Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Op een wit paard naar Geel (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Op een wit paard naar Geel
Afbeelding van Op een wit paard naar GeelToon afbeelding van titelpagina van Op een wit paard naar Geel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (7.88 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Op een wit paard naar Geel

(1989)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

35.

Die zaterdagavond regende en waaide het zonder ophouden. Er zaten diepe putten in de kiezelweg die naar ‘Kroatië’ leidde, en het gele slijk spatte tot op de voorruit van mijn wagentje. Wat ik gevreesd had, werd bewaarheid: er stonden slechts enkele wagens op het voorerf van de vroegere hoeve. In Kranendonk gunden zeker de middenstanders elkaar geen kans. Het waren lone wolves die elkaar het liefst verscheurden. Er waren geen twintig mensen binnen. Wijnvlekje en Davy ontvingen mij hartelijk: ze weten de geringe opkomst aan het slechte weder én aan het feit dat in de parochiezaal een toneelspel opgevoerd werd. Mijn journalistieke ijver was

[pagina 146]
[p. 146]

al dermate afgezwakt dat ik dit niet eens wist. Veel te laat ontdekte ik dat ik geen geschenk bij me had. Om dat goed te maken begon ik omstandig foto's te nemen van het smaakvolle Oudkempense interieur. En ergens was ik de hemel dankbaar dat hij mij de gelegenheid bood de fouten die ik begaan had bij de opening van ‘De Weerwolf 2000’, enigszins te kompenseren. Tevreden over mezelf stond ik de gloed van de haard in mijn glas rode wijn te bewonderen toen Deirdre binnenkwam. Uit haar zenuwachtig gedrag maakte ik op dat er alweer wat schortte. Het duurde oneindig lang voordat ze zich wat afzonderde om een hertsvaren en een vaasje met orchideeën te bewonderen. ‘Je ziet er een beetje... moe uit,’ zei ik voorzichtig.

‘Dat kan ik geloven,’ fluisterde ze. ‘Driemaal heeft die slijmerd me vandaag opgebeld. De derde maal nam moeder de hoorn op, en die heeft hem eens duchtig de waarheid gezegd...’ Ze keek me wanhopig aan. ‘Dat is geen leven meer!’

‘Wat... wist hij te vertellen?’

Ze nam een zakdoekje en hield het voor haar mond. ‘Altijd hetzelfde... Hij moest en zou mij hebben. Ik wist nog niet half wat het leven was.’ Ze rilde zichtbaar. ‘Bah! Ik griezel van dat gekwijl...’

‘Wilde hij je weer ergens ontmoeten?’

‘Ik mocht kiezen wanneer en waar. Alles was goed. Je moest die smeerlap horen hijgen...’

‘Wat zei Ingel ervan?’

‘We hebben het hem niet gezegd. Anders is hij ongerust als hij maandag weer vertrekt.’

‘Misschien is het gewoon maar een zieke... een hijger,’ poogde ik luchtig te zeggen. ‘Elke vrouw krijgt er zo vroeg of laat een aan de telefoon.’

‘Hij méént het,’ zei ze. ‘Ik ben er zeker van dat hij het méént. Ik voel het. Ergens loert hij op mij. Ik heb geen ogenblik rust meer. Je weet niet hoe erg dat is.’

‘Dan is er maar één mogelijkheid om daar een einde aan te maken,’ zei ik.

‘Hoe?’

‘Je moét een afspraak met hem maken.’

‘Ben je gek?’

‘Neen. Ik geef meer om je dan iemand ter wereld, en ik kan het niet verdragen dat ze je op zulke laaghartige wijze kapotmaken. We moeten die beestmens in een valstrik lokken...’

‘Maar... je zei dat hij voor die brandstichting zeker zal veroordeeld worden...’

[pagina 147]
[p. 147]

‘Ik twijfel eraan dat het Lix van Bourgonie is... Als jij met die hijger een afspraak maakt... op een goeie plaats, zijn we zeker.’ ‘Ik denk er niet aan.’

‘Probeert hij weer je te versieren, Deirdre?’ vroeg eensklaps Wijnvlekje naast ons. Ze had haar armen bazig gevouwen boven haar onthutsend dikke buik.

‘Een goede waardin stelt zulke vragen niet,’ wees ik haar terecht. Deirdre glimlachte vaag. ‘Versieren... Wat betekent dat eigenlijk?’ ‘Verleiden tot seksuele gemeenschap,’ zei Wijnvlekje rad.

‘Dan heeft Laurens mij nog nooit willen versieren,’ zei Deirdre ernstig.

‘Nu hoor je het, moeial!’ schertste ik.

‘Als hij er niet op gebrand is jou te versieren, ken ik er niets meer van,’ hield Wijnvlekje vol.

‘Kom nou, Freija!’ repliceerde Deirdre bijna smekend. Ze zag er echt afgetobd uit.

Ik liep naar de tapkast en nam een glas rode wijn van het dienblad. ‘Drink dit eens,’ zei ik. ‘Het zal je wat opkikkeren.’ Het volgende ogenblik trok Firmin Wijnakker me aan de mouw. Hij en Davy en meester Cravillon wilden een kaartje leggen. Of ik de vierde man wilde zijn? Ik kon toch whisten? Een beetje hulpeloos keek ik naar Deidre, doch ze knikte. Om een onverklaarbare reden kreeg ik krankzinnig mooie kaarten: abondance, misère, tweemaal drie azen met een maat die de ganse hofhouding van de vierde aas had... Tersluiks volgde ik het doen en laten van Deirdre: ze klonk met Wijnvlekje, en daarna met Ingel en Linda, en nog wat later met Mario... ik zag haar druk fezelen met Wijnvlekjes broer, en weer voelde ik de jaloersheid in mijn borst branden. Om middernacht zei ik dat ik genoeg verdiend had voor die dag. Firmin, die al bij herhaling zijn ongenoegen had te kennen gegeven over mijn absurde meeval, riep dadelijk op zijn zoon. Toen Mario mijn plaats innam, kwamen ook de andere aanwezigen rond de kaarttafel staan. Ik nam mijn regenjas van de kapstok bij de ingang. Nog voordat ik hem had aangetrokken, stond Deirdre bij mij. De wijn was haar naar de wangen gestegen. ‘Ik... wil het doen,’ zei ze aarzelend.

‘Wat?’ vroeg ik stupide.

Ze veegde verveeld de krullen van haar voorhoofd. ‘Wat dacht je? Ik wil een afspraak maken met... die hijger, maar dan moet ik er absoluut zeker van zijn dat mij niets kan overkomen...’

‘Mooi zo!’ zei ik. ‘Je bent al bijna zo dapper als de Keltische koningsdochter wier naam je draagt. Nomen est omen.’

‘Wat moet ik zeggen... als hij me weer opbelt?’

[pagina 148]
[p. 148]

Ik nam het glas wijn uit haar hand en dronk het uit. ‘Zeg hem dat je absoluut wilt dat hij ermee ophoudt je nog lastig te vallen... Zeg dat je hem wilt spreken, onder vier ogen.’

Ze keek vertwijfeld naar de zoldering. ‘En dan?’

‘Zeg dat hij je ergens mag... oppikken.’

‘Ik denk er niet aan!’

‘Rustig maar... Zover laten wij het vanzelfsprekend niet komen.’

‘Waar moet hij me... oppikken?’

‘In de oprijlaan van het kasteel.’

‘Het is daar zo eenzaam én donker.’

‘Des te beter. Dan kunnen we dicht bij je blijven.’

‘Wie?’

‘Ik zal het aan de Jonker vragen, én aan Gino Hanselaar.’

‘En wanneer?’

‘Vrijdagavond, of zaterdagavond... Om tien uur.’

Ze haalde diep adem en beet vervolgens op haar onderlip. ‘Ik sta hier nu al te daveren van schrik.’

‘Je weet dat je me kunt vertrouwen,’ zei ik.

Ze knikte.

Een minuut later zat ik in mijn wagentje. Waar ik oorspronkelijk gepland had nog eens binnen te lopen in ‘De Leeuw’, reed ik recht naar huis. Ik was gelukkig.

Het duurde ellendig lang voordat ik wat van Deirdre hoorde. Tweemaal liep ik de kettingwinkel binnen voor een prul, doch ik kreeg haar niet te zien. Pas de volgende zaterdagmiddag, kwart na twaalf, belde ze me op. Ze wilde me spreken... Omdat ze op mijn nieuwsgierige vragen niet inging, vermoedde ik dat haar moeder in de buurt was. Dus zei ik maar dat ik haar om twee uur zou komen ophalen. Op het afgesproken tijdstip stopte ik voor de kettingwinkel. De puinen van ‘De Weerwolf 2000’ lagen er koolzwart bij. Niemand had een hand uitgestoken om de boel wat op te ruimen. Deirdre kwam onmiddellijk naar buiten. Ze was ranker dan ooit. Haar gezichtje was gespannen. ‘En?’ vroeg ik.

‘Ik heb het met moeder aan de stok gehad,’ antwoordde ze.

‘Hoe bedoel je?’

‘Ze kon er met haar hoofd niet bij dat ik... met jou... enfin, dat jij en ik... Pas toen ik gezegd had dat je weer ging lesgeven, legde ze er zich bij neer.’

Ik kon mijn oren niet geloven. ‘Wonderbaar!’ prevelde ik, terwijl ik mijn rechterhand even op haar voorarm legde. ‘En... heeft hij je niet meer opgebeld?’

‘Toch wel. Om elf uur...’

‘Heb je een afspraak gemaakt?’

[pagina 149]
[p. 149]

‘Precies zoals jij het uitstippelde...’

We waren in de dreef gekomen die naar Oerdam leidde. De stammen van de eeuwenoude beuken glommen grijswit. Er stonden enorme plassen op de sintelweg. ‘Koesterde hij geen argwaan?’

‘Ik liet hem lang aandringen.’

‘Bravo,’ zei ik. ‘Als de Jonker nu maar thuis is...’ De oprijlaan was afgebakend met grote, donkergroen glanzende rododendrons. We hadden geluk. De Jonker stond bij de gracht zijn wagen te wassen. Hij verwelkomde ons als oude vrienden. Toen ik hem uitgelegd had wat ons plan was, keek hij zeer bedenkelijk.

‘Wij zijn geen politiemannen,’ zei hij. ‘Wij kunnen niemand in hechtenis nemen.’

‘We zullen tenminste weten wie die smiecht is,’ pleitte ik.

‘Ik houd het erbij dat het die Lix van Bourgonie was én is,’ zei hij. ‘Iemand die zijn taverne of dancing “De Weerwolf 2000” noemt, is al in zekere mate geschift, geloof ik. Hij zal óns toch niet in de val willen lokken? Ten slotte hebben wij hem en zijn gorilla's een smadelijke pandoering gegeven... Enfin, ik zal voor alle zekerheid mijn jachtgeweer meebrengen. Op mij kun je alleszins rekenen. Ik verwacht je vanaf halftien.’

Gino Hanselaar opperde geen bezwaren. De gedachte alleen al dat hij met zijn motorcrossmachine misschien in aktie kon komen, maakte hem blij als een kind. Toen ik Deirdre op het kruispunt liet uitstappen, stond haar moeder buiten met een borstel. Ze lachte warempel.

Even voor halftien haalde ik Deirdre op. Ze zag bleek en ze perste de lippen op elkaar. Een allesbehalve koude westenwind joeg de lage wolken voort. Een vreemd tegenlicht maakte er een grillig en spookachtig spektakel van. Ik reed tot achter het kasteel, waar de Jonker en Gino op ons wachtten. Gino bleek zijn motor al verborgen te hebben tussen twee enorme rododendrons, en de Jonker droeg zijn tweeloop aan een schouderriem. ‘Je mag zeker niet instappen!’ drukte ik Deirdre op het hart. Sedert ze uitgestapt was, had ze mijn arm niet meer losgelaten. Ze klemde zich aan me vast als aan een reddingsplank. Het vertederde me mateloos en maakte me tevens angstig: er konden te veel onvoorziene dingen gebeuren... De enige die geen schrik had, was Gino Hanselaar. Door de jaren was hij vertrouwd geraakt met de stress voor de start van een motorcross, en wat nu te gebeuren stond was daarbij vergeleken maar een akkefietje. In stilte liepen we langs de gracht, en dan over de oprijlaan. De torentjes van het kasteel leken wel door de wolken te rijten. Elke boom ontlokte andere geluiden aan de wind. Deirdre hing nu werkelijk aan mijn arm. Een ogenblik welde het in mij

[pagina 150]
[p. 150]

op de aktie toch nog stop te zetten. Ook zonder haar aanwezigheid konden we haar belager wellicht herkennen... Doch de ernst van de Jonker en de katachtige nonchalance van Gino weerhielden mij. Gino probeerde zijn motor even. Het tuig sloeg dadelijk aan, kletterend, pruttelend... De Jonker stelde zich op aan de andere zijde van de laan, vlak achter één van de arduinen zuilen, waaraan een vleugel van de sinds mensenheugenis niet meer gesloten poort hing. Ik liep met Deirdre tot op ongeveer vijftien meter van de zuilen. ‘Blijf hier staan,’ zei ik. ‘Verder dan de stijlen van het hek mag je in geen geval gaan.’ Het was ongeveer vijf voor tien toen diep in de dreef twee koplampen zichtbaar werden. Deirdre reageerde panisch: ze drukte zich wild tegen me aan. ‘Er kan je niets gebeuren!’ zei ik gesmoord terwijl ik haar hoofd tegen het mijne aandrukte. Vervolgens liet ik haar los en dook ik weg in de rododendrons. Een paar maal leken de lichtbundels de boomstammen af te tasten, om dan onverhoeds weg te zwaaien: dat was waar grote plassen in de aslaag blonken. Toen het zware geluid van de motor hoorbaar werd, hadden de lichtstralen de oprijlaan reeds gevonden. Vóór de zuilen kwam de wagen even tot stilstand. Toen Deirdre niet bewoog, kwam hij verder... uiterst langzaam. Het was een sportwagen... laag, knalrood, met veel glimmend chroom van voren, op brede wielen met dikke spaken... Een Ferrari, of een Alfa Romeo, of zoiets... CS696 was het nummer. Toen de wagen stopte, week Deirdre onwillekeurig een paar stappen achteruit. Ik hield de adem in. Het linkerportier zwaaide open. Het bleef een ogenblik stil. Toen riep een diepe stem: ‘Kom! Hee schatje, kom maar!’ Deirdre bleef verstijfd staan. Ik moest iets doen... Ik sprong de laan op, in een poging om het gezicht te onderscheiden. Ogenblikkelijk klapte het portier dicht én begon de motor te huilen. Bijna tegelijkertijd sloeg de motor van Gino aan. Op het achterwiel kwam de motorcrosser uit de rododendrons gescheerd, rakelings langs de wagen, om vervolgens de uitgang te versperren. De Jonker was met het geweer in aanslag op de weg gesprongen, ook achter de wagen. Een ogenblik vreesde ik dat de bolide vooruit zou schieten om mij en Deirdre te treffen... Er kraakte iets, en toen scheerde de wagen met gierende motor achteruit... De Jonker kon nog juist bijtijds opzij springen. Gino reageerde al even snel en pijlde de dreef in. Juist achter een zuil zwenkte de sportwagen. Het achterste gedeelte verdween in het struikgewas. Een sekonde later was de wagen gewend. De motor loeide. De modder spatte op. En toen schoot het rode gevaarte Gino achterna. We zagen Gino door de stralenbundels flitsen. Deirdre klampte zich weer aan mij vast. ‘Het was Lix van Bourgonie niet,’ fluisterde ze, alsof haar stembanden verlamd waren.

[pagina 151]
[p. 151]

‘Daar komen ongelukken van!’ riep de Jonker. De crossmachine ratelde, de sportwagen huilde. Het geluid van spattend water was luider dan het geraas van de wind. Eensklaps floepten de lichten uit... Er volgde een doffe bons... Glas splinterde... Een ogenblik bleef het stil. Toen werd het knallen van de crossmachine weer hoorbaar. Op een sukkeldrafje liepen wij de dreef in. Het duurde oneindig lang voordat wij de plaats van het onheil bereikten. Het rook er afschuwelijk naar benzine. De sportwagen was even voorbij een diepe plas tegen een beuk geknald. De voorruit was verbrijzeld en het lichaam van de bestuurder hing vreemd geknakt tussen het stuur en het dashboard. Elke hulp kwam hier te laat.

‘Paganini was de weerwolf,’ zei ik.

‘Wie?’ vroeg de Jonker verbaasd.

‘Paganini... de discjockey... de hypnotiseur... Sjako Löwenstein.’

‘Ik kon het helemaal niet helpen,’ meende Gino zich te moeten verontschuldigen. ‘Die... vent wilde mij doodrijden.’

De Jonker legde zijn hand op Gino's schouder. ‘Maak dat je wegkomt, Gino. Jij bent hier niet geweest. Wij hebben je niet gezien.’ ‘Ja,’ zei Gino, terwijl hij naar zijn motor liep.

‘Dank je, Gino!’ riep ik nog.

De motorcrosser stak de hand op, trapte zijn machine in gang, en verdween in de duisternis. Ditmaal nam ik Deirdre stevig bij de arm. De olievlekken op de plassen werden plotseling zichtbaar. Het bloed van de duivel, dacht ik.

‘Vertrekken jullie ook maar,’ zei de Jonker. Daarna telefoneer ik wel naar de hulpdienst.’

‘Ik weet niet hoe ik je moet bedanken,’ zei ik.

Ditmaal legde de Jonker een hand op mijn schouder. ‘Vergeet het. Kom af en toe eens goedendag zeggen. Jullie vormen een mooi stel. Laat het zo blijven.’

‘Dank je,’ prevelde Deirdre.

Toen we op de terugweg voorbij de plaats van het drama reden, legde ze haar hoofd tegen mijn schouder. En juist voordat ze op het kruispunt uitstapte, zoenden wij elkaar voor het eerst.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken