte raafToon afbeelding van titelpagina van De dood van de witte raaf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.80 MB)

Scans (10.48 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dood van de witte raaf

(1980)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

25.

Vroeg in de ochtend werd Coq-à-l'âne gewekt door een windhanig gekraai. Het duurde verscheidene sekonden voordat hij besefte dat de spotvogel zich nog altijd domweg glorieus van de hem opgelegde taak kweet. Hij vloog naar de hazelaar en vroeg aan de doodvermoeide imitator, of hij wist waar Robin Hood gebleven was. ‘Hij is gaan hazen vangen, of konijnen, of ratten, of mollen,’ antwoordde de spotvogel. ‘Hij heeft mij in hoogdravende bewoordingen geprezen, hij heeft zelfs gezegd dat ik een koninklijke stem had. Hoelang moet ik nu nog zingen?’

‘Je mag niet meer zingen, leugenaar!’ vloog de kauw uit. ‘Heb je echt niet gemerkt, wanneer en waarnaar hij vertrok?’

‘Ik denk dat hij in de Kollenput gevallen is van ontroering,’

[pagina 87]
[p. 87]

jokte de spotvogel. ‘Misschien zit hij daar slakken te zoeken...’

‘Stik, pretentieuze zot!’ zei Coq-à-l'âne, terwijl hij opsteeg. Hij hoorde nog amper dat de naäper zijn laatste woorden met veel tremulo's herhaalde. Langzamerhand werd hem duidelijk wat hij in de voorbije nacht beleefd had. De elf had hem als een onnozel wicht in slaap gesust... En de raaf had hem gewoon laten slapen toen hij weer naar Nephelokokkugia vertrokken was... De ondankbare! Of had hij alles maar gedroomd, domweg gedroomd zoals de dichters die alles wat zij écht graag wilden beleven alleen maar durfden dromen? Op het erf van de Dubbelhoeve stond een grote vrachtwagen. Een poepiedik en de huisgenoten van de dichter waren ermee bezig allerlei meubels en huisraad in de laadruimte te sjouwen en te torsen. Tot zijn onthutsing zag Coq-à-l'âne zelfs de dichter met de delen van een servies heen en weer draven. ‘En wanneer ga jij verhuizen?’ vroeg de poepiedik tussen de soepterrine en het tafelzilver in.

‘Over enkele dagen,’ zei de dichter doodgemoedereerd.

‘Waar ga je wonen?’ vroeg de schoonzuster van de dichter met grote ogen.

‘We zullen wel zien,’ antwoordde de dichter gelaten.

Coq-à-l'âne, die ermee bezig was stenen om te wentelen met zijn snavel om - bij gebrek aan wat beters - zijn buik te vullen met pissebedden en oorwormen, pikte van verbouwereerdheid een stukje kauwgom mee. Meer dan een minuut had hij ervoor nodig om dat kleverige ding uit zijn snavel te krabben.

‘Jij bent toch de man die... gedichten schrijft?’ wilde de kwakkelige verhuizer nog weten.

‘Ik?’ viel de dichter uit de lucht. ‘Waar haal je het?’

Even later hoorde de kauw dat de oudste broer van de dichter tot zijn vrouw zei: ‘Ik geloof dat hij echt aan de beterhand is!’, en toen was hij helemaal in de war. Was de raaf wel naar Nephelokokkugia vertrokken? En zo niet, waar hing hij dan uit? Hij vloog tot op de raamdorpel van de stallingen en

[pagina 88]
[p. 88]

sprak de boerenzwaluwen aan, die druk in de weer waren om hun jongen te voeden en die dus enorme afstanden aflegden. Geen van hen had wat opgevangen over Robin Hood. Hij ging te rade bij de boomleeuwerik, de kuifleeuwerik, de veldleeuwerik... Deze laatste steeg zelfs hoger in de lucht dan hij dat ooit gedurfd had om navraag te doen bij zijn soortgenoten uit de omliggende territoria, maar geen van hen kon de kauw wijzer maken. Had hij zich dan toch vergist? 's Anderendaags was het zondag. Op weg naar de kerk liep de dichter hologig aan de mooiste dingen in de natuur voorbij. Coq-à-l'âne, die dacht dat zijn meester over al zijn ellende liep te tobben, wilde neerstrijken op zijn schouder om hem wat op te monteren, maar het volgende ogenblik werd hij met een bruuske armbeweging in het jonge groen van een beukenhaag geslingerd. En vervolgens moest hij zelfs maken dat hij wegkwam, want de dichter had een handvol kiezelstenen opgescharreld... Coq-à-l'âne was er nu zeker van, dat hij niet met een mens te maken had. Dit wezen was een krens! Het verwonderde hem dan ook niet, dat de propvolle kerk reeds na tien minuten begon leeg te lopen. Krensen kennen niets van muziek, voelen de mystieke kommunikatie met God via de klanken niet aan, denken dat het universum eindigt bij de tip van hun neus en de knip van hun geldbeurs. Na de hoogmis stapte de krens zelfs in de B.M.W. van zijn broer die belastingkontroleur was. Waar hing Robin Hood uit? Stel je voor dat deze krens zijn gedichten als toiletpapier gebruikte, wat dan? Of, erger nog, dat hij inderdaad verhuisde, naar een woonwijk in een stad bijvoorbeeld? Coq-à-l'âne gruwde. Het achterdenken om wat deze krens in naam van de dichter weleens zou kunnen uithalen werd echter spoedig verdrongen door de bezorgdheid om Robin Hood. Inderdaad, de raaf had nooit leren jagen... Daarenboven had Coq-à-l'âne ooit eens van een bonte kraai met slechts één oog vernomen dat de raven vroeger in de Kempen voornamelijk leefden van de placenta's van schapen en dat ze feitelijk samen met de heidevlakten en de daarop grazende kudden

[pagina 89]
[p. 89]

verdwenen waren. In zijn verbeelding zag hij de raaf al jagen op een haas, of - wie weet? - gewoon een slagerij of een bakkerij binnenvliegen om daar te pakken wat er te rapen viel. Je kon nooit weten wat er in de geest van een dichter omging! Het gemis van Gioconda deed zich nu nog erger gevoelen dan voordien: met haar had hij tenminste over het een en ander kunnen babbelen, zij had hem kunnen geruststellen of verstrooien... Bij de andere zangvogels moest hij nu niet met zijn problemen komen aankloppen: ze hadden allemaal te zorgen voor een nest, en in de lente was het onnoemelijk goed te leven in Eystel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken