Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Op een wit paard naar Geel (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Op een wit paard naar Geel
Afbeelding van Op een wit paard naar GeelToon afbeelding van titelpagina van Op een wit paard naar Geel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (7.88 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Op een wit paard naar Geel

(1989)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige

36.

Het auto-ongeval waarvan Sjako Löwenstein het slachtoffer was, werd het laatste bericht dat ik naar ‘De Brabander’ zond. In Kranendonk verwekte de dood van... die Hollander van joodse afkomst overigens weinig of geen deining: Zovele jongelui kwamen tijdens de weekends om langs de wegen. Meestal hadden ze te veel gedron-

[pagina 152]
[p. 152]

ken of reden ze te snel. Wat die vent met zijn sportwagen in de dreef zocht, was ook al iets waarover niemand zich het hoofd brak. Verloren gereden, zeker? Of had hij daar ergens een rendez-vous? De dag voor Kerstmis liet ik mijn baard afscheren. Daar maakte ik twee mensen gelukkig mee: mijn moeder, die iedere baardman als een vagebond beschouwde, én Reina Guldentops, voor wie baardig en louche synoniemen waren. Deirdre pruilde wel even, en persoonlijk voelde ik mij een beetje als Samson nadat de Filistijnen zijn haardos afgeknipt hadden, doch dat was na enkele dagen vergeten. Op de afscheidsreceptie van Herwig Roosen was ik niet uitgenodigd, evenmin als op de inaugurale receptie van Filibert Pintens, de nieuwe burgemeester. Mijn opvolger, ene Jeroen Cossemijns, was daar wel: hij ontpopte zich in ‘De Brabander’ al dadelijk tot een fameuze palmtakzwaaier. Zijn verslag van de eerste zitting van de nieuwe gemeenteraad toonde bovendien aan dat hij een gatlikker, een mouwstrijker, een fleemkous... én dus een arrivist en streber was. Hij was er duidelijk van overtuigd dat zijn strijdros Beiaard heette, of Morel... of misschien wel dat het een eenhoorn was, of een kentaur. Zijn eerste ‘Figuur van de Week’ was trouwens Wimjan Bonnarens, en dat loog er niet om. Als we Jeroen Cossemijns mochten geloven, kwam Wimjan in aanmerking voor de titel van ‘Politicus van de Eeuw’. Alhoewel ik de journalistiek en bijgevolg ook de (dorps)politiek afgezworen had - mijn kledingstukken zaten elke dag weer onder het krijt en aan mijn vingers kleefden alle denkbare kleuren van inkt - spitste ik toch de oren - beroepsmisvorming, weet je wel - telkens als ik hoorde reppen over het gemeentebeheer. Het verbaasde me niet dat nu ook in het gemeentehuis de ivoren-torenbureaukratie haar intrede had gedaan... Burgemeester Pintens begon ermee een zoemer te installeren in zijn bureau. Naast de deurstijl in de gang liet hij een knop én een bordje met de woorden ‘afwezig’, ‘belet’ en ‘binnen’ aanbrengen. De bezoekers moesten alleen maar op de knop duwen. Het woordje dat verlicht werd, maakte hun duidelijk waaraan ze zich te houden hadden... Een subliem systeem, voorwaar, en dus namen de sekretaris en de diverse diensthoofden het over. Beroemd werd het verhaal van een woonwagenbewoner die om een verblijfsvergunning kwam bedelen. Op zijn dooltocht door het gemeentehuis las hij overal het woord ‘afwezig’. In arren moede wendde hij zich tot een poetsvrouw die van het toilet kwam. De dame zei dat hij zijn woonwagen voor haar part voor de deur mocht zetten, wat de man dan ook prompt deed... Van die verongelijkte woonwagenbewoner stamde waarschijnlijk ook de roddel dat er 's nachts meer wagens op de parkeerruimte van het gemeentehuis stonden dan

[pagina 153]
[p. 153]

overdag: de hele staf was dan blijkbaar aan het werk, in de kroegen, om daar de mensen te helpen. Telkens als ik het gemeentehuis passeerde, meende ik onwillekeurig de kletterende hoefslagjes van ezels te horen, witte ezels, die blind in het rond reden met hun ruiters, wachtend op een Messiasfiguur die hun de weg naar Geel zou wijzen. Die Messias was misschien Wimjan Bonnarens, tegen wie ik het uiteindelijk zwaar had moeten afleggen. Het deed me écht pijn te zien hoe in Muisdonk tientallen eeuwenoude eiken geveld werden, zogezegd omdat ze kwijnden, terwijl iedereen goed wist dat alleen de mensen die ze lieten vellen, ziek waren, geldziek. Al spoedig trouwens leek het wel alsof een tyfoon over Kranendonk geraasd was: overal waren bomen en struiken te kust en te keur geveld, gerooid, verminkt. En als dan al eens iemand een klacht indiende omdat sommige bedrijven hun afvalwater zo maar in de Nete loosden, was Wimjan daar als de kippen bij om een uitzonderingstoestand af te kondigen en een oplossingstermijn van vijf jaar te bedingen... Ach, tegen Wimjan moest iedereen het afleggen. De jaren hadden hem geleerd dat macht iets was dat je je moest aanmatigen, iets dat je moest grijpen, zonder met iemand of iets rekening te houden. Als je de goedkeuring of bijval van anderen vroeg, liep je de kans dat afkeuring en tegenkanting je deel werden. Niets vragen én nemen: dàt was het. Dat betekende voldongen feiten. Wimjan was de tolerantie van anderen normaal gaan vinden, de domheid vanzelfsprekend, en vergat gewoon dat in het begin van de jaren zestig het middelbaar en hoger onderwijs gedemokratizeerd werden, én dat in het begin van de jaren tachtig de schoolplicht verlengd werd tot achttien jaar. En zo zou hij, eenzaam op zijn wit paard, nog wel een tijdje door Kranendonk blijven spoken, tot hij finaal - het kon niet anders - toch naar Geel zou rijden. Misschien brachten ze hem wel naar Geel, de Groenen bij voorbeeld, over zes jaar, maar zover waren we nog niet. Intussentijd was en bleef Groot-Kranendonk het slachtoffer. De verkiezingsbeloften bleven beloften én zouden dat blijven: niet meer dan beloften, beloften die inherent waren aan het politieke spel, beloften die over zes jaar vergeten waren én dus weer beloften konden worden. Niets zou er in de gunstige zin veranderen, integendeel: alles zou nog wat hopelozer ontaarden, ontsporen, wegzinken... Kranendonk droeg het Kaïnsteken aan zijn voorhoofd; het was gedoemd om de dupe van zijn zielige eigendunk, verblinding en waanzin te blijven.

Al spoedig echter trok ik mij van die dorpspolitieke santenboetiek geen barst meer aan. Langzamerhand werd ik weer een tevreden want argeloos mens. Het zou ook mijn tijd wel duren. En wat

[pagina 154]
[p. 154]

Deirdre betrof: zij - ja! - versierde mij... Zij was mijn komplement. Met haar was ik gelukkig, absoluut gelukkig, zo gelukkig zelfs dat wij in mei zouden... enfin, moesten trouwen. Soms, ja, schrok ik nog wel eens wakker uit mijn geluksdroom: dan meende ik hoefslagen te horen, en een snuivend en briesend en hinnikend paard. Doch dat was mijn paard niet meer.

 

21 maart 1989


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken