Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Op een wit paard naar Geel (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Op een wit paard naar Geel
Afbeelding van Op een wit paard naar GeelToon afbeelding van titelpagina van Op een wit paard naar Geel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (7.88 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Op een wit paard naar Geel

(1989)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

7.

Vooral mijn ‘Figuur van de Week’ boeide de mensen. Telkens als ik erin slaagde een figuur te beschrijven en te interviewen, die er rijp voor was om op een wit paard naar Geel gebracht te worden, kreeg ik prettige reakties. Eén van de grootste drijfveren in het leven was nu eenmaal leedvermaak. Ik besefte echter maar al te goed dat een andere belangrijke beweegreden gekrenkte trots was: ik moest dus zeer voorzichtig zijn in mijn keuze, en ik mocht zeker niemand ridikuliseren in mijn beschrijvingen. Het moest een rariteitenkraam blijven voor mensen die graag te pronk liepen met hun eigen rarigheid. Derhalve had ik ook steeds weer een bang voorgevoel als ik aan de gemeenteraadsverkiezingen dacht: would-be politici waren weliswaar rariteiten, doch zij wilden dat niet gezegd hebben; zij wilden zich in het zonnetje laten zetten, zich laten ophemelen, op rozen zitten... Een grote reüssite als ‘Figuur van de Week’ was zeker Charlie Ostapluk. Charlie woonde sinds mensengeheugenis in een vervallen keuterij nabij de ruïnes van de priorij 'Onze-Lieve-Vrouw-in-'t-Goor, aan een oude zandweg die naar Goorbergen leidde. Toen Charlie Kranendonk deed daveren van het lachen met zijn verhalen over de verschijningen van een wit wijf of een witte juffer die hem de toekomst voorspelde en die hem de geheime bergplaats van een grote schat had aangewezen in de buurt van het kasteel, kreeg ik van alle zijden een wenk om hem te interviewen. Ik wilde me echter niet laten manipuleren als een marionet, en daarom hield ik me op de vlakte. Wanneer echter gefluisterd werd dat Charlie met een koffer vol gouden en zilveren munten in een bank was aangekomen, kon ik mij niet meer afzijdig houden. Doch toen was het witte wijf al Onze-Lieve-Vrouw geworden en trokken de bejaarden, de minder-validen en de kinderen al bij tientallen naar de ruïnes van de kapel. Op een heerlijke dag in april beleefde ik het dat Charlie

[pagina 30]
[p. 30]

een verschijning kreeg... In de hoek van het bouwsel stond een reusachtige vlier, die toch wel abnormaal vroeg in bloei stond. Plotseling daalde er iets als een windhoosje neer, de schermbloemen begonnen te wuiven, en Charlie ging op zijn knieën zitten. Een paar minuten duurde dat. Toen hield het waaien op... en stond Charlie op. ‘Die kwaad doet, kwaad ontmoet,’ zei hij. ‘In Kranendonk zal de duivel de kaars houden tot de ridder Christi komt.’

‘Heb je nu écht iets gezien?’ vroeg ik ongelovig.

‘Jij niet?’ repliceerde Charlie.

‘Neen,’ zei ik.

‘Dan moet jij wel stekeblind zijn,’ mompelde hij. ‘Komt dat nu écht in “De Brabander”?’

Ik haalde de schouders op. ‘Misschien wel. Als ze tenminste niet denken dat jij de godsdienst bespottelijk maakt. Met de verschijningen van die witte juffer hadden we een grotere kans gehad.’ ‘Ik heb nooit gezegd dat het Onze-Lieve-Vrouw was,’ zei Charlie. ‘Schrijf maar gerust dat het een witte juffer is. Maakt dat zulk groot verschil?’

‘Een wereld,’ meende ik.

Stilaan begon ik te ondervinden dat het journalisten werk ook wel lukratieve periodes kende. In de industriezone tussen Muisdonk en Goorbergen waren de laatste tijd nogal wat bedrijven opgericht. En de raad van beheer van elk bedrijf telde een mannetje dat de public relations behartigde. Van de geringste veest poogde dat mannetje een donderslag te maken. Alles (de sponsoring van een sportklub, de aankoop van een nieuwe machine, het bouwen van nog een vleugel, het uitbrengen van een verbeterd produkt...) gaf aanleiding tot een perskonferentie. Meestal ging het uitdelen van het propagandistisch communiqué gepaard met een lucullusmaal én een bacchanaal, om over de geschenken in natura nog te zwijgen. Daar trof ik journalisten van wie ik nog nooit een letter gelezen had en die ik anders nooit zag. Ook op de menigvuldige recepties in de streek ontmoette ik geregeld jongens die een perskaart hadden, maar die hun kopij waarschijnlijk nooit geplaatst kregen... Ik althans las nooit wat van hun hand. In plaats van penneridders waren zij alkohol-ridders geworden. Omdat ‘De Brabander’ mijn berichtjes wèl opnam, verwierf ik steeds meer aanzien: dat voelde ik, dat merkte ik, en dat hoorde ik. En waar ik vroeger na twee glazen schuim wijn al begon te doddelen en te dodderen, werd ik nu agressief en martiaal... behalve wanneer Wijnvlekje in de buurt was. Die donderdagavond kwam ze mij opzoeken in ‘De Leeuw’.

[pagina 31]
[p. 31]

Ik zat aan de tapkast, met mijn vijfde glas bier in de hand, aan haar te denken, toen ze eensklaps naast mij stond. ‘Heb jij al iets geschreven over die ellende in onze buurt?’ vroeg ze veel te luid. Alle stamgasten keken onze richting uit, en ik dankte de hemel alweer dat ik een baard had. ‘Neen,’ antwoordde ik benepen. ‘Wat drink je?’

‘Niets!’ zei ze. ‘Ik laat me niets opsolferen door kloteklappers!’ ‘Maar wat moet ik dan schrijven?’ vroeg ik vertwijfeld.

‘Heb jij soms niet gehoord wat dat bejaarde echtpaar overkomen is, op het kruispunt, verleden zondagavond?’

‘Neen,’ zei ik.

‘Wat ben jij een knappe journalist!’ smaalde ze. ‘Heel Kranendonk spreekt erover en meneer de dorpsfilozoof weet van toeten noch blazen... Drink jij tegenwoordig niet wat te veel?’

‘Wat moet hij weten, Freija?’ kwam Richard, de waard, mij te hulp.

Wijnvlekje snoof verontwaardigd. ‘Wel... twee oude mensen uit Kouwenberg kwamen daar aan in hun Lada. Een bende bezopen lefgozers verliet juist “De Weerwolf 2000”. De schoelies lieten de auto stoppen. Met z'n allen tilden ze de wagen op en begonnen er op kommando mee te wiegen. Toen het spelletje gedaan was, verkeerden de oudjes in shocktoestand. Ze werden opgehaald met een ambulancewagen en naar het ziekenhuis gebracht...’

‘Maar dat is toch iets voor de politie!’ stoof ik op.

‘De politie werkt tijdens het weekend niet!’ zei ze. ‘Dat weet jij ook! In het spoor van de hulpdienst is een combi van de rijskwacht van Geel gekomen, doch die werd dadelijk weer opgeroepen voor een zwaar verkeersongeval.’

‘En welke zoden brengt het aan de dijk als ik daar nu wat over schrijf?’, wierp ik op. ‘Hoe heten die mensen uit Kouwenberg? En wie waren die vlegels?’

‘Dat weet ik niet!’ snauwde ze. ‘Jij bent de journalist.’

‘Inderdaad, maar jij schijnt te denken dat een journalist een privé-detective is.’

‘En dat is nog niet alles,’ vervolgde ze. ‘Een ander stelletje kinkels brak de publieke telefooncel af, die naast de frituur van Franne de Cnaep stond. Toen de Franne protesteerde, kieperden ze zijn kraam om. Zijn benen zijn lelijk verbrand...’

‘De Franne zal er toch zeker de rijkswacht wel bijgehaald hebben,’ schamperde ik. ‘Die trekt zelfs van zijn grootste malheuren profijt.’

‘Ja,’ zei ze. ‘Verleden maandag zijn de rijkswachters daar een

[pagina 32]
[p. 32]

proces-verbaal komen opmaken tegen onbekenden. Dat konden ze toen bij iedereen in de buurt daar doen... De brievenbussen zaten vol smeerlapperij. De uitstalramen van de kettingwinkel zagen eruit alsof een heel bataljon ertegen gewaterd had. In onze voortuin lagen zelfs een injektienaald en een gebruikte condoom... Bah!’

Ik haalde de schouders op en zuchtte. ‘Dat ruikt te sterk naar sensatie. Dat nemen ze in “De Brabander” nooit op...’

‘O ja! De ernstige krant, nietwaar?’ Wijnvlekje werd nu pas voorgoed boos. ‘En al wat immoreel is, hebben we liefst niet gezien. Al wat ongehoord is, lijkt de facto onwaarschijnlijk... Dan zal het ook wel belachelijke sensatie zijn, dat zeker vijf schoolkinderen rustig mochten aanschouwen hoe een dronken viezerik een delletje neukte, zo maar langs de straat, op de motorkap van een wagen?’

‘Je moet de burgemeester aanspreken,’ mengde de waard zich in het gesprek. ‘Hij is in het bijzonder belast met de uitvoering van de politiewetten en -verordeningen. In geval van ernstige stoornis van de openbare rust moet hij optreden...’

‘Herwig Roosen is daar veel te braaf voor!’ hoonde Wijnvlekje. ‘Hij moet in oktober herkozen worden...’ mompelde ik. ‘Weet je wat? Ik kan altijd wat schrijven over... vandalisme in Kranendonk.’

Richard schudde het hoofd. ‘Doe dat niet!’ zei hij. ‘Op zoiets komen de vandalen precies af. Vandalisme is een ziekte, een koorts... Denk maar aan de hooligans op de voetbalvelden. Elke vorm van fascisme is iets zieligs, als het fenomeen, waar het ook opduikt, genegeerd wordt.’

‘Wie terreur negeert, is een zot!’ vloog Wijnvlekje uit.

Ik dronk een stevige teug van mijn glas. ‘Je maakt van een mug een olifant, juffrouw Wijnakker,’ zei ik spottend. ‘Je staat hier niet op de estrade in je klasje.’

‘Je weet toch dat jouw leerlingen je Meneer Weetal noemden, hoop ik!’ stootte ze uit.

‘Ik dacht dat het Meneer Gelijk was,’ zei ik droog. ‘Het is niet zo maar dat mijn naam in verband gebracht wordt met laurier...’ ‘Paljas!’ siste ze.

‘Ik weet het wel... Jij zou me in de voetsporen van de heilige Laurentius willen zien treden. Maar ik bedank feestelijk voor de vuurdood op een gloeiende rooster!’ Nog voordat ik uitgesproken was, had Wijnvlekje de gelagzaal al verlaten. De deur zwiepte dicht, en het glas daverde. Pas toen werd ik me ervan bewust dat alle aanwezigen, en dat waren er toch zeker twintig,

[pagina 33]
[p. 33]

ons gesprek gevolgd hadden Ik wist dat ik het nu wel voorgoed verkorven had bij Wijnvlekje, en ik was allesbehalve gelukkig. Zo was ik altijd geweest: ik was niet bestand tegen twijfel; als ik iets gedeeltelijk stuk waande, joeg ik het verder in de vernieling.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken