Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Op een wit paard naar Geel (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Op een wit paard naar Geel
Afbeelding van Op een wit paard naar GeelToon afbeelding van titelpagina van Op een wit paard naar Geel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (7.88 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Op een wit paard naar Geel

(1989)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

5.

Die zondagmiddag was de zon er eensklaps, en uit de bossen steeg de geur van de lente op. Omdat mijn hoofd zeker niet naar journalistiek werk stond, besloot ik een tomatensap te gaan drinken in ‘De Leeuw’. Waar Kranendonk 's zondags altijd uitgestorven had geschenen, leek het nu wel of het achtste wereldwonder er te aanschouwen of te beleven viel. Aan weerszijden van de wegen die naar ‘De Weerwolf 2000’ leidden, stonden wagens geparkeerd, en de rijen werden aldoor langer. In ‘De Leeuw’, toch het deftigste café van het dorp, was geen levende ziel te bespeuren. Aan de deur maakte ik dan ook rechtsomkeert. Ik had er geen zin in om met de waard een boom op te zetten over nieuwe bezems die schoon vegen. En, wie weet, zat Wijnvlekje wel in ‘De Weerwolf 2000’...

Al van ver hoorde ik de discomuziek dreunen. Ik hield niet van die soul-achtige popmuziek. Ik was opgevoed in een huisgezin waar de stilte heilig was en waar muziek de zeden verzachtte. Dansen had ik dan ook nooit gekund, met het gevolg dat ik nog geen amourettes gekend had. Als ik wat gedronken had, durfde ik een meisje het hof maken, doch dat kwam altijd faliekant uit. Ik was er te laat aan begonnen, dàt was het. Meisjes van twintig wantrouwden een vrijgezel van dertig. En ik was te kieskeurig om mij af te geven met tweedehandse vrouwen. Mijn verborgen leven had te lang geduurd. En een adonis was ik nu bepaald ook niet. Freija Wijnakker was door mijn hoofd beginnen te spoken sedert zij op Aswoensdag mijn moeder naar huis gebracht

[pagina 22]
[p. 22]

had toen die met de fiets gevallen was. Aanvankelijk had mijn belangstelling haar duidelijk gevleid, van lieverlede echter begonnen mijn attenties haar te embarrasseren. Het werd tijd dat ik dat inzag... Ik grijnsde. Mijn wijste invallen kreeg ik altijd wanneer ik stapte, dan was het alsof mijn alter ego mij de les las. Doch als ik achter mijn schrijfmachine zat, was er geen alter ego; dan mocht ik al blij zijn dat ik enkele duivels uit de hel kon vloeken... ‘De Weerwolf 2000’ puilde werkelijk uit. Tot op de stoep stonden jongelui bier te hijsen. Het viel me op hoe keurig ze gekleed waren: kolbertkostuum, das, kraaknet hemd, glimmende schoenen... Op het eerste gezicht allemaal fils à papa. Ik herkende niemand. Verontschuldigingen mompelend baande ik mij een weg naar de tapkast. De discjockey had een zangerige, hese stem... Het was Paganini! Wat hij zei klonk flemend, strelend, ophitsend, obsederend... bijna obsceen. Lix van Bourgonie, bleek en hologig, duwde me een glas bier in de hand. ‘Jij betaalt hier niet,’ zei hij. ‘Gezondheid!’

Op dat ogenblik wrong iemand zich naast mij tot aan de tapkast. Het was Ingel Guldentops, die student in de rechten was. ‘Wie is hier de patroon?’ vroeg hij aan mij.

‘Ik,’ zei Lix minzaam.

‘Ik woon in de winkel aan de overzijde van het kruispunt,’ verklaarde Ingel. ‘Een oldtimer verspert de uitrit van de garage. Ik neem aan dat een van jouw klanten de eigenaar van dat vehikel is.’

‘Nummerplaat?’ vroeg Lix.

‘Dat weet ik niet,’ antwoordde Ingel ongeduldig.

‘In orde,’ zei Lix, waarna hij zich omdraaide.

Nog voordat Ingel weer buiten was, werd de muziek afgezet en zei een mikrofoonstem: ‘De eigenaar van de oldtimer op de parkeerruimte voor de winkel aan de overzijde van het kruispunt wordt vriendelijk verzocht zijn voertuig te verplaatsen. Dank je!’ Voilà! Zo doet een gentleman dat, dacht ik. Ik had amper één teug gedronken, toen de patroon me alweer een glas toeschoof. ‘Het is toch eigenaardig dat zoveel jongelui op een zondagnamiddag naar een godvergeten dorp als Kranendonk afzakken,’ zei ik, ‘alsof er nergens anders wat te beleven viel.’

‘Niet iedereen is een voetbalfanaat,’ wees Lix mij terecht. ‘Gelukkig maar... En jonge mensen zijn graag bij elkaar. Daar spekuleer ik op.’ Hij ging op zijn tenen staan en keek met gefronst voorhoofd naar iets achter mij. ‘Sorry, meneer!’ riep hij.

Ik draaide me om. Achter mij stond Gino Hanselaar, in jeans, met gedeeltelijk ontblote borst, én breed grijnzend. ‘Geef mij een pint,’ zei hij. ‘En geef Laurens er ook een.’

[pagina 23]
[p. 23]

‘Als je naar huis wilt gaan, een jas wilt aandoen, én een das wilt omknopen,’ zei de patroon. ‘Het spijt me, maar “De Weerwolf 2000” is geen café voor slampampers. Als ik nu het uitschot toelaat, zit ik toekomende week nog uitsluitend met uitschot.’

Ik zag Gino bleek worden. Ik stond er als verstard bij. Ik wist niet hoe ik kon reageren. Het was cru, erger nog. Wat ik verwachtte, kwam echter niet. Gino, garagearbeider én als motocrosser een spektakelmaker, kreeg de kans niet om iets te zeggen of te doen. Vier robuuste kelners zetten hem gewoon op straat... ‘Het is toch wààr!’ verdedigde Lix zich. ‘Als ik het schorriemorrie duld, blijven de nette klanten weg. En van wie moet ik het hebben, denk je?’

‘Gino Hanselaar is nochtans een fidele vent,’ protesteerde ik zwakjes.

‘Ken jij in Kranendonk niet een paar jonge vrouwen die aardig wat willen bijverdienen als schoonmaakster tijdens het weekend?’ vroeg Lix met gedempte stem.

Ik kreeg de tijd niet om te antwoorden, want Ingel Guldentops was daar weer. ‘Dat is toch geen manier van doen!’ riep hij Lix toe. ‘Als die wagen binnen vijf minuten niet verplaatst is, laat ik hem wegslepen!’

Lix haalde de schouders op en liep naar achteren.

Ik volgde Ingel naar buiten. In het midden van het kruispunt stond een kelner enkele gebroken glazen op een blik te vegen. Ingel stak met grote stappen het kruispunt over. Ik moest wachten voor een voorbijrijdende wagen. Ingel legde zijn handen op de kofferbak van de oldtimer en begon te duwen. Er was geen beweging te krijgen in het glimmende onding. Zijn zuster, Deirdre, kwam hem te hulp. Haar lange rode haren waaiden tot in zijn gezicht. De oldtimer kraakte even. Net toen ik op het punt stond een handje toe te steken, riep eensklaps een bazige stem: ‘Blijf met je poten van mijn slee!’

Geërgerd en opgelucht tegelijkertijd richtte Ingel zich op. De jongeman die op hem toeliep, zag eruit als een catcher die even het kostuum van zijn jongere broer had geleend. ‘Ik moet dadelijk ergens zijn,’ zei Ingel. ‘Wil je even je wagen verplaatsen?’

‘Jij moet mijn slee met rust laten,’ zei de catcher, ‘anders zal ik jou eens verplaatsen!’

‘Het is hier verboden te parkeren!’ snibde Deirdre. ‘Als je ook maar voor tien centen verstand hebt, zie je dat toch wel!’ ‘Hoepel op, onnozele trut!’ smaalde de catcher.

Ingel was lijkbleek geworden. Ik had het nooit gezien dat hij zijn zelfbeheersing verloor, doch nu kookte hij zichtbaar. ‘Als

[pagina 24]
[p. 24]

je die rammelkar binnen dertig sekonden niet verplaatst hebt, bel ik naar de gendarmerie van Goorbergen,’ dreigde hij. ‘Hersenloze brontosaurus!’

‘Godverdomme! Ajuin! Kempens boertje!’ kafferde de catcher. ‘Kom hier... Dat ik je manieren leer!’ Bij die laatste woorden beukte hij reeds met zijn schedel op Ingels borst in.

De kopstoot kwam zo verraderlijk aan, dat Ingel de tijd niet had om te reageren. Hij vloog achteruit en kwakte tegen de garagedeur aan. Daar bleef hij versuft liggen.

Deirdre begon luid te gillen.

De catcher brieste dat hij haar de volgende maal zou neuken tot ze witte haren had. Hij sprong in zijn wagen en vertrok oorverdovend.

Ik stond perplex tot de benzinewalmen waren opgetrokken. Toen knielde ik naast Deirdre bij Ingel neer. Kokhalzend kwam Ingel weer bij zijn positieven. ‘Onvoorstelbaar!’ zei ik. ‘Wat voor een biervarken was dat?’

‘En wat voor een held ben jij?’ merkte Deirdre schamper op. ‘Je stond erbij te gapen als een pasgeboren kalf!’

Geschokt stond ik weer op. ‘Je hoeft je rancunes op mij niet af te reageren!’ zei ik verongelijkt. ‘Wat kan ik inbrengen tegen zulke bullebakken’

‘Ach, loop naar de pomp!’ zei ze. ‘Maak van die bullebak je “Figuur van de Week” maar!’

Op dat ogenblik trok een vreselijk geknal en gekletter onze aandacht... Meisjes krijsten, jongens brulden... Iedereen deinsde achteruit, rende of dook weg... Een rood gevaarte scheerde rakelings langs de ingang van de ‘Weerwolf 2000’... Gino Hanselaar op zijn motor. Wie in het gebouw was, wilde naar buiten; en wie buiten was, wilde naar binnen... Er ontstond een geweldig tumult... En weer raasde de bolide langs de menigte, tussen toeterende auto's... De chaos was kompleet. Nog driemaal wervelde de storm over het kruispunt, en toen verdween hij in de richting van Lovenhoek. ‘Daar komen ongelukken van!’ zei ik ontsteld. ‘Die heeft ten minste geen vissebloed!’ sneerde Deirdre.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken