Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Op een wit paard naar Geel (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Op een wit paard naar Geel
Afbeelding van Op een wit paard naar GeelToon afbeelding van titelpagina van Op een wit paard naar Geel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (7.88 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Op een wit paard naar Geel

(1989)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

8.

Het was dan ook zeer node, en dus uiterst geleidelijk, dat ik moest toegeven dat Wijnvlekje gelijk had. Ten slotte had ik me door Lix van Bourgonie toch laten lijmen met duizend frank, enkele gratis konsumpties en een tekst - zij het dan nog een lofzang op zijn zaak - die hij er had doorgedrukt bij de redaktie van ‘De Brabander’. En ik was geen windhaan. De eskalatie van de konflikten en de emoties rond ‘De Weerwolf 2000’ konden mij echter niet blijvend onberoerd laten. Begin mei, toen ‘De Weerwolf 2000’ amper zes weken draaide, waagde niemand van Kranendonk het 's avonds tijdens het weekend nog langs het kruispunt te gaan of te rijden. Wie naar Kouwenberg of Lovenhoek moest, maakte een omweg van vele kilometers, of poogde langs veld- en boswegen zijn doel te bereiken. Er ging trouwens geen week voorbij of iemand werd er gemolesteerd of zelfs geschoffeerd: nu eens waren het argeloze passanten, dan weer enkele naïevelingen die dachten een gewone dancing te betreden. Aanvankelijk zaten alleen de buurtbewoners daar met gesloten deuren en luiken te wachten tot het maandag werd en zij de schade, toegebracht aan hun woning of in hun tuin, konden gaan herstellen, doch al snel breidde de angstpsychose zich uit. Vreselijke verhalen over orgieën van dronken, in trance verkerende en op de dansvloer kopulerende jongeren deden de ronde. Toen de decibels zelfs de kerk deden daveren tijdens de eucharistieviering op zaterdagavond, trok de burgemeester naar ‘De Weerwolf 2000’... Hij werd uitgelachen, begoten met bier, én zwaar bedreigd. Woedend zei hij dat hij naar de gendarmerie in Goorbergen zou rijden. Hij wilde in zijn wagen stappen, doch ontdekte dat iemand met een mes de banden bewerkt had. Te voet moest hij afdruipen. 's Anderendaags kwamen twee gendarmes de paspoorten kontroleren. Ze werden in de rug aangevallen, en beurs en blauw geslagen. De combi werd gewoon omgekanteld. De volgende vrijdag dook er een hele patrouille gendarmes op. Drughonden werden ingezet... doch vonden niets. ‘De Weerwolf 2000’ leek eensklaps wel een voorbeeldig jeugd-

[pagina 34]
[p. 34]

centrum te zijn. Lix van Bourgonie zwoer dat hij de onverlaten die de twee rijkswachters hadden lastiggevallen, voor eeuwig de toegang tot zijn zaak had ontzegd. Dat ook de burgemeester op grof geweld was onthaald geworden, herinnerde hij zich helemaal niet... Ook werd er gefluisterd dat Franne de Cnaep de huik al naar de wind gehangen had: hij verkocht drugs en... wapens. Toen ik dat hoorde, schaterde ik het uit: roddelen was in Kranendonk altijd dé dorpssport geweest. Lachen deed ik echter niet meer toen de firma ‘Cardinaels' Electronics’ op het dak van ‘De Weerwolf 2000’ een apparaat had geïnstalleerd voor light amplification by stimulated emission of radiation. Het was een toestel dat om zijn as draaide en met bleekgroene elektromagnetische stralen de omgeving bepoetelde. Lawaai had ik leren verdragen; aan wemelend laserlicht, dat zelfs de kerktoren beduimelde, had ik een hekel. Iedereen in Kranendonk trouwens vroeg zich angstig af of er wel al een wet bestond die zoiets verbood. Toen zelfs mijn moeder - en wij woonden dan toch in een solide, zij het ouderwets, herenhuis aan het dorpsplein - zei dat ze 's nachts wakker schrok van spookachtig groene lichtflitsen in haar slaapkamer, nam ik eindelijk een besluit: ik zou dat vandalisme, die baldadigheden, die aanslagen op de gemoedsrust van een dorpsbevolking en op de paradijselijke kalmte van een plattelandsgemeente, die laksheid van de gemeentelijke overheid en die lafheid van het politieapparaat aanklagen... Ik koos mijn woorden zorgvuldig en schreef een uiterst sekuur en objektief artikel. Iets beters had ik nooit gepleegd. Dus wachtte ik, popelend van ongeduld en me al verkneukelend in de onvermijdelijk gunstige reakties van mijn medeburgers - met Wijnvlekje aan het hoofd van de schare vanzelfsprekend - op de publikatie ervan. Toen echter na meer dan een week ‘De Brabander’ mijn tekst nog niet had gebracht, verloor ik mijn geduld en telefoneerde ik naar de hoofdredakteur in Turnhout. Hoe het mogelijk was dat een toch urgent artikel als dat over de terreurdaden in Kranendonk met zoveel vertraging gepubliceerd werd? Arnout Koleman begon dadelijk vaderlijk te doen. Terreurdaden? Kom nou! Zat ik niet te veel met de dagelijkse berichtgeving uit het Midden-Oosten in mijn hoofd? Kwajongensstreken, ja... Had een krant als ‘De Brabander’ wel het recht een zo negatief beeld van de jeugd op te hangen? Wist ik dan niet dat dergelijke ontladingen van jeugdig ongenoegen, dergelijke ongelukkig uitvallende blijken van onvolwassenheid... bijna in elk dorp schering en inslag waren? Was het al bij al niet normaal dat jongerenbijeenkomsten soms uit de hand liepen?

[pagina 35]
[p. 35]

Had ik er dan nog nooit wat van opgevangen hoe er vroeger op de dorpskermissen met messen gevochten werd? En die rijkswachters... Ik wist toch ook wel hoe sommigen onder hen - echte rotzakken waren dat! - konden provoceren? Deden die ooit aan voorzichtige preventie? Neen! Keiharde repressie was hun oogmerk. Ze haalden iemand het bloed onder de nagels vandaan... En wat die onmacht van burgemeester Roosen betrof... Waarom deed de man geen beroep op senator Bonnarens om de gemoederen te bedaren? De senator was toch een personaliteit? Hoeveel vrienden telde die niet in de hoogste kringen van de rechterlijke macht? Trouwens, de senator zou bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen zo goed als zeker weer tot burgemeester van Groot-Kranendonk gekozen worden, en dan werden zulke futiliteiten als die caféruzies in een handomdraai opgelost. Of niet soms? Neen... Van mij werd vooral positief nieuws verwacht, dingen die de lezers behaagden, blijmoedig stemden, een gevoel van veiligheid en geborgenheid bezorgden... Ik was op de goede weg. Ik mocht me alleen niet laten beïnvloeden door heethoofden, vuiltongen en beunhazen, en ik moest vooral altijd voor ogen houden dat niet elk artikel een schot in de roos kon zijn. Mijn stukje over die jubilerende bloedgevers bij voorbeeld was zeer goed, en dat over die geridderde leden van de harmonie was ook prima... Of ik al wist hoeveel kandidatenlijsten voor de gemeenteraadsverkiezingen er in Groot-Kranendonk zouden worden ingediend? Ja, het was nog wat te vroeg. Ik moest geduld hebben. Doch ik mocht me de kaas niet van het brood laten halen. Bij de andere kranten wisten ze ook wat voor een politiek broeinest Kranendonk was, en hoe exemplarisch de gemeente kon zijn voor de Kempen... Tot daar Meneer Cliché én zijn wasbekken. Tot daar mijn alibi. Maar kon ik nu in het publiek Pilatus spelen én mijn handen in onschuld wassen? De mensen zouden me niet geloven, en gewoon denken dat mijn tekst te slecht was voor opname in de krant.

Half mei maakte ik kennis met Gavril Berthout de Craenendonck, vulgo de Jonker. Menigeen had er mij al op gewezen dat hij uitstekend zou passen in mijn galerij van zonderlingen. De Jonker genoot in Kranendonk geen aanzien meer. Al wat zijn landadellijke familie geweest was en bezeten had, was verknald en verknapbust door zijn vader. Hij was van mijn leeftijd en woonde moederziel alleen op Oerdam, een waterburcht uit de zeventiende eeuw. Ooit had zijn familie de geschiedenis van de streek helpen bepalen, doch dat was alleen nog maar in geschiedenisboeken terug te vinden. Iedereen in Kranendonk wist dat zijn moeder,

[pagina 36]
[p. 36]

een Waalse gravin, niet had kunnen aarden op Oerdam en ergens in Zwitserland zelfmoord had gepleegd. Zijn vader was toen aan de drank geraakt. De tijd dat de adel over onbeperkte mogelijkheden beschikte, was definitief voorbij: wie van de bosbouw leefde, moest van hogerhand toelating krijgen om zijn eiken en beuken te vellen. Met zijn jachtgeweer had de oude Jonker een bosbouwkundige beambte in het ziekenhuis geschoten. Hij werd vanzelfsprekend gearresteerd. Een paar dagen na zijn vrijlating reed hij in Lovenhoek een jongeman in een invalidenwagentje dood. Omdat hij stomdronken was, reed hij door. Er waren echter getuigen. En 's anderendaags haalden de gendarmes hem op. Voordat het tot een rechtszaak kon komen, verhing hij zich in zijn cel... De zoon, de jonge Jonker, was toen ergens op kostschool. Een tijdje stond het kasteel te koop, vergeefs echter. Toen er dan sprake van was het te klasseren, zowat acht jaar geleden, nam de jonge Jonker er zijn intrek. Hij leefde zeer eenzelvig. Omdat hij geen stof bood voor roddelpraat, zeiden de mensen dat hij simpel was en mensenschuw... Hoe groot was dan ook mijn verbazing toen ik die zaterdagmiddag bij de stallingen achter het kasteel een rijzige, sportief geklede man aantrof, die mij vrank maar helemaal niet onvriendelijk aankeek. Nog voordat ik mij had voorgesteld, zei hij: ‘Schitterend weer, nietwaar?’

‘Zeker!’ beaamde ik, terwijl ik met bewondering naar de twee gitzwarte veulens keek, die wat verder in een perk stonden.

Zonder zijn ogen van mij af te wenden, zei hij: ‘Dat zijn dochters van Marduk, één van de beste springpaarden van deze eeuw.’ Hij glunderde. ‘Ken jij iets van jumping?’

‘Ik ben journalist van “De Brabander”,’ zei ik ontwijkend.

‘O ja!’ hij lachte hartelijk. ‘Dan ben jij de man die de geschiften van de streek op een rijtje aan het plaatsen is... Het is toch niet je bedoeling om ook mij in dat... panteon bij te zetten?’ ‘Het zijn types... Geen geschiften!’ protesteerde ik verlegen.

‘Je hebt gelijk!’ stelde hij mij gerust. ‘Doch ik ben niet gesteld op dat soort van... typeringen. Het spijt me... Maar waarom schrijf je niet wat over mijn stoeterij? Ik heb... toch al enkele befaamde paarden gefokt, weet je...’

‘Graag!’ hapte ik toe.

Het volgende uur vertelde hij, bij een glas grenadine, honderduit over zijn hobby én broodwinning. Toen ik wilde afscheid nemen, vroeg hij: ‘Maar wat voor een mallemolen draait daar tijdens het weekend toch?’ Hij wees in de richting van ‘De Weerwolf 2000’.

[pagina 37]
[p. 37]

Ik legde het hem uit.

‘Maar dan wordt het toch hoog tijd dat de burgemeester drastisch optreedt!’ zei hij verontwaardigd.

‘Onze burgemeester wordt nu eenmaal niet bewonderd om zijn durf,’ verklaarde ik.

‘Weet je dat vijf van mijn voorvaderen ooit burgemeester van Kranendonk waren?’ vroeg hij.

Ik wist het niet, doch ik knikte.

De Jonker keek zeer ernstig. ‘Het zou bij hen niet waar geweest zijn. De eerste burger heeft ook de eerste plichten.’

Toen ik naar huis reed, begon ik te beseffen wat échte adel was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken