Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Op een wit paard naar Geel (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Op een wit paard naar Geel
Afbeelding van Op een wit paard naar GeelToon afbeelding van titelpagina van Op een wit paard naar Geel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (7.88 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Op een wit paard naar Geel

(1989)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

34.

De tweede week van december hielden de Blauwen hun overwinningsbal. Ik zond er mijn kat naar. Die week kwam er ook een bedankbrief aan de kiezers vanwege de Vlamingen, van wie ik gedacht had dat ze weer rustig gelukkig zaten te zijn in hun Rotaryklubs, Lionsklubs en Marnixringen... Voor een goed verstaander was de bedankbrief feitelijk een scheldbrief... Het eeuwig verdeelde, Babelse Kranendonk had in al zijn negentiende-eeuwse onnozelheid een pakt met de duivel gesloten. Kleine persoonlijke profijtjes hadden de massa eens te meer blind gemaakt voor de gemeenschappe-

[pagina 142]
[p. 142]

lijke belangen. Als er dan al nutscentra kwamen, zouden die beslist in Muisdonk gebouwd worden. En de onverbiddelijke jachtpartijen van de laatste maanden werden voorzeker niet gehouden door lieden die de ekologie een warm hart toedroegen. En hoe zat dat nu met ‘De Weerwolf 2000’? Senator Bonnarens wilde er tijdens de gemeenteraadszittingen zelfs niet over praten... Hadden de mensen het nu nog niet door, dat ze in de luren gelegd waren?

En toen gebeurde er iets onvoorstelbaars, iets dat mij weer deed geloven in de voorzienigheid. Het was op een mistige maandagochtend dat het dorp wakker geloeid werd door de sirene van de brandweer. Nog voordat ik me aangekleed had, hoorde ik reeds de alarmtrompet van de politiewagen en de alarmschellen van de brandweerwagen. De wagens reden in de richting van het kruispunt... De angst greep me naar de keel. Er zou toch niets aan de hand zijn in de kettingwinkel?

In een mum van tijd was ik de deur uit. Ik gooide mijn fototoestel op de achterbank van mijn wagentje en racete de paarse en gele flikkerlichten achterna. Ver hoefde ik niet te rijden. Een vale rook vulde de straat tot waar die leek te verdwijnen in een warrelende rode gloed. ‘De Weerwolf 2000’ stond in lichterlaaie! Ik zette mijn deux-chevaux'tje aan de kant, nam mijn fototoestel, en rende naar de plaats van het onheil. Het leek wel of de hel op het kruispunt tot een eruptie gekomen was. Hollende mensen bleven eensklaps staan, en gingen dan schoorvoetend verder. Hijgende mensen sprongen van hun fiets. Het vuur siste, zoog, blies, knetterde en kraakte. Roet en verkoolde flenters dwarrelden neer. De brandweerlieden brulden. De slangen werden ontrold. Het duurde enerverend lang voordat de brandkranen gevonden en blootgelegd waren. Toen de eerste waterstraal in de brandhaard spoot, leek het wel of alle denkbare duivels jankten. Er volgden verscheidene doffe explosies. Werktuiglijk nam ik enkele foto's van het apocalyptisch beeld. Ik besefte echter dadelijk dat het zinloos was: de duisternis, de mist, de rook, de as en de zinderende gloed zouden op het fotopapier in het beste geval aan een stuk schors van een krabbelgomboom doen denken. De metalen rolluiken van de kettingwinkel waren nog niet opgetrokken. Franne de Cnaep, die na de brand waarin zijn vorig frietkraam was opgegaan, voorzeker dacht dat hij een expert was, liep in zijn piama bevelen te geven aan de spuitgasten. Toen een waterstraal hem trof, vloekte hij boven het geloei van de vlammen uit. De hitte op het kruispunt was verschroeiend. De kettingwinkel werd spookachtig verlicht. In de openstaande deur van de garage zag ik Deirdre staan. Ze stond zichtbaar te bibberen in haar lichtblauwe gewatteerde kamerjas. Het beeld ontroerde mij. Er kwam nu ook een

[pagina 143]
[p. 143]

brandweerwagen uit de richting van Lovenhoek aangeraasd. ‘Hee!’ begroette ik Deirdre. Ze trok haar jas dicht onder haar kin en glimlachte. ‘Hee,’ zei ze.

‘Hoe is dat gekomen?’ vroeg ik, met een zijdelingse blik naar het spektakel.

‘Ik weet het niet,’ zei ze huiverend.

Een geelachtige walm kwam onze richting uit. Ik rook verbrande rubber. ‘Er zal, hoop ik, toch niemand in... de dancing geweest zijn?’

‘Dat denk ik niet. Er was weinig volk gisteravond. Om twaalf uur was alles daar al stikdonker.’

Ook uit de richting van Kouwenberg kwam nu een brandweerwagen aangestoven. ‘Enfin, nu zijn jullie tenminste van die plagerijen verlost...’

Ze knikte. ‘Het werd hoog tijd. Moeder heeft al een paar maal een zenuwinzinking gehad.’

‘Vanaf nieuwjaar word ik weer Meneer Gelijk,’ zei ik zacht.

‘Wat bedoel je?’

‘Ik ga weer lesgeven.’

Ze keek een ogenblik verrast. ‘O ja?’

En toen begon vlak bij ons een klucht die ik mij nog lang zou geheugen. ‘Godverdomme, nu hebben ze mijn kot nog in brand gestoken ook!’ kafferde... Lix van Bourgonie in het gezicht van de politiekommissaris. ‘Vanaf de eerste dag hebben die boerenpummels hier mij tegengewerkt. En nu hebben ze hun dreigementen nog ten uitvoer gebracht óók!’

‘Welke dreigementen?’ vroeg de kommissaris wrevelig.

‘Hohoho!’ Lix van Bourgonie sloeg de ogen ten hemel. ‘Ze zouden de boel hier kort en klein slaan, in de fik zetten... Ze zouden mij kreupel meppen, een kopje kleiner maken... Hohoho! Als ik dat allemaal moet opsommen! En zeggen dat ik hier verleden vrijdag nog voor vijfentwintigduizend frank toiletpapier kocht van een paar blinden... Alles in brand! Alles weg! Als ik jou was, zou ik hier in de buurt maar gauw op zoek gaan naar getuigen. Iemand moet toch iets gezien hebben!’

‘Kan die brand niet ontstaan zijn door... een kortsluiting, een gaslek, of een nalatigheid in de keuken?’ vroeg de kommissaris verveeld.

‘Alles kàn!’ riep Lix van Bourgonie. ‘Maar hier hebben ze het toeval een handje toegestoken... Daar ben ik van overtuigd! In dit boerengat is geen beschaafd mens veilig.’

Er waren nu vele nieuwsgierigen rond het redetwistende tweetal komen staan. Ik vond de aantijgingen al te gortig. Liefst had ik

[pagina 144]
[p. 144]

het arrogante kereltje onder de kont geschopt. ‘Ik zou maar ophouden met moord en brand te schreeuwen!’ riep ik. ‘Heb je zelf je boeltje niet in brand gestoken, nadat je al wat waardevol was, had overgebracht naar de “Hot Cockles”?’

Lix van Bourgonie reageerde alsof hij door een wesp gestoken werd. Hij zag wit van woede. ‘Ik dien een klacht in!’ tierde hij uitzinnig. ‘Die idioot betichtte mij van brandstichting!’ Hij zwaaide woest met de armen. ‘Jullie zijn allemaal mijn getuigen!’

‘Kalmpjes aan, meneer,’ zei de kommissaris. ‘Laurens stelde je alleen maar een vraag. Die vraag zal je de volgende dagen nog vaak gesteld worden, reken maar!’

‘Waar was jij... om halfzeven vanochtend?’ vroeg eensklaps meester Cravillon, terwijl hij uit de menigte naar voren trad en de dancinguitbater vrank aankeek. Iedereen hield de adem in.

‘In mijn bed natuurlijk, oude zwetser!’ smaalde Lix van Bourgonie. ‘Dan moet jij een tweelingbroer of een dubbelganger hebben,’ zei de meester rad. ‘En die moet dan nog met dezelfde zwarte BMW rijden... Om halfzeven zette jij daar op het kruispunt twee mannen af. Elk van hen haalde een jerrycan uit de kofferruimte van je wagen. Ze gingen “De Weerwolf 2000” binnen, en jij vertrok. Om vijf voor zeven kwamen die mannen weer buiten. Ze werden opgepikt door een rode sportwagen, die ik hier ook al dikwijls zag staan. Enkele minuten later zag ik rook opstijgen uit het dak van de... taverne. Ik heb de brandweer opgebeld.’

Lix van Bourgonie werd helemaal hysterisch. ‘Jij bent een blinde mol!’ brieste hij. ‘Een mytomaan! Hoe durf je zulke leugens uit te kramen?’

Meester Cravillon, die keurig gekleed was, wees naar zijn woning aan de Lovenhoekseweg. ‘Ik sta elke ochtend, winter en zomer, om halfzeven op. Terwijl de koffie door het filterzakje sijpelt en het spek in de pan kist, trek ik enkele malen aan mijn eerste sigaartje. Meestal sta ik dan in het donker naar buiten te kijken, naar de passage op het kruispunt... Het kruispunt is goed verlicht, weet je...’

‘Zwijg maar, onnozelaar!’ riep Lix van Bourgonie met overslaande stem. Hij voelde zich duidelijk in het nauw gedreven. ‘Ik rijd van hier recht naar de gendarmerie van Goorbergen!’ Woest baande hij zich een weg door de menigte.

‘Zou je hem niet arresteren?’ vroeg meester Cravillon verbouwereerd aan de kommissaris. ‘Brandstichting met het duidelijke doel de verzekeringsmaatschappij op te lichten is toch een zwaar misdrijf?’

De kommissaris keek hulpeloos naar de chaos op het kruispunt.

[pagina 145]
[p. 145]

‘Alles op zijn tijd, meester,’ zei hij. ‘Mijn bijzonderste taak nu is ervoor te zorgen dat het kruispunt zo snel mogelijk ontruimd wordt...’

De brandweer had het vuur nu blijkbaar onder kontrole. De zwartgeblakerde muren doemden uit de rook op. Toen ik me weer tot Deirdre wendde, schrok ik: ze zag doodsbleek. ‘Voel je je niet wel?’ vroeg ik bezorgd.

‘Ik wist niet dat er zulke schoften bestonden!’ stootte ze uit. ‘Wat voor een eigendunk heeft die kerel!’

‘Hij zal je voortaan wel met rust laten,’ zei ik. ‘Met het getuigenis van meester Cravillon gaan de mensen van het gerecht niet lachen... Dat kost Lix van Bourgonie op zijn minst een jaar gevangenis, daar ben ik zeker van.’

Ze klappertandde hoorbaar. ‘Ik ga binnen. Zaterdag is de opening van taverne “Kroatië”...’

‘Mag ik je komen ophalen?’ vroeg ik hoopvol.

‘Ik rijd mee met onze Ingel en Linda,’ zei ze. ‘We zien elkaar daar wel. Afgesproken?’

‘Ja!’ haastte ik me. Dolblij met deze aanmoediging bleef ik nog een moment naar de achter haar dichtgevallen poort kijken. Tot de middag bleef ik rondhangen op het kruispunt. Pas toen de kommandant van de brandweer me toevertrouwd had dat er op zijn minst vier brandhaarden waren en dat er dus kwaad opzet in het spel was, beschouwde ik mijn taak als beëindigd. Lix van Bourgonie had zijn spel uiterst sluw willen spelen: hij had er rekening mee gehouden dat de diverse brandhaarden zouden ontdekt worden, en daarom had hij gealludeerd op een wraakaktie van de omwonenden... Met een bijna sadistisch genoegen schreef ik mijn verslag. Ik wist dat ik voor het laatst gewag maakte van ‘De Weerwolf 2000’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken