Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een regen van rozeblaadjes (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een regen van rozeblaadjes
Afbeelding van Een regen van rozeblaadjesToon afbeelding van titelpagina van Een regen van rozeblaadjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.61 MB)

Scans (54.31 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een regen van rozeblaadjes

(1984)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 36]
[p. 36]

9.

Toen hij een halfuur later ‘Arcadia’ bereikte, reed hij met de wagen tot op het binnenplein. De deur van de refter stond nog steeds open. Pater Willem en de studenten keken nauwelijks op van hun spel. Jasmine echter kon zich niet zo beheersen: met opengesperde ogen en vertwijfeld het hoofd schuddend staarde ze naar het bloed op zijn gelaat en op zijn hemd. Toen pater Willem haar ontzetting zag, legde hij zijn pijp op tafel en zei hij: ‘Het is de regel in dit huis dat niemand uitgehoord wordt. Wij proberen ieders privacy volkomen te eerbiedigen. Dat belet echter niet dat iedereen hier te allen tijde een beroep mag doen op de hulp van de anderen.’

‘Op de psychische én desnoods fysische hulp,’ voegde Erwin eraan toe.

‘Dank je,’ zei Hannes ontroerd. ‘Je hoeft je echter geen zorgen te maken. Ik ben domweg uitgegleden en gevallen.’

‘Dat dacht ik al,’ beaamde Wolfgang. ‘Het ziet er niet naar uit dat Hannes zich door de eerste de beste laat ringeloren. Ik wed dat hij zeer lang moet nadenken om zich te herinneren wanneer hij ooit een boosaardige klap van een ander kreeg.’

Hannes knikte een beetje dwaas. Hij was de dikkerd dankbaar dat hij hem de gelegenheid bood zonder verdere uitleg naar zijn kamer te gaan. ‘Slaap wel,’ zei hij. Naast de waterput buiten stond een emmer water. Hij waste zijn gelaat en keek huiverend naar de sterren. Wat had hij vooralsnog bereikt? Hij wist nu dat de zusjes Vanroy aanbidders hadden, die niet met zich lieten sollen. Maar hoe had Helge die kerels ooit in de weg kunnen lopen? En toch... die etalagepoppen, Tom en Dick van de garage ‘Renault’, waren baldadige kerels, geweldenaars die beslist hun woede op om het even wie koelden. Met een beetje pech had hij nu dood kunnen zijn, net als Helge. Sigrid had hun zeker verteld wie hij was. Mochten ze iets met Helges dood te maken hebben

[pagina 37]
[p. 37]

gehad, dan zouden ze zich wel gewacht hebben hem te brutalizeren. Eigenlijk was er maar één weg om met zekerheid aan de weet te komen of het écht levensgevaarlijk was Sigrid het hof te maken... Hannes grijnsde. Hij zag zichzelf al in de rol van versierder of oude sater. Neen, de tijd dat het uitermate riskant was ergens op het platteland naar de gunsten van een maagdje te dingen was lang voorbij... Een halfuur later sliep hij in, een beetje tevreden omdat hij eindelijk iets gedaan had. 's Anderendaags verscheen hij aan de ontbijttafel toen de eucharistieviering net was afgelopen. Met hoogrode kop nam hij een broodje met rookvlees. Zijn verlegenheid nam nog toe toen Jasmine meende zich om de schrammen op zijn hoofd te moeten bekommeren. ‘Ik rijd naar de biblioteek in Rostal,’ zei hij. ‘Moet ik misschien een boek voor je meebrengen?’

‘Ik zou graag eens een boek over bloemenschikken doornemen,’ antwoordde ze, terwijl ze een koddige snuit trok in de richting van de gladiolen, de dalia's en de tijgerleliën die elkaar in de grote vaas op tafel stonden te verdringen.

‘Waarom rijd je niet mee?’ suggereerde hij.

‘Je weet wel waarom,’ antwoordde ze stilletjes.

‘Bij mij ben je ook veilig, hoor!’ drong hij aan.

‘Het is best dat ze hier blijft, Hannes,’ mengde pater Willem zich in het gesprek.

‘Maar ze kan zo toch niet blijven leven, pater!’

‘Voorlopig wel.’

‘Als ze me toestond haar verhaal in de krant te publiceren, zouden haar vriendinnen in een mum van tijd opgespoord worden...’

Pater Willem schudde het hoofd. ‘Het zou levensgevaarlijk voor haar zijn, én wellicht ook voor jou. De politie zou je op de rooster leggen...’

‘Ze weten toch ook niet waar ik mij bevind!’

De pater legde zijn hand op Hannes' voorarm. ‘Kom, we zwijgen erover. Ik ben blij dat je je om Jasmines lot bekommert. Wie zelf in de knoei zit en dan toch nog in de bres

[pagina 38]
[p. 38]

springt voor een ander, is een goed mens. Mooi zo!’

Op weg naar Rostal monsterde Hannes zijn voorhoofd in de autospiegel. Hij was vergeten zijn haar te kammen en trok enkele wilde krullen over de schrammen. Tot zijn verbazing vond hij de oude pastorie, zoals Sigrid het gebouw genoemd had, toch naast de kale, verschrikkelijk moderne kerk. De deur stond wagenwijd open. Twee jonge meisjes zaten op de drempel een stripverhaal te lezen. Omdat de deuren in de hall gesloten waren, liep hij de trap op. De biblioteek had twee grote slaapkamers in beslag genomen. In het ene vertrek zat een schrale man met een raapgeel gelaat te typen, in het andere zat een meisje met een grote moderne bril op boeken te kaften. Hannes klopte met zijn trouwring op de deurstijl en liep op het meisje toe. ‘Heb je geen boek over bloemenschikken?’ vroeg hij vriendelijk.

Het meisje legde een beetje verlegen haar bril op het bruinrode kaftpapier en keek hem met haar kleine grijze ogen verbaasd aan. ‘Neen,’ stamelde ze. ‘Het is bij mijn weten ook de eerste maal dat iemand ernaar vraagt... Wij hebben wel een paar boeken over... Japan.’

Alhoewel hij het verband niet dadelijk begreep, knikte hij.

‘Ben jij Miranda Valkeniers?’

‘Ja.’

‘Ik ben Hannes Orban, de vader van Helge.’

‘O ja!’ zei Miranda, terwijl ze opstond. Ze nam een zwart etui en stak er haar bril in.

‘Ik zou graag iets meer vernemen dan wat ik weet...’

‘Ja. Ja, natuurlijk,’ zei ze zenuwachtig. ‘Dat begrijp ik. De rijkswachters en de heren van het parket hebben mij ook alle denkbare vragen gesteld, maar - écht waar - ik kan mij niets méér herinneren dan dat die jongen... jouw zoon... daar plotseling lag. Om te voorkomen dat iemand in het donker hem zou aanrijden - hij was bewusteloos - is Lambert bij hem gebleven, terwijl ik naar... dat villaatje gelopen ben om te telefoneren...’

‘Dat villaatje?’

[pagina 39]
[p. 39]

‘Ja. Het staat op de hoek tussen de Kapelletjesweg en de Steenbeemdstraat. Ik klopte ook de inwoners van de twee hoevetjes van voren aan de Kapelletjesweg wakker, maar zij hebben geen telefoon.’

Hannes nam zijn zakdoek en streek het zweet van zijn voorhoofd. ‘Mag ik vragen wat jij en je verloofde daar uitrichtten op dat uur?’

Miranda haalde de schouders op. ‘Wij wandelen vaak in de richting van Rabesdijk. Aan het kapelletje van de Sint-Lambertusheide hebben al heel wat jonge mensen elkaar gevonden. Waar kan een paartje rustiger zijn dan op de heide?’

‘Wanneer zijn jullie thuis vertrokken?’

De vraag verveelde Miranda duidelijk. ‘Om negen uur.’

‘En al die tijd hebben jullie geen levende ziel gezien?’

‘Toch wel!’

‘Wie?’

‘We liepen op een paar verliefden toen we van het kapelletje naar het Gagelven gingen....’

‘Hoe laat was het toen?’

‘Misschien halftien.’

‘Wie waren die... verliefden?’

‘Ik herkende ze niet.’

‘Zag je anders nog iemand?’

‘Zien... niet.’ Ze keek veelbetekenend naar het etui in haar hand. ‘Ik ben nogal erg bijziend. Omstreeks tien uur hoorden wij stemmen...’

‘Stemmen? Is dat alles?’

Miranda zuchtte. ‘Ik hoorde jongensstemmen én een meisjesstem.’

‘Hoeveel jongensstemmen?’

‘Twee of drie.’

‘Hoe klonken die stemmen?’

‘Wat bedoel je?’

‘Wel... Klonken die stemmen opgewonden, of uitgelaten, of... onverschillig?’

[pagina 40]
[p. 40]

‘Ik besteedde er geen aandacht aan.’

‘En je vrijer?’

‘Ook niet, denk ik.’

‘Jullie waren aan het... vrijen?’

‘Asjeblieft!’ zei Miranda, plotseling verontwaardigd.

‘Hebben jullie dat ook aan de heren van het parket en aan de rijkswachters verteld?’

‘Natuurlijk!’

‘Dan vraag ik me af waarom die heerschappen niet op zoek gegaan zijn naar al deze... mogelijke getuigen,’ zei Hannes wrevelig.

Miranda schudde het hoofd. ‘In de zomernachten komen jongelui van alle dorpen in de buurt naar de Sint-Lambertusheide om er te... vrijen. Er is dus helemaal niets abnormaals aan wat wij zagen en hoorden. Begrijp dat toch!’

Hannes grimlachte. ‘Hebben jullie misschien een motorvoertuig gehoord tijdens de... vrijage?’

‘Neen.’

‘Ben je er zeker van?’

‘Ik zie slecht, maar ik hoor goed.’

‘Dan vraag ik me af wat die kommandant van de rijkswacht van Koolaarde zat te lullen over een vluchtmisdrijf dat er misschien geen was,’ zei Hannes grimmig.

‘Het is natuurlijk mogelijk dat er een auto gepasseerd is, die ik niet hoorde,’ zwakte Miranda haar bewering af.

Hannes maakte aanstalten om te vertrekken. ‘En je verloofde kan mij niet méér vertellen?’

Miranda schudde een beetje meewarig het hoofd. ‘Neen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken