Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Op een wit paard naar Geel (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Op een wit paard naar Geel
Afbeelding van Op een wit paard naar GeelToon afbeelding van titelpagina van Op een wit paard naar Geel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (7.88 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Op een wit paard naar Geel

(1989)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

33.

Eind november stond Muisdonk op zijn kop: Tonia Lansloots, de achttienjarige dochter van een varkensfokker, was na een avondje uit niet thuisgekomen. Het meisje, dat in Goorbergen studeerde voor kinderverzorgster, had juist een ongelukkige liefde achter de rug. Twee jaar had ze gevrijd met een automecanicien die in de zomer ook wielrenner was. De jongeman werd 's anderendaags reeds aan de tand gevoeld, doch hij wist van niets: hij had een ander lief en was met haar naar een meeting op de wielerbaan van Gent geweest. Uiteindelijk kwam aan het licht dat Tonia die zaterdagavond met vier jongemannen naar de ‘Hot Cockles’ gereden was. Daar had ze gedanst. Om elf uur echter waren de jongemannen doorgereden naar Antwerpen. Omdat ze vreesde dat het te laat zou worden, had Tonia ervan afgezien hen ook naar de stad te vergezellen. Ze zou wel iemand vinden om haar naar huis te brengen, had ze gezegd. Het was zondagavond toen Tonia's ouders dat vernamen. De varkensfokker trok met een foto van zijn dochter naar de ‘Hot Cockles’. Er was niet zoveel volk, zodat hij de foto rustig aan het personeel en aan een aantal klanten kon tonen. Niemand bleek zich het meisje

[pagina 138]
[p. 138]

te herinneren... Doch het had daar de nacht voordien werkelijk stormgelopen. Lix van Bourgonie was één en al bezorgdheid. Zijn nieuwe zaak kon zulke antipubliciteit missen als de pest. Hij kleefde de foto op een bord en schreef eronder met krijt: ‘Wie zag haar vannacht?’ 's Maandags was Tonia nog niet thuis. In overleg met de rijkswacht werd een grootscheepse zoektocht op touw gezet. Half Muisdonk nam eraan deel. Alle bossen, houtwallen, heidevlakten en velden werden afgezocht. Ik nam verscheidene foto's van de speurtocht, en zocht zelf ook mee. Pas op woensdagnamiddag werd Tonia's stoffelijk overschot ontdekt... door twee van haar klasgenoten. Eigenlijk hadden de meisjes hun zoektocht opgegeven. Ze keerden langs een bosweg terug naar de bushalte, toen één van hen moest urineren... Tonia lag naakt achter enkele bremstruiken. Ze was vreselijk verminkt. Ik vernam het nieuws pas in de vooravond, en bracht plichtsgetrouw de redaktie van de krant op de hoogte. 's Anderendaags in de voormiddag ging ik ter plaatse een kijkje nemen. De bushalte was ongeveer twee kilometer van de ‘Hot Cockles’ verwijderd. Rijkswachters hadden de bosweg afgespannen. In de verte zag ik een fotograaf doende, en ik hoorde ook het geblaf van honden. Vlak naast mij fluisterde een korpulente vrouw in het oor van een meisje: ‘Nu zie je wat ervan komt als je met iedereen zo maar meegaat.’

‘Maar ik ga niet met iedereen zo maar mee!’ protesteerde het meisje gesmoord.

‘Neen, maar toch bijna met iedereen!’ beet de matrone haar toe. ‘Zeg, begin asjeblieft weer niet!’ repliceerde het meisje.

Ik had genoeg gezien en gehoord. Ik had er nooit met mijn verstand bij gekund waarom sommige kloosterlingen zichzelf tuchtigen met een karwats. Doch ik had zeker nooit kunnen vatten waarom sommige meisjes er zo op gebrand waren zich door de eerste de beste wildvreemde te laten bespringen. Masochisme had mij altijd doen huiveren. Alle excessen deden mij bijna lichamelijk pijn: ook kindermishandeling, machtsoverschrijding, het recht van de sterkste, abominabele goedgelovigheid én lijdzaamheid. Ik voelde mij vaak alsof ik in een vorig leven afschuwelijk onrecht geleden had. Diep onder de indruk van het een en ander reed ik weer naar huis. Zoals steeds wanneer ik mij onnuttig voelde, had ik trek in een duvel. Tot mijn verbazing zaten in ‘De Leeuw’... Louis Stassijns en onderzoeksrechter Leman bij een tas koffie te praten. Louis Stassijns herkende mij dadelijk, want hij riep joviaal: ‘Ha, daar hebben we mijn jonge kollega! Kom, schuif bij en drink iets van mij!’ En zich tot de onderzoeksrechter wendend vervolgde hij: ‘Onze jonge vriend heeft ook zijn verdenkingen...’

[pagina 139]
[p. 139]

De onderzoeksrechter trok de wenkbrauwen op. ‘Zo?’ zei hij. Onwennig ging ik zitten. ‘Zekerheden,’ mompelde ik, met popelend hart.

De onderzoeksrechter lachte even. ‘Laat eens horen...’

Ik snoof even. ‘Lix van Bourgonie is een psychopaat!’ flapte ik eruit.

‘En wie is Lix van Bourgonie?’

Omstandig vertelde ik mijn verhaal. ‘Mijns inziens lijdt hij aan de weerwolfsziekte,’ besloot ik.

‘Ik denk,’ zei Louis Stassijns rustig, ‘dat jij ooit nog romans zult schrijven.’ Hij klopte me zacht op de arm, en vervolgde: ‘Liefdesromans.’

‘Je gelooft me dus niet?’ vroeg ik ongelukkig.

‘Toch wel! Toch wel!’ antwoordde Louis Stassijns. ‘Maar je praat zo gloedvol over die juffrouw... Guldentops, zo dweperig bijna... Ben je misschien op haar verliefd?’

Ik tastte naar mijn baard als naar een redplank. ‘Euh...’ aarzelde ik. De onderzoeksrechter echter kwam mij ter hulp. ‘Wat jij en die jonker en die motorcrosser daar uithaalden, lijkt sterk op een volksgericht,’ zei hij. ‘Dat zou weleens nare gevolgen kunnen hebben.’ Hij dronk even van zijn koffie, en keek lichtelijk verbaasd naar het krachtig schuimende bier dat Richard tussen mijn armen zette. ‘Anderzijds is... die uitbater zowat een centrale figuur in elke van de drie tragedies die zich hier hebben afgespeeld. We zullen hem zeker niet ongemoeid laten. Heeft dat meisje die bierviltjes nog?’ ‘Ik denk het wel,’ zei ik, een beetje gerustgesteld.

‘Dan ga ik straks even met haar praten,’ zei de onderzoeksrechter. ‘Haar moeder weet van niets, meneer,’ wierp ik op. ‘Als je wilt, haal ik die viltjes even op.’

De onderzoeksrechter lachte weer. ‘Waarom niet?’

Ik nipte even van mijn glas en sprong op. ‘Ik ben dadelijk terug!’ Eensklaps had ik als het ware vleugels. Tot mijn wrevel stonden er vier huisvrouwen voor de toonbank in de winkel. Van in de deuropening wenkte ik op Deirdre. Verbaasd liet ze haar werk in de steek. ‘Hee, zeg! Moet ik alleen al die klanten gerieven?’ protesteerde haar moeder.

‘Een ogenblikje maar!’ zei Deirdre korzelig. Ze volgde me naar buiten. ‘Is er iets?’

‘Er zit in “De Leeuw” een onderzoeksrechter,’ zei ik opgewonden. ‘Hij zou graag die bierviltjes eens zien... Heb je ze nog?’

Ze schudde het hoofd. ‘Ik heb ze stuk gescheurd en door het toilet gespoeld. Ik wilde die viezigheden niet meer zien.’

Ik kon mijn ontgoocheling nauwelijks verhullen. ‘Dat is jammer.’ Ze keek me eigenaardig aan. ‘Ik heb hem gisteravond aan de lijn

[pagina 140]
[p. 140]

gehad,’ zei ze zacht.

‘Wie?’

‘Die smeerlap van die bierviltjes.’

‘Wat zei hij?’

‘Hij vroeg wanneer we nu eindelijk gingen... naaien.’

‘Herkende je zijn stem niet?’

‘Hij fluisterde en hij hijgde.’

‘Wat zei hij nog meer?’

‘Dat hij mij moest en zou hebben. Vandaag, of morgen, of overmorgen. Ik zat in zijn bloed, zei hij.’

‘Wat heb je gezegd?’

‘Niets. Ik gooide de hoorn in. Ik heb de ganse nacht geen oog dichtgedaan.’

Even legde ik mijn hand op haar voorarm. ‘Laat de telefoon voortaan opnemen door je moeder...’

‘En als moeder er niet is? Ingel kan bellen... Sommige klanten doen hun bestellingen telefonisch...’ Ze haalde diep adem.

‘Ben je bang?’

Ze wendde even het hoofd af. ‘Welke vrouw zou niet bang zijn? En zeker nu... Minstens tien klanten hebben hun versie over die moord in Muisdonk gegeven.’

‘Jij màg niet bang zijn!’ zei ik in een opwelling.

Ze glimlachte zwakjes, haalde de schouders op, en liep weer naar binnen.

Op de terugweg vertederde die glimlach mij nog. Langzamerhand echter maakte zich weer een vreemde woede van mij meester. Kerels als Lix van Bourgonie matigden zich alles aan. Niemand of niets was heilig voor hen. Allerhande ervaringen met zwakken en zwakkelingen hadden hen ervan overtuigd dat de wereld toebehoorde aan de lefgozers, de verkrachters, de geniepigaards, de bruten, de gewetenlozen... Het schuim was weggetrokken van mijn duvel toen ik weer bij de twee heren in ‘De Leeuw’ ging zitten. Ongelovig luisterden zij naar mijn verhaal. ‘Ik ben er zeker van dat de viezerik aan de lijn Lix van Bourgonie was,’ besloot ik.

‘Misschien...’ zei de onderzoeksrechter.

‘Ook een journalist mag niet te overhaast konklusies trekken,’ meende Louis Stassijns mij te moeten terechtwijzen.

Ik spotlachte even. ‘Ik heb mijn ontslag gekregen bij “De Brabander”. Na de kerstvakantie ga ik weer leraartje spelen.’

‘Dan moet je zwaar gezondigd hebben tegen de jezuïetenmoraal,’ grijnsde Louis Stassijns. ‘Wat gebeurde er?’

Ik zuchtte zwaar. ‘Dat is een lang verhaal. Het komt erop neer dat ik een paar keren poogde de plaatselijke despoot, senator Bon-

[pagina 141]
[p. 141]

narens, uit het zadel te lichten. De man is echter bijzonder zadelvast, en ik ben maar... een penneridder.’

‘Ik ken die man niet,’ zei Louis Stassijns, met gefronst voorhoofd. ‘Ik veronderstel dat hij al wat ouder is...’ Toen ik knikte, vervolgde hij: ‘Je moet oppassen voor zulke types... Ze hebben altijd naast het grote gewin, het échte aanzien, de drastische invloed... gegrepen. Op een bepaald ogenblik konstateren ze dan dat verder aandringen geen zin heeft. Precies dat maakt hen gevaarlijk. Ze geven het op nog hoger te mikken. In plaats daarvan gaan ze zich laten gelden op een lager niveau. Daar kunnen ze vreselijk tekeergaan. In al hun frustratie menen ze dat de hele wereld het op hen gemunt heeft. En dan gaan ze zich wreken waar dat kan. Zielig is dat vaak, vooral als ze echt beginnen te lijden aan achtervolgingswaanzin... Ik ken daar nog voorbeelden van.’ Hij legde weer een hand op mijn arm. ‘Als je wilt, bezorg ik je een job onder supervisie van de hoofdredaktie... in Brussel. Pas dan word je werkelijk journalist. Wat denk je daarvan?’

Ik glimlachte en schudde het hoofd. ‘Ik weet nu dat ik niet in de wieg gelegd ben voor de journalistiek. Enerzijds ben ik te hoekig, anderzijds te week. Ik heb te weinig van... de vlotte jongen. En objektief zijn... kan ik moeilijk. Kortom: het mangelt mij aan talent.’

Louis Stassijns humde even, weifelend. ‘Trek je van die senator niets meer aan! Ten slotte gaat iedereen te gronde aan zijn eigen tekortkomingen of gebreken. Vandaag of morgen vergaloppeert die man zich, reken maar!’ Hij zuchtte diep. ‘Ha! Ha! Ik wilde dat ik ook in het onderwijs terechtgekomen was. Dan kon ik nu wellicht al met pensioen gaan.’

‘Je neemt me de woorden uit de mond,’ zei onderzoeksrechter Leman gemeend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken