Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een regen van rozeblaadjes (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een regen van rozeblaadjes
Afbeelding van Een regen van rozeblaadjesToon afbeelding van titelpagina van Een regen van rozeblaadjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.61 MB)

Scans (54.31 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een regen van rozeblaadjes

(1984)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 19]
[p. 19]

5.

Totaal versuft werd Hannes wakker. Hij hoorde het geluid van een zeis die gewet werd. De zon joeg een bovenaardse gloed in de gloxinia op het tafeltje. Het kontrast met de troebelheid in zijn binnenste was te groot. Hij moest en zou iets, neen... àlles ophelderen. In geheimzinnige omstandigheden om het leven gekomen... Helge verdiende het niet, en hijzelf kon er niet mee leven. Met afschuw keek hij naar zijn verfomfaaid kolbertkostuum op de bidstoel. Omdat hij bang was geweest voor dit ontwaken, had hij zijn valies in de wagen laten liggen. Hij was een heel klein beetje tevreden over zichzelf: gisteren was de kans veel groter geweest dat hij nu zou ontwaakt zijn in een bordeel in plaats van in een soort van retraitehuis. Toen hij vijf minuten later het koetshuis verliet, zag hij dat de jongemannen in de tuin aan het werk waren. Eén van hen, een atletische figuur met verwarde blonde krulharen tot op de schouders, riep: ‘Hallo, Hannes!’ Hannes was zo verrast dat hij alleen maar de arm opstak. ‘Ik ben Erwin!’ riep de jongeman hem na. Bij de welput stond de korpulente broeder Joost sla schoon te maken. ‘Goeie morgen, Hannes!’ zei hij opgewekt. ‘Wasgerei vind je op de gootsteen in de achterkeuken. De koffie staat in de termosfles en ik heb een paar krentenboterhams voor je gesmeerd.’ Verbouwereerd stamelde Hannes: ‘Dank je.’ De hartelijkheid waarop hij onthaald werd, was zo overrompelend dat hij niet wist waar hij het had. Als een automaat verfriste hij zich, dronk hij koffie et at hij krentenbrood. Duizelig van dankbaarheid haalde hij zijn valies, kleedde hij zich om, waste hij zijn tanden en schoor hij zich. Doordat hij zich met een waanzinnige verbetenheid op zijn werk had gegooid, had hij na de dood van Inge al zijn vrienden verloren. De kollega's bij de krant waren als de dood voor zijn keiharde ernst. De buren in Antwerpen waren weer vreemden geworden. En familiebanden had hij nooit kunnen onderhouden. Toen hij een kwartier later naar zijn wagen liep,

[pagina 20]
[p. 20]

riep iemand: ‘Schitterend weertje, nietwaar meneer?’

Het was de kelner, die op het terras van de herberg met een melkkan de geraniums stond te gieten. Als antwoord stak Hannes zijn duim op. In een flits zag hij dat de herberg ‘De Vlierboom’ heette. In de volvo hing de lauwe geur van bezond similileder. De weg van Rabesdijk naar Rostal liep over twee beekjes en pijlde dan kilometerslang door de dennenbossen. Het dorp glooide zichtbaar naar de Nete toe. Rond het mooi beplante Frankische marktplein heerste de veelkleurige drukte van een zomerse zaterdagvoormiddag. Vlakbij de Nete waren twee cafés: een nieuw en een oud. Het eerste heette ‘De Draaibrug’, het tweede ‘De Sjappies’. Hannes parkeerde zijn wagen voor de deur van het oud café. Aan de rand van het laagstaande water van de Nete zochten twee knobbelzwanen voedsel tussen gele waterkers en pijlkruid. Wat verder trokken twee jongens hun kano's op het droge. Hannes duwde de deur van het café open. De flauwe geur van gekookte bloemkool of venkel deed hem naar zijn sigaretten grijpen. Het interieur van het gelagzaaltje was zeker in geen kwarteeuw veranderd. Achter de tapkast stond een deur open. ‘Ik kom!’ riep een vrouwenstem. Tegen de muur achter de vulhaard hingen vier bestofte plastic zegepalmen, op de schoorsteenmantel stonden verscheidene glimmende bekers. Hij keek onbehaaglijk naar de grote zweetvlekken die zich in zijn blauw shirt aftekenden.

‘Wat mag het zijn?’ vroeg een onvriendelijke stem achter de tapkast.

Hannes keek de verlepte schoonheid onthutst aan. ‘Tee... Lindebloesemtee,’ stotterde hij.

De vrouw streek met beide wijsvingers over de wallen onder haar ogen. ‘We hebben alleen maar Engelse tee.’

‘Maar...’ Hij duwde zijn sigaret uit in een asbak op de tapkast. ‘Jullie waren het toch die in juli lindebloesems plukten op de Sint-Lambertusheide?’

‘Ja... ja...’ zei de vrouw glimlachend, terwijl ze een beetje potsierlijk koket met haar lange zwarte haren schudde. ‘Dat

[pagina 21]
[p. 21]

betekent echter nog niet dat we in het café de Kempense tee van grootmoeder schenken. Bij mijn weten ben jij zelfs de eerste die er hier naar vraagt.’ Ze nam een sigaret uit een pakje op de tapkast en stak ze op. ‘Wij plukken elk jaar lindebloesems voor een broer van mijn man, die in Turnhout groothandel drijft in dieet- en natuurvoeding. Mijn man zit op dit ogenblik ergens langs de Nete moerasspirea te plukken...’

Hannes trok zijn portefeuille uit zijn achterzak en haalde er een bidprentje uit. Weemoedig keek hij naar het heidelandschap dat er van voren opstond. ‘Eigenlijk kwam ik langs om je dit te geven.’ Hij legde het prentje vóór de vrouw op de tapkast.

Nieuwsgierig duwde ze het open. ‘Helge Orban...’ las ze luidop. Ze keek verrast op. ‘Ach, meneer, nu begrijp ik het... Hij leek sprekend op jou... Hoe afschuwelijk, nietwaar? We waren er allemaal erg van onder de indruk. Die vriend van hem, Reg de Valk, is hier verleden zaterdag nog geweest... De politie is de meisjes tweemaal een verhoor komen afnemen... Weten ze nu al wat meer?’

‘Ze schijnen ervan overtuigd te zijn dat het een ongeval was...’

De vrouw trok zwaar aan haar sigaret. ‘Wel, meneer, dat hebben mijn man en ik dadelijk gezegd. Wie zou zo een prachtkerel als Helge nu kwaad willen doen hebben? We zijn hier in de Kempen... Bij mijn weten is in Rostal nooit iemand moedwillig... om het leven gebracht.’

‘Kun je mij misschien de Kapelletjesweg aanwijzen? Ik zou die plaats toch weleens willen zien...’

De vrouw draaide zich om. ‘Sigrid!’ riep ze in de richting van de openstaande deur. ‘Sigrid!’

Een ogenblik later verscheen een verbijsterend knap meisje in de deuropening. Ze hield een opgerolde magazine in de hand. ‘Wat is er?’

‘Meneer is de vader van Helge,’ zei de vrouw. ‘Hij zou de plaats willen zien waar zijn zoon verongelukte.’

[pagina 22]
[p. 22]

Het meisje liep om de hoek van de tapkast, gooide haar magazine op een tafeltje, en drukte Hannes de hand. ‘Aangenaam, meneer. Ik ben Sigrid...’

‘Helge heeft over jou geschreven, ’zei Hannes verward. Nooit had hij een meisje met zulke zwarte haren en zulke donkere ogen gezien.

‘Sigrid studeert voor onderwijzeres,’ meende de moeder te moeten verduidelijken. ‘Zij zal je graag de weg wijzen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken