Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een regen van rozeblaadjes (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een regen van rozeblaadjes
Afbeelding van Een regen van rozeblaadjesToon afbeelding van titelpagina van Een regen van rozeblaadjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.61 MB)

Scans (54.31 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een regen van rozeblaadjes

(1984)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 8]
[p. 8]

2.

Hannes besloot zijn volvo op het parkeerterrein naast de herberg te laten staan. Een beetje onzeker stak hij de straat over. Toen hij omkeek, zag hij dat de kelner met een hand boven de ogen naar hem stond te staren. Enkele huiszwaluwen boven de weg doken naar hetzelfde koolwitje. De inrijpoort was in jaren niet meer gesloten geweest, want een wilde wingerd en een verwilderde rozestruik hadden het halfrotte houtwerk tegen de muren gekluisterd. Het met grijze en bruine keien bedekte binnenplein was verlaten. In de roodzwarte muur rechts gaapte een deuropening. Een trap daalde af naar een soort van refter. Op de lange tafel stonden met morellenjam besmeurde borden. Een half brood lag naast een pan waarin nog drie frikadellen glommen. ‘Hela!’ riep Hannes. ‘Is hier iemand?’ Hij schrok van de lugubere toon van zijn eigen stem. Besluiteloos draaide hij zich om. Een vliegtuig tekende de ruggegraat van een dinosaurus in de lucht.

‘Kan ik je helpen, vriend?’ vroeg plotseling een zachte stem achter hem.

Geschrokken keerde Hannes zich weer om. ‘Ja... euh...’ Hij keek verlegen in de helblauwe ogen van de oudere man die hij daarstraks zo ontroerend had zien afscheid nemen van de vrouw met het valies. ‘Verontschuldig me,’ stamelde hij. ‘Ik ben Hannes Orban. Ik...’

‘Hannes dus!’ zei de man, terwijl hij met uitgestoken hand de trap opkwam. ‘Ik ben pater Willem! Aangenaam.’

Overrompeld drukte Hannes de ruwe hand. ‘Ik...’

‘Luister,’ zei pater Willem, terwijl hij de zweetdruppels van zijn kalend en met sproeten bedekt hoofd wreef, ‘in “Arcadia” vraagt niemand je om een verklaring. Hoe je heet, waarom je hier komt, welke problemen je hebt... zijn vragen die niemand je zal stellen. Kom maar mee.’

Hannes volgde de pater door de refter. Via een keldertrap in de hoek kwamen ze in een achterkeuken, waar een ontstellend dikke man glimmend van tevredenheid aan het werk

[pagina 9]
[p. 9]

was. Een ogenblik later stonden ze in de tuin: netjes onderhouden wegeltjes kronkelden er door een wildernis van struiken en bloemen in hun hoogzomerse triomf. De jongelui die Hannes daarstraks gezien had stonden opgewonden met hun pennemessen in een op de grond getekende landkaart te gooien. In een prieeltje zat een meisje met een Japans uiterlijk te breien.

‘Wat kost een verblijf hier?’ vroeg Hannes.

De pater glimlachte. ‘In principe niets. Wij hebben enkele donateurs. Maar we leven ook erg simpel. Aarde, lucht, water en vuur zijn de dominanten hier.’ Hij was Hannes voorgelopen tot bij het gebouw met de rokende schoorsteen. De deur stond open. In het halfdonker brandde een haardvuur. ‘Dit is de oude bakkerij,’ verklaarde hij zacht. ‘Daarbinnen wordt nooit gesproken. De haard brandt altijd. Wie bij het vuur zit, is nooit totaal eenzaam.’

Onder een sneeuwbes links van hen begon een klokhen alarmerend te tokken. Van overal schoten de kuikens toe. ‘Ik zou hier graag enkele dagen logeren,’ zei Hannes. ‘Ik ben journalist...’

De pater keek hem eensklaps vol argwaan aan. ‘Wij schuwen elke vorm van publiciteit. Er is hier trouwens niets sensationeels te beleven of te horen.’

Hannes schudde verdrietig het hoofd. ‘Mijn verblijf hier zou niets met mijn werk te maken hebben.’

‘Kom mee,’ zei de pater. Hij liep Hannes voor naar een deur die van onderen zwaar aangevreten was door vocht en schimmels. ‘Dit was vroeger het koetshuis,’ verklaarde hij, terwijl hij de deur openrukte. ‘Het kamertje van de koetsier is vrij.’ Hij liep met grote schreden door de donkere ruimte, trok aan een grendel, en duwde een grote poort open. De scharnieren kraakten oorverdovend. Enkele verblindend witte sierduiven vlogen op van het binnenplein. De pater wees naar iets dat het midden hield tussen een trap en een ladder. ‘Het bed is gedekt. Wij eten om acht uur. Tot straks!’

Hannes liep aarzelend naar de trap. De treden waren diep

[pagina 10]
[p. 10]

uitgesleten, er lag vogeldrek op. Moeizaam trok hij zich op aan de gladde leuning. Het overloopje was niet eens een meter breed. De kamer leek eerder op een duivenhok. Hij draaide het eivormige krukje om en duwde de deur open. Verrast bleef hij staan. Het vertrekje leek wel thuis te horen in een andere dimensie: de zon joeg een platina licht door het open raam, links stond een ijzeren ledikant met een geelkoperen crucifix erboven, rechts stonden een kerkstoel en een tafeltje met een vuurrode gloxinia erop, voor zijn voeten lag een uitgerafeld karpetje dat ooit blauw moest geweest zijn. Het plankier onder zijn voeten kriepte. Hij trok de deur dicht en ging op de kerkstoel zitten. Van de ene kerkstoel naar de andere, dacht hij wrang. Hij voelde het zweet over zijn borst sijpelen en trok zijn jas uit. Voordat hij de jas op op het bed gooide, haalde hij zijn portefeuille uit de binnenzak. De drie brieven die erin zaten waren verfomfaaid en vochtig. Zorgvuldig streek hij ze glad op het tafeltje. De adressen leken wel door een kalligraaf geschreven... Pas toen hij de tranen op zijn hemd zag druppen, besefte hij dat hij schreide. Het was vier jaar geleden, dat het nog gebeurd was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken