Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een regen van rozeblaadjes (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een regen van rozeblaadjes
Afbeelding van Een regen van rozeblaadjesToon afbeelding van titelpagina van Een regen van rozeblaadjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.61 MB)

Scans (54.31 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een regen van rozeblaadjes

(1984)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 111]
[p. 111]

26.

Onderweg naar Koolaarde werd er weinig gesproken. De onderwijzer en zijn dochter zaten verkrampt van achteren in de wagen. Hannes vocht tegen een gevoelen van beklemdheid en onvoldaanheid: hij had zijn doel bereikt, maar hoe moest het nu verder met hem? De uitzichtloosheid versmoorde elke opluchting, elke triomf. Helge was het slachtoffer geworden van zijn ridderlijkheid, maar een troostende gedachte was het amper: Helge was dood, en deze maatschappij had geen tijd en zelfs geen eerbied voor dode ridders... De gendarmerie van Koolaarde was gevestigd in een lelijke burgerwoning. Hannes parkeerde zijn wagen tussen twee verwilderde hortensia's. Toen hij uitstapte, schuurde het portier tegen de betonnen brievenbus. De onderwijzer veegde met wat speeksel over de krassen, maar Hannes gebaarde dat hij zich de moeite mocht besparen. De voordeur stond open. In de hall hing de pikante geur van oud papier. Een piëdestal met een zieke filodendron erop moest wellicht verduidelijken dat het publiek enkel aan de eerste deur mocht aankloppen. Hannes deed het. Een smeuïge stem riep: ‘Ja!’ De kommandant zat nonchalant met een potlood op de sousmain onder zijn ellebogen te tikken. Boven de rand die zijn pet in zijn voorhoofd gegroefd had, parelden kleine zweetdruppels. ‘Ik had je al zien komen,’ zei hij tot Hannes. ‘Heb je je verontschuldigingen aan Felix Roebeke aangeboden?’

Hannes peilde zichzelf een ogenblik: hij was één en al seneriteit. ‘Zoals beloofd kom ik je bewijzen dat mijn zoon niet overleed ten gevolge van een noodlottige val of een ongeval met vluchtmisdrijf.’

‘Ach zo!’ sloeg de kommandant aan. ‘Ach zo! En wat ga je bewijzen? Dat hij een natuurlijke dood gestorven is?’

‘Dat hij koelbloedig vermoord werd door Danny Roebeke!’ De kommandant legde zijn potlood neer en keek Hannes schuddekoppend aan. ‘Ik ben eens benieuwd welk verhaaltje ik nu weer te horen ga krijgen. Wie zijn deze mensen? Hij

[pagina 112]
[p. 112]

wees met open hand naar de onderwijzer en zijn dochter.

‘Armand Bosch, onderwijzer te Rostal, en zijn dochter Annick. Op zaterdag, 30 juli, werd Annick opgepikt door...’

De onderwijzer trok Hannes bij de elleboog naar achteren en duwde tegelijkertijd zijn dochter naar voren. ‘Annick is volwassen genoeg om haar belevenissen zelf te vertellen!’

Slaafs gehoorzaamde het meisje. Alsof ze een vanbuiten geleerde les opzegde, bracht ze haar relaas. De emoties waren verdwenen, de angst en de schaamte ook. De gebeurtenissen werden erdoor gereduceerd tot banale faits et gestes, tot toevalligheden en tegenslagen, tot lotgevallen en noodlottigheden. De kommandant luisterde met gefronst voorhoofd en getuite lippen. Het was duidelijk dat hij de enorme marges voor de interpretatie zag en dat hij van zins was die ook ten volle te benutten. Hij had zelf aangestuurd op het seponeren van deze zaak, hij was er zeker de man niet naar om zijn vergissing en overhaasting en slordigheid toe te geven. Het verbaasde Hannes dan ook helemaal niet, toen hij de kommandant hoorde zeggen: ‘Jij bent ongetwijfeld een enorm fantazierijke tiener, mijn kind, maar daar is niemand mee geholpen, integendeel...’

Hannes sloot de ogen. Hij had niets anders verwacht. Hij kreeg echter hulp...

‘Fantazierijk?’ echode Armand Bosch verbluft. ‘Wat voor praat is me dat nu?’

‘De waarheid is gewoonlijk bijlange zo eenvoudig niet, meneer,’ filozofeerde de kommandant hautain. ‘Vergeet niet dat dit de versie van jouw dochter is. Zij stelt Danny Roebeke en Johan Sterkens voor als echte duivels, terwijl zij een engel zou zijn. Als die jongens het tegenstelde beweren, staan we precies even ver van de ware toedracht der feiten. Laat ons nuchter blijven... Er zal wel een woordenwisseling hebben plaatsgegrepen, er zal wel een handgemeen geweest zijn... Maar waar jongelui zijn, gebeurt iets dergelijks elke dag. Meestal kraait daar geen haan naar, omdat zulke onenighe-

[pagina 113]
[p. 113]

den nog sneller worden bijgelegd dan ze tot stand kwamen...’

Hannes was het ongeloof en de minimalizering van de kommandant meer dan beu.

‘Ze hebben mijn zoon op de Kapelletjesweg gelegd om een ongeval te ensceneren,’ zei hij bitter.

‘Maar het was toch een ongeval ook!’ riep de kommandant uit. ‘Die jongens waren hun hoofd kwijt...’

Hannes snoof verachtelijk. ‘Ze hoopten dat hij zou overreden worden, opdat hun misdrijf op die wijze zou verdoezeld worden...’

De kommandant blies verontwaardigd over zijn handen. ‘Als je de verkeerde afloop van wat zotternij en gestoei nu ook al een misdrijf gaat noemen, is iedereen in zijn jeugd een misdadiger geweest.’

De onderwijzer kon het geleuter blijkbaar ook niet langer aanhoren. ‘Ik geloof dat wij onze tijd verbeuzelen,’ zei hij. ‘Jij bent een kommandant van de rijkswacht, geen rechter. Als funktionaris moet jij alleen maar onze verklaring opnemen en doorspelen aan de prokureur des Konings...’

Met ten hemel geslagen ogen begon de kommandant in de handen te klappen. ‘De prokureur des Konings is een persoonlijke vriend van mij. Geregeld gaan we samen jagen, en vissen, en biljarten... Ik weet hoe hij op deze... rotzooi zou reageren.’

‘Ja?’ vroeg Hannes aanminnig. ‘En hoe zou dat dan wel zijn?’

‘De prokureur houdt er niet van jonge mensen voor de rechtbank te slepen. Door een rechtszaak worden minderjarigen gebrandmerkt voor het leven. Dus waar het kan vermeden worden, wordt het ook gedaan. Van mij verwacht hij dat ik dingen die opgeschroefd werden, relativeer en reduceer tot wat ze in feite zijn. En dan nog... Meer dan de helft van wat ik hem doorgeef, verwijst hij naar de prullenmand.’

Armand Bosch trok aan zijn snorretje, alsof hij er zich wilde van vergewissen dat hij niet droomde. ‘Onvoorstelbaar,’ mompelde hij.

[pagina 114]
[p. 114]

‘Wat is onvoorstelbaar?’ viel de kommandant uit de lucht. ‘Dat jullie zo maar een loopje kunnen nemen met het recht!’ De kommandant siste afkeurend. ‘Jij lijkt me ook niet erg snugger te zijn, mijn brave man,’ zei hij. ‘Wil jij nu écht dat jouw dochter met de vinger nagewezen wordt, én dat jouw naam bemodderd wordt? Later zal je mij dankbaar zijn omdat ik het hoofd koel hield. En wat onze vriend hier betreft...’ Hij wendde zich tot Hannes. ‘Waarom hij mordicus de nagedachtenis van zijn zoon wil besmeuren, begrijp ik in geen honderd jaar...’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken