Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een merel met lange oren (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een merel met lange oren
Afbeelding van Een merel met lange orenToon afbeelding van titelpagina van Een merel met lange oren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

Scans (49.23 MB)

ebook (3.30 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Illustrator

Carlo Pannemans



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een merel met lange oren

(1991)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

21

Toen mijn eerste geestdrift, mijn heilige toorn, een beetje begon af te botten, leerde ik de grote struikelblokken van alle wereldhervormers kennen... Ik was wel zo fair in te zien, dat ik in mijn eigen kleine wereldje eerst diende schoon schip te maken. Het is niet eerlijk anderen tot heldendaden aan te zetten, als je zelf braafjes lig te soezen en te sudderen in burgerlijkheid en komfort. En het was toch wel zo: ik had een bevoorrechte positie, ik werd vertroeteld en op de handen gedragen, elke glimp van ontevredenheid mijnerzijds werd steeds gesmoord in lekkernijen en toegeeflijkheden. Ik was er dik van geworden, en dikke honden horen niet in opstand te komen, en het betaamt zeker niet dat ze underdogs en hongerlijdende straatschooiers proberen aan te hitsen. Er was een te grote diskrepantie tussen mijn weelderige status en mijn drakonisch provocerende ambities. Ze zouden me uitschelden, met recht en reden ten andere, voor hypokriet en streber. Anderzijds voelde ik me de aangewezen hond om een dierenopstand te ontketenen: ik had me kunnen ontwikkelen, ik bezat een telepatisch talent, ik leefde in de nabijheid van een rebelse salonridder als de

[pagina 80]
[p. 80]

schrijver die ik beslist als een ruggesteun mocht beschouwen en zou kunnen gebruiken... Je kon toch niet van door-de-weekse onderontwikkelde straathonden of van slaafse automatismen als die tornooihonden verlangen dat ze enig initiatief tot vrijwaring of verbetering van hun levenskondities zouden opbrengen! Ik begon er dus mee wat minder te eten, maar al dadelijk dacht de vrouw dat ik weer ziek was... Ze vroeg aan de schrijver of het niet beter zou zijn dat hij een beetje preventief optrad en met mij stante pede naar de veearts reed. Het spreekt vanzelf dat ik aanstonds van gedachten veranderde en vrat als een wolf! Het gewoon aftrappen en de bossen intrekken en vandaar uit een opstand ontketenen koesterde ik vooralsnog als een vage wilde droom. Ik moest eerst enkele steekproeven nemen in mijn onmiddellijke omgeving... Waar ik vroeger soms nogal nijdig durfde uitvaren tegen kleine kinderen die op bezoek kwamen, zogezegd omdat ze me pijn deden maar in werkelijkheid omdat ik jaloers was en mijn positie in het gedrang gebracht achtte, stoof ik nu ook kwaadaardig op als de broodbezorger, de melkboer, de brouwer of de postbode het waagden een voet over de drempel te zetten. Meermaals had ik daarbij sukses en deinsden die lui verschrikt terug, tot mijn bruuske gedaanteverandering of gedragswijziging er een van hen toe aanzette een boom op te zetten over hondsdolheid. Toen bleek dat ik tegen die besmettelijke kwaal niet was ingeënt, sleepte de schrijver me natuurlijk onverbiddelijk mee naar de dierenarts voor de venijnigste aller injekties... Nog gaf ik mijn grootse plannen niet op... Toen de zon de brempeultjes deed knisperen en de ganzebloemen en de kamille de vlammende toorts van de lente overnamen, waagde ik iets onvoorstelbaars... Langs de weg naar de hoeve van de keeshond woonde een kleine kale ornitoloog. Achter het scherm van hondsroosjes en gouden-

[pagina 81]
[p. 81]

regen stond in zijn tuin een grote volière. Parkieten, sijsjes, zebravinken, kanaries, goudfazanten en allerlei kruisingen van inheemse en exotische vogels zaten erin gevangen. Menigmaal had ik schuddekoppend staan luisteren naar hun hulpkreten en jammerklachten. Op een middag, wanneer alle mensen verzadigd binnenshuis of in de schaduw zaten of lagen te dommelen, sloop ik als een dief die tuin in, rukte het gaas van het volière-deurtje en maakte dat ik wegkwam. Tussen de zonnebloemen in een andere tuin wachtte ik ademloos op wat gebeuren ging... Dat was aanvankelijk zeer weinig: de vogels bleken het verschil tussen gevangenschap en vrijheid niet eens te kennen, ofwel waren ze zodanig afgestompt dat ze de zekerheid van een dagelijks bakje verduft zaad en enkele hompen beschimmeld brood verkozen boven het weliswaar vaak kommervolle maar toch steeds adembenemend boeiende leven in de vrije natuur. Toen uiteindelijk een appelvink bijna toevallig uit de gevangenis vloog en onthutst neerstreek in een rozeboom, kende de verbazing van de gevangenen geen grenzen. Blijkbaar dachten ze dat hun kooi de hele wereld was, en dat ze de rest naar het rijk der zinsbegoochelingen moesten verwijzen... Een voor een, de ene wat dwazer en verdwaasder dan de andere, vlogen of wipten of trippelden ze nu naar buiten... Een paar kwartelkoninkjes vluchtten dadelijk weer naar binnen. Dat wilde ook een broedende kanarie doen maar hij was vergeten waarlangs hij ontsnapt was, zodat hij radeloos piepend tegen het gaas begon te fladderen. De tuin van de ornitoloog was eensklaps een bont vogelparadijs: de prachtigste kleuren wemelden in de zonneschijn, geëxtazieerd begonnen de zangvogels aan hun repertorium... Mijn hart bonsde van trots: eindelijk had ik iets positiefs gedaan! Plotseling echter kwam de vrouw van de ornitoloog, een schelle klappei, naar buiten

[pagina 82]
[p. 82]

gestoven. Gillend sloeg ze alarm. Een paar minuten later stond de hele buurt op haar kop: met vlindernetjes, schepnetten, tafellakens en emmers gewapend begonnen kinderen en volwassenen de tuin af te schuimen en uit te kammen. Met luid gejoel en gekrijs joegen ze de dodelijk verschrikte vogels op. Tot in de hoogste bomen en op de daken kropen ze. Triomfantelijk kwamen ze hun vangsten in de volière gooien. Tergend langzaam deinde de opwinding uit: tot in de beemden, de bossen, het dorp werden de vluchtelingen nagezeten... Mijn eerste echte revolte werd de faliekantste mislukking... Met het herstel van de orde in de volière was de kous echter nog niet af. De ornitoloog had een fijne neus en een verbazingwekkende opmerkingsgave. 's Anderendaags al hoorde ik de eerste geruchten over geheimzinnig aan hun einde gekomen katten, over de doodzieke Ierse setter van de onderwijzer, over dood op het hok liggende reisduiven van de buurman... Een paar dagen later kwam aan het licht dat de ornitoloog in zijn tuin allerlei met rattenkruit bestrooide etensresten had gegooid... De schrijver telefoneerde ervoor naar de politiekommissaris, maar die vroeg flegmatiek: ‘Kun je dat bewijzen? Heb je er zelf van gegeten?’ Het is geen opwekkend schouwspel, een schrijver een telefoontoestel te zien wurgen. Ik had wel wat wroeging, maar ik gedroeg me toch maar wijselijk alsof ik van de hond geen kwaad wist.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken