Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een regen van rozeblaadjes (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een regen van rozeblaadjes
Afbeelding van Een regen van rozeblaadjesToon afbeelding van titelpagina van Een regen van rozeblaadjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.61 MB)

Scans (54.31 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een regen van rozeblaadjes

(1984)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 69]
[p. 69]

17.

Hannes deed geen oog dicht die nacht. Wat kon hij hier in Rabesdijk nog verder uitrichten? Minder dan niets. Wat had hij bereikt met zijn wanhoopspogingen om de dood van Helge te kunnen aanvaarden? Hij had zich waarschijnlijk bij een aantal mensen zielig belachelijk gemaakt. En... er was een kwelling bijgekomen. Toen hij zich om halfzeven in de ochtend stond te wassen aan de waterput, werd zijn aandacht getrokken door een veldleeuwerik. Juist boven ‘Arcadia’, in een spiraalvormige zangvlucht, klom de vogel extatisch jubelend altijd hoger en hoger. Hannes keek ernaar tot zijn nek pijn deed en tot de vogel, blijkbaar plotseling zijn inspanningen beu, ophield met fladderen en in glijvlucht - onder het uitstoten van ontgoochelde kreten - naar beneden kwam. De laatste tientallen meters liet de vogel zich zelfs vallen als een steen. In Weelde vroeger vertelden de mensen dat de leeuwerik een verdoemde vogel was. Telkens weer poogde hij met de heerlijkste muzikale gebeden God te vermurwen en zo bijna onopgemerkt in de hemel te geraken. Wanneer hij echter zijn onmacht inzag, liet hij zich vloekend weer naar de aarde drijven. Telkens weer dreef zijn hoogmoed hem tot dit schijnheilig spelletje. Voerde hij, Hannes, ook niet een min of meer gelijkaardige komedie op? Als hij de illuzie had dat het hem voor de wind ging, blaakte hij van geestdrift en vertrouwen in iedereen; voelde hij zich gedwarsboomd of tegengewerkt, dan sloot hij zich op in zijn moedeloosheid, zijn wanhoop en zijn verbittering. Ach, misschien waren alle mensen wel als de leeuwerik... Maar pater Willem dan? En de studenten? Bij zijn weten was het vloeken van de leeuwerik hun vreemd. Ook Helge had hij nooit nukkig gezien of weten mokken. Vijf minuten later liep hij door het ontwakende Rabesdijk. De geuren van hooi, mest en versgebakken brood deden hem diep ademhalen. Tegen de gebarsten en brokkelige muur van het kerkhof stond een lelijke telefooncel. Hij duwde de deur open en nam de ver-

[pagina 70]
[p. 70]

fomfaaide telefoongids uit het blijkbaar pas vernieuwde rekje. Wat hij vaag vermoed en zelfs gehoopt had, werd bewaarheid: in Mortsel woonde geen abonnee die Vanmarsenille heette. Welk spel speelde Nico? Waarom loog hij? Wat kwam hij in ‘Arcadia’ uitrichten? Bezorgd stapte Hannes weer naar de oude brouwerij. In de keuken stond broeder Joost eieren te bakken. Aan de put waren de studenten met water aan het spelen. Onder de gele klimrozen die het prieeltje overwoekerden, zat Jasmine haar gloeiend zwarte haren te kammen; ze sloeg de uitgelatenheid van de jongelui glimlachend gade. Een beetje timide ging Hannes naast haar zitten. ‘Je ziet er ontspannen, ja, zelfs opgewekt uit,’ zei hij. ‘Ik ben blij dat je hebt ingezien dat je niets hoeft te vrezen.’

Dadelijk versomberde haar gelaat. ‘Ik heb dat helemaal niet ingezien. Ik weet dat het lot van Ilse en Marleen vandaag of morgen ook mijn deel wordt.’

‘Dat is fatalisme, Jasmine. Als je er zo zeker van bent dat die hoerenbazen je toch weten te vinden, laat mij dan eens proberen ze het vuur aan de schenen te leggen. Zoals nu kan je onmogelijk blijven leven, tenzij je kloosterzuster werd of emigreerde.’

‘Hoerenbazen?’ echode ze pijnlijk verrast. ‘Wie vertelde dat?’

‘Ik vermoedde het,’ antwoordde hij, zonder te verpinken.

Ze tikte zenuwachtig met haar duim tegen haar ondertanden. ‘Misschien heb je gelijk,’ fluisterde ze.

‘Heb je foto's van je vriendinnen?’

Ze knikte.

‘Mag ik die hebben? Schrijf op de keerzijde alle denkbare gegevens...’

‘Ik ben er zeker van dat het verkeerd afloopt,’ mompelde ze.

‘Pater Willem zal ook niet opgetogen zijn.’

Hannes poogde te glimlachen. ‘Hoe komt het dat je nu wel bereid bent me dat artikel te laten schrijven?’

Ze haalde de schouders op. ‘Het valt niet mee in een impasse te leven...’

[pagina 71]
[p. 71]

‘En zeker niet als je verliefd bent,’ zei hij rad.

Ze keek hem eigenaardig aan. ‘Wat bedoel je?’

‘Je bent verliefd op Nico.’

Jasmine lachte onnatuurlijk. ‘Hij is een knappe man, ja.’

‘Tè knap.’ Hij stak een sigaret op. ‘Ik wil geen kwaad over hem vertellen... maar in jouw plaats zou ik toch voorzichtig zijn.’

‘Waarom?’

‘Ik geloof dat hij nogal... lichtzinnig is.’

‘Ik ben het gewend met lichtzinnige mannen om te gaan.’

Ze zuchtte. ‘Is dat alles?’

‘Ik heb hem op een paar tegenstrijdigheden betrapt. Ik vertrouw hem niet.’

‘Ach, kom! Die jongen is een open boek. De nare voorvallen thuis hebben hem een beetje uit zijn evenwicht gebracht.’ ‘Je bent meer dan tien jaar ouder, Jasmine.’

‘Denk je misschien dat ik van zins ben met hem te trouwen?’

‘Wie weet?’

Ze stond abrupt op. ‘Ik trouw nooit. Ik vraag me trouwens af waarom jij je zo om mij bekommert. Ben jij wel te vertrouwen?’ Ze liep eensklaps gehaast in de richting van de keuken.

Hannes gooide zijn sigaret op de grond en trapte ze uit. Hij besloot weg te blijven van de ontbijttafel. Hij wilde het gezicht van Nico niet zien, hij kon de degoutante triomfatorsblik van de jongeman niet meer verdragen. Het deed pijn, maar hij moest toegeven dat hij jaloers was. Plotseling stond pater Willem voor hem. ‘Goedemorgen,’ stamelde Hannes. Hij voelde zich betrapt.

‘Nu moet je toch eens komen kijken,’ zei de pater, terwijl hij zich omdraaide en verder de tuin inliep.

Hannes haastte zich hem te volgen. ‘Is er iets?’

De pater bleef staan bij een zwarte den. Hij wees naar de van hars glimmende wonden die het afknakken van een drietal takken had nagelaten. ‘Gisteren heeft Jasmine hier enkele twijgen afgebroken om ze tot achtergrond voor een bloem-

[pagina 72]
[p. 72]

stuk te laten dienen. Kijk eens hoe de boom de wonden afsluit met terpentijn om zichzelf te beschermen tegen vraat. Dennen en sparren hebben onder hun schors een soort van kanalensysteem ontwikkeld, dat hen in staat stelt hun eigen heelmeesters te zijn...’

‘Wonderbaar,’ zei Hannes moeilijk.

De pater keek hem weemoedig aan. ‘Wij mensen - en dan bedoel ik het vanzelfsprekend figuurlijk - kunnen zulk kanalensysteem ook ontwikkelen om te voorkomen dat onze psychische wonden ons gestel zouden ondermijnen...’

‘Wat bedoel je?’

‘Wie in God én dus ook in zijn medemensen gelooft, ontdekt spoedig dat zulk geloof vertakt in vriendschap, liefde, vertrouwen, hoop en rust. Het geloof maakt hem in zekere zin immuun tegen vijandschap, haat, achterdocht, wanhoop en vertwijfeling...’

Hannes doopte een vinger in de terpentijn en rook eraan. ‘Ik geloof in God, maar ik ben er niet zeker van dat hij er is. Geloven betekende voor mij altijd twijfelen, dus ook aan de goede bedoelingen van mijn medemensen...’ Hij wreef zijn vingers af aan zijn zakdoek. ‘Onze vriend Nico is een leugenaar. Er woont geen telefoonabonnee die Vanmarsenille heet in Mortsel.’

‘Heeft Nico jou gezegd dat zijn ouders een telefoon hebben?’ vroeg de pater. Onmiddellijk echter scheen hij te beseffen dat hij een vraag gesteld had en dus zijn eigen regels geschonden had, want hij lachte verontschuldigend. ‘Wellicht trad hij met hen in kontakt via het telefoontoestel van hun buren. Zolang het tegendeel niet werkelijk bewezen is, Hannes, blijf ik in de oprechtheid van iedereen geloven.’

‘En als die oprechtheid dan valsheid blijkt te zijn en je vertrouwen dus beschaamd wordt?’

‘Dan doet dat pijn, maar dan zijn er weer kanalen als mildheid, vergevensgezindheid en begrip die voor het nodige hars zorgen om te voorkomen dat gevoelens van wraakzucht, woede en verbittering mijn leven zouden vergiftigen.’

[pagina 73]
[p. 73]

‘Jasmine heeft me de toelating gegeven om met behulp van de krant op zoek te gaan naar haar verdwenen vriendinnen.’ De pater haalde hoorbaar adem. ‘Dat betekent dat ze haar evenwicht herwonnen heeft en dat ze zich opnieuw weerbaar voelt.’ Hij keek Hannes bijna smekend aan. ‘Schrijf je artikel met de nodige omzichtigheid, asjeblieft. Vanaf de dag dat het verschijnt, zullen we dubbel op onze hoede moeten zijn.’

‘Hier faalt dus je vertrouwen...’ konstateerde Hannes ironisch.

De pater schudde het hoofd. ‘Hier vraag ik me af of ik niet te veel vertrouwen heb in de goede afloop, of ik dus niet onvoorzichtig word. Overmoed en vermetelheid liggen dicht bij elkaar. Vertrouwen en dwaasheid trouwens ook.’

‘Wees maar gerust,’ zei Hannes. Hij draaide zich om en liep naar zijn kamer. Hij voelde zich eensklaps opgelucht, opgewonden zelfs. Hij had weer een taak, een bezigheid die zijn schuldgevoelens in verband met Helge temperde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken