Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De schaamrode rapsode (1972)

Informatie terzijde

Titelpagina van De schaamrode rapsode
Afbeelding van De schaamrode rapsodeToon afbeelding van titelpagina van De schaamrode rapsode

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (7.87 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De schaamrode rapsode

(1972)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 9]
[p. 9]

Het spel

Iejuw! Iejuw!

‘Dat is het oude bosuiltje,’ fluisterde Ouwe Ignaas, ‘je weet wel: dat van de bliksemtronk.’

Ambro's horloge glariede als een uileoog onder de kolf van zijn geweer. Halfdrie. Twee uur lagen ze hier, in zijn ellebogen waren er kortsluitingen. Hij draaide zich kreunend om en stak een sigaret op. Het vlammetje maakte zijn hand van rood porselein.

‘Ik zou dat niet doen, jonker.’

‘Heb jij ooit wel eens naar de sterren gekeken, Ouwe Ignaas?’

‘Ssst!’

‘Je hebt gelijk dat je er niet naar kijkt. Er zijn er te veel. Alleen dwazen zien er voortekens in, en beelden, en teorieën voor het ontstaan van het heelal. Hun ogen zijn reeds mikroskopen, en dan gebruiken ze nog teleskopen, om het sperma van een god te ontleden. Alleen een droom, groot genoeg om in zijn schoot dit orgasme te kunnen beleven... Waar is Birgitta nu, Ouwe Ignaas?’

‘Ze is in de hemel, jonker.’

‘Als ik vóór drie weken hier niet gelegen had, dan zou ze nu nog thuis zijn.’

‘Sst! Ik heb iets gehoord, ik geloof dat ze vandaag komen. Als Jonge Ignaas het nu maar niet verbrodt.’

Ambro duwde zijn sigaret uit in het gras en draaide zich

[pagina 10]
[p. 10]

weer op zijn buik. De geur van het geplette kruid was een amalgaam van groene zeep en Engelse tee.

‘Geloof jij dat één van die stropers de moordenaar is, Ouwe Ignaas?’

‘Neen. Ze komen door De Biezendries.’

‘Dat kan je toch niet zien?’

‘Ik hoor het.’

Verstomd keek Ambro de ouwe aan. Hij rook naar regen, hooi en drek; hij kon schrijven noch lezen en werd ziek als hij in een huiskamer vertoefde, waar radio, televisie of vrouwen iets ten beste gaven. Maar hij hoorde tweemaal zo scherp als een ander.

‘Ben je er zeker van dat ze naar hier komen?’

‘Ze komen altijd naar hier, de vaders met hun snotneuzen opdat die het zouden leren. Vroeger was het omdat ze honger hadden, nu om te laten zien hoe het gaat en omdat het plezant is. Ze laten zelfs de cartouches liggen!’

Over de cartouches had Ouwe Ignaas 's middags niet gerept, het wierp een potsierlijk licht op zijn verbetenheid.

‘Wat zullen we doen, als ze...’

‘St! Daar heb je ze!’

Twee grote gestalten pagaaiden door de takken van het lariksenbosje. Aan het begin van de laar, die naar hen toe glooide, hurkten ze neer. Ze begonnen druk te fluisteren, halfluid soms. Ambro hoorde Ouwe Ignaas tweemaal slikken, zijn strottehoofd kraakte. In zijn eigen borst was het of er een gezwel openbrak, de etter vulde zijn aderen, gloeide in zijn hersenen: er was een tegenstander nu, een vijand, de moordenaar misschien.

Rakelings schoot plots een lichtbundel aan hen voorbij: graaiend in de kruinen van het oude mastbos rechts, tastend dan langs de bruinrode stammen, zoekend in het buntgras. De hand van Ouwe Ignaas krauwde in Ambro's sweater: ‘Niet schieten, jonker!’

Iejuw! Iejuw!

De knal en het splinteren van glas deden het licht ver-

[pagina 11]
[p. 11]

schrompelen. Ambro sprong op, maar Ouwe Ignaas greep hem bij de benen zodat hij neerstuikte. Twee vonken, twee schoten, het knersen van dennehout, splijten en kreunen. De takken van het lariksenbosje deinden, woelden. Dorre twijgen knapten.

‘Naar De Biezendries!’ hijgde Ambro.

Ouwe Ignaas stond echter traag op: ‘Nu rennen ze naar de beek. Verleden week hebben ze mutsaards gegooid in de wadden. Jonge Ignaas wacht daar op hen.’

‘Je bent bedankt, Ouwe Ignaas.’

‘Oh, ze mikken niet, jonker. Ze schieten in het wilde weg om hun vlucht te dekken. Dat hoort zo, volgens de regels van het spel.’

‘Moeten we niet naar Jonge Ignaas toe?’

‘Ach, neen, misschien kan hij hen verrassen, dan gooien ze hun geweren weg, dan hebben we dat toch bereikt.’

‘En mocht hij er nu eens in slagen hen aan te houden?’

‘Geen enkele stroper laat zich aanhouden, tenzij hij werkelijk overmeesterd wordt. Jonge Ignaas kent het spel.’

‘Het spel?’

‘De laatste jaren is het een soort van spel geworden. Je kunt een stroper toch niet zomaar doodschieten, omdat hij weigert in het doodsgevaar van een dreigend geweer te geloven?’

‘En als één van hen nu eens de moordenaar van Birgitta mocht zijn?’

‘Een lustmoordenaar is te laf om een stroper te kunnen zijn, jonker.’

Ze liepen door het mastbos dat kriepte onder de geneugten van de zomernacht.

‘Heb je nooit teruggeschoten, Ouwe Ignaas?’ Ambro wist dat de ouwe nu ineenkromp.

‘Toen was het geen spel, jonker.’

‘Schoot je, omdat je bang was toen?’

‘Toen was iedereen bang. Tijdens de oorlog hadden ze Wolfke de kop afgesneden.’

‘Wie was Wolfke?’

[pagina 12]
[p. 12]

‘Mijn voorganger.’

‘Dat hebben ze me nooit verteld.’

‘Iedereen zwijgt erover, de moordenaar was de broer van een monseigneur of iemand van dat slag: hij werd nooit aangehouden, ik geloof dat hij nu ergens doeanier is.’

‘En wisten ze werkelijk dat hij de moordenaar was.’

‘Ze zeiden het toch. De man is driemaal in het rechtszaaltje op het kasteel geweest, en toen zei mijnheer de baron dat hij onschuldig was.’

‘Was jij toen hulpboswachter?’

‘Ik was houthakker, maar een vriend van Wolfke.’

Het paarse grint van de Amatuslaan knarste onder hun voeten. In de varens ernaast ritste het wild weg, de geur hier was die van het paradijs.

‘Wou je Wolfke wreken toen? Na tweeëntwintig jaar mag je dat wel zeggen.’

‘Het was een ongeluk. Alledrie hadden ze op me geschoten. Terwijl de anderen zich uit de voeten maakten, bleef hij schieten. Ik was er zeker van dat hij de moordenaar van Wolfke was. Toen hij er dan toch vandoor ging, schoot ik naar zijn benen. Het gebeurde langs De Zoeteweide: hij bukte zich om tussen de prikkeldraadversperring te kruipen... zijn schedel... Ze hebben me vrijgesproken.’

Links was het verroeste rasterwerk van de tennisbaan, rechts onder de laaghangende rododendrons glom tussen waaiers van moer het water van de gracht.

‘Wat zei de oude heer Polycarpus?’

‘Mijnheer de baron klopte me op de rug, hij zei niets. Later vernam ik dat hij de weduwe van de dode, vier kinderen had hij, elke maand onderhoudsgeld uitkeerde. Dat was mooi van hem.’

‘Ja.’

‘Mijnheer de baron was een goed mens.’

Ze kwamen op het asfalt van de Severinusdreef, die van het kasteel naar het dorp leidde. Wat verder tentakelde het slot gedrochtelijk tussen de rode beuken.

[pagina 13]
[p. 13]

‘Hebben ze nooit gepoogd om wraak te nemen?’

‘Wie zou dat gedurfd hebben, jonker?’

Ergens achter het kasteel improvizeerde een nachtegaaltje op de drie schoten die hem wakker geschud hadden. ‘De nachtegalen sterven nu ook uit,’ zei Jonge Ignaas enkele uren geleden.

‘Slaap wel, jonker.’

Toen zweepten de schoten door de nacht: twee, drie, vijf, zes. Nog vooraleer de knallen uitgestorven waren, holde Ouwe Ignaas weer de Amatuslaan op. ‘Er is iets gebeurd!’ jammerde hij. ‘Jonge Ignaas schiet niet als hij er niet toe gedwongen wordt.’

Dit wekte Ambro uit zijn verbijstering. Hij liep de ouwe achterna, spurtte hem voorbij. Een waanzinnige woede joeg hem vooruit. ‘Als ze Jonge Ignaas iets gedaan hebben, maak ik ze kapot, allemaal!’ brulde hij. In enkele sprongen was hij door de varens. En toen hoorde hij echoënd roepen: ‘Jonker! Vader! Ik heb er één neergeschoten! Vlug!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken