Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De schaamrode rapsode (1972)

Informatie terzijde

Titelpagina van De schaamrode rapsode
Afbeelding van De schaamrode rapsodeToon afbeelding van titelpagina van De schaamrode rapsode

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (7.87 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De schaamrode rapsode

(1972)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 14]
[p. 14]

Twee lange geribbelde houtwormen

De zon had de mensen in de huizen gejaagd. Sprinkhanen en krekels driegden stukken stilte aan elkaar. Hij stak de asfaltweg over, sprong over de sloot en liep over zijn bospaadje, het smalste van de wereld. Vijf vóór vier was hij in de heiduinen, dat was te vroeg, dus ging hij ruggelings, met gespreide ledematen, in het heikruid liggen. Bijen gingen geërgerd en schrokkig tekeer, een zwaluw voerde dodensprongen uit. De tijd hier was één hart, dat van Sal, en de leegte was gevuld met de schitterendste ruimten.

Hoefgetrappel bonsde in zijn achterhoofd. Hij draaide zich om en steunde op zijn ellebogen. Op een boogscheut van hem kwamen ze aanrijden, de courtisane en haar stalknecht. Ze was zó mooi, ze was geschapen om de vrouw te zijn van een zonnekoning, om een man tot zonnekoning te maken. Voor de zoveelste keer volgde Sal de paardesporen dwars door de heiduinen, dan langs het grote bremveld. Hij liep hen na tot waar hij hen zag verdwijnen langs de oprijlaan van de nieuwe villa. De vorige dagen keerde Sal na deze sluiptocht op zijn stappen terug, nu besloot hij verder te gaan. Het domein was omgeven door een hoge prikkeldraadafsluiting. Hij volgde de afsluiting tot diep in de dennenbossen, hij liep rond het domein. Er was een ellipsvormig perk met gele rozen achter de villa, en een pergola, en er stond een sportwagen op de oprijlaan die afgebakend was met essen. De courtisane was nergens te bespeuren, nergens. Op een bordje

[pagina 15]
[p. 15]

naast de inrijpoort las hij: Gaaiennest. Sal grinnikte: zou zelfs de courtisane aangetast zijn door de vogelkoorts die hier in het villapark sedert jaren woedde onder de parvenu's? Dat zou wel niet, ze was te voornaam om banaal te zijn, té bevallig om anderen na te apen; dat bordje had de stalknecht vervaardigd, het kon niet anders.

Ditmaal worstelde Sal zich door het bremveld. Er brandde iets in zijn borst, het was wanhoop, en er was geen uitkomst, geen toekomst; alleen wilskracht en zelfspot en vergetelheid en alkohol misschien konden de oplossing bieden. Hij wist niet eens hoe ze heette, en er was geen greintje mogelijkheid om haar te leren kennen.

Het werd een loodzware namiddag. Sal wist met zichzelf geen blijf. In het dorp keken de mensen hem na, ze kenden hem niet te best, ze wisten te weinig over hem om gerust te zijn. Eisterlee was ook zo'n Kempens strontdorpje: een kerk en een paar straatjes kriskras; het domein Donkheide met het kasteel, het gehucht Beau-monde, en het villapark hielden het gevangen in een bijna middeleeuwse staat. Er waren hier geen tien mensen die gestudeerd hadden, en iedereen ging naar de kerk, natuurlijk. Die lui van het kasteel waren goden en die van het villapark halfgoden voor deze plattelandse daglonertjes. En op zo'n verdomde namiddag was er hier geen café open.

Om zes uur begon weer dat troosteloze gebeier met die twee klokken. Was er dan alweer iemand dood? Toch wel zielig die geschiedenis met dat brave sukkeltje van het kasteel. Wie kreeg het nu in zijn hoofd naar zo'n scharminkeltje zijn poten uit te steken? Godverdomde beesten.

De avond werd weer ontzettend lang, zonder verwachtingen, zonder mogelijke verrassingen, zonder iets. Sal was ziek van onrust. Welke onrust? En die treiterende muggen raakte je hier zelfs binnenshuis niet kwijt. Wat deed zij nu? Zat ze misschien te lezen, of te badineren, of te vrijen? Of hunkerde ze ook naar iets onverwachts? Idiote Liszt. Hij zette de radio af en ging naar buiten. Er was een bruingele maan,

[pagina 16]
[p. 16]

duizenden lichtjaren wemelden in zijn ogen, kikkers, een nachtegaal. Welke idioot had deze villa De Nachtegaal genoemd? Tussen de dennen flikkerden de lichtjes van andere villa's. Aan deze kant van de asfaltweg kende hij ze allemaal, hij kende hun leven, hun ruzies, hun kleinzieligheid, hun erotiek. Wat deed zij nu? Lag ze te mijmeren? Schreef ze een brief? Speelde ze met haar stalknecht? Er woelde iets in hem, er zoemde iets onuitsprekelijks in zijn hersenen. Hij moest iets doen, spreken, kontakt hebben met mensen, met haar, hoe dan ook. Telefoneren. Hij ging naar binnen en begon te zoeken in de telefoongids, eindelijk vond hij: Harduyn J., Villa Gaaiennest. Hij draaide het nummer en wachtte opgewonden. Na vijf signalen werd de horen opgenomen: ‘Ja, Jacques Harduyn hier.’

Sal slikte wat speeksel: ‘Is juffrouw Harduyn er niet?’

‘Met wie spreek ik?’

Hij legde de horen in. Er parelde zweet op zijn voorhoofd. Hij kon het hier niet langer uithouden. Vanop de heiduinen zag hij de verlichte ramen van de villa, getemperd oranje, een vage rozige schijn zweemde errond. Wat deed het meisje? Kende zij rust? Welke rust? Seksuele voldaanheid? Metafysische aanvaarding? Hoop? Verlangen naar morgen? Dromen? Liefde? Misschien luisterde ze naar muziek. Ravel, Chopin. Ze wist niet dat hij hier op de hoogste duin stond, ze wist niet eens dat hij bestond. Hoe was het mogelijk? Hoe kon het toegelaten zijn dat hij gekweld werd door haar en dat zij niet eens vermoedde dat ook hij leefde, in haar buurt nog wel? Wat moest hij doen? Wat kon hij, durfde hij? Alle kwelduivels van deze oude, lauwe streek waren in hem gevaren. Eens, misschien, zou hij een groot schilder worden, dan zou ze hem kennen. De gelukshuivering kwam niet nu, de almacht van de toekomst schonk nu geen voldoening. Er was geen toekomst.

Hij liep de heiduin af, naar de villa toe, tot waar het bremveld begon. Hij nam zijn aansteker en kroop enkele meters in de struiken. Knip. Het brandende gas spoot in het dorre gras, in

[pagina 17]
[p. 17]

de oude twijgen; het zoog en scheurde en knetterde. Nu moest hij zich vlug uit de voeten maken, vlugger, de duinen over, het bos door.

De asfaltweg lag verlaten. Nu doodgewoon slenteren, op het terras in een rieten zetel gaan zitten, een magazine nemen, en wachten, wachten op het spektakel. Hij hijgde van verwachting, van mateloze spanning. Nu zou er, moést er iets gebeuren. Zijn ongeduld werd onrust, er gebeurde niets. Kon hij dan niet eens een bremveld in brand steken? Of zou iemand... Speurden ze misschien hier naar die moordenaar? Argwaan, angst.

Diep in, achter het oude dennenbos flakkerde er een rood schijnsel. Hij keek met open mond, tranende ogen. Een vlammende tijger, brandende giraffen. Zou ze het reeds gemerkt hebben? Was ze in paniek naar de telefoon gehold? Of zei ze: ‘Het is toch maar het bremveld, eindelijk zullen we van dat knisperende onding verlost zijn.’ De oranjerode beesten dansten wild achter het bos, rosse schaduwen wemelden in de lucht. Er was gepiep, geruis, branding van gekleurd schuim. Grote zweetdroppen biggelden op zijn voorhoofd. Wat ging er gebeuren? Ze zouden toch niet wachten tot de heiduinen verkoold waren, tot het bos een hel geworden was? Wat deed ze nu? Ze moèst iets doen. De triomf werd verslagenheid, en almaardoor luider hamerde het in hem: Je moet zelf iets doen, je moet zelf... En toen was er een onnatuurlijk geluid dat dingelend aanzwol. Twee rode wagens met knipperlichten raasden over de asfaltweg. Honderd meter verder draaiden ze in het karrespoor, links.

Nu kon hij ook wel gaan kijken. De zerpe, roodbruine smook kringelde tussen de dennestammen. Toen hij op de duintop kwam, zag hij dat de brandweerlui met allerhande alaam poogden het bremveld te omsingelen. Onvoorstelbaar mooi was het vuur, met rode en gele tinten die met geen verf ter wereld te evokeren waren. Bloed misschien van zeldzame vissen, sap van planten. Oorverdovend zwelgen en krimpen. Waar was zij? Sal naderde hoestend. De mannen

[pagina 18]
[p. 18]

groeven koortsachtig in de heide, ze zwaaiden de zoden in het vuur, de gensters waaiden op en doofden.

‘Neem een spade!’ brulde een kale vent hem toe.

Sal raapte een troffel op, maar hij had een ander doel. Onopvallend werkte hij zich naar rechts, tot waar hij haar zag. Ze stond naast een oud heertje dat met zijn stok wees en bekommerd het hoofd schudde. Ze droeg een licht kleedje en had een overgooiertje omgehangen, haar armen had ze onder haar boezem gevouwen. Sal kreeg de stalknecht in de gaten: die werkte als een bezetene en wilde blijkbaar tonen wat hij wel kon, hoe sterk hij wel was. Ook Sal begon nu te graven. Er kwam nog een brandweerwagen. ‘Greppeltjes graven! Niet blussen, dat baat niet!’ brulden de mannen.

De hitte wervelde schroeiend, aangedreven door vlammen, door energieën die ergens diep uit de heide loskwamen. Gepiep van wezels, veldmuizen, hagedisjes. Dit was het mooiste spel waaraan Sal ooit deelnam, het was beroezend: de prinses sloeg hen gade. Ze zag wat mannen konden, wat hij kon. Sal was gelukkig, gelukkiger alleszins dan wanneer hij zich 's avonds liet uitdeinen in het niets of wanneer hij dronken was. Het duurde niet lang genoeg.

De brandweermannen troepten samen, ze veegden hun zweet af, rolden sigaretten en vloekten.

‘Hoe is het mogelijk dat zo'n onnozel stuk heide begint te branden?’

‘De spoken hebben het in brand gestoken.’

‘Er hebben er een paar liggen vrijen, geloof dat maar!’

‘Mijnheer Harduyn trakteert voor de blussers!’ riep iemand. Sal twijfelde een ogenblik, dan sloot hij aan bij de groep. Er waren nog mannen zonder uniform, dat zouden wel villabewoners uit de omgeving zijn.

Ze drumden rond de klaptafeltjes die op het ruwe gazon stonden. De courtisane en haar stalknecht schonken bier in. Brandweermannen kunnen goed drinken: in één teug ledigden ze hun glas. Sal stond een beetje timide terzijde.

[pagina 19]
[p. 19]

‘Geef mijnheer ook een glas, Roa,’ zei de stalknecht terwijl hij Sal toelachte.

Ze had lange, fijne handen, en een kuiltje in haar kin, en glinsterende ogen, en ze lachte, ze lachte toen ze hem het bier aanreikte. Wat later hoorde hij haar wat zeggen, en het klonk zilver door het bronzen geluid van de mannen. Hij glimlachte, hij was blij, de voldaanheid maakte hem loom.

Tenslotte kraamden de mannen op, hij drentelde hen achterna. Ze heet Roa, dacht hij, eindelijk weet ik dat ze Roa heet. En eensklaps leek het hem of hij het had kunnen weten, er paste geen andere naam bij haar.

Thuis, vóór het wasbekken, keek hij zichzelf in de ogen. Zijn gezicht gloeide, de roetvegen streepten erover alsof de dood zijn kop in zijn bezwete hand gehouden had, als twee lange geribbelde houtwormen lagen de littekens erin. Gekke, onzinnige vleesbloem met de meeldraden van de wanhoop in de ogen. Het was een misdaad, ja, maar die kwelling was niet meer om te verdragen. En ze was niet teruggedeinsd voor het kruis van wild vlees dat het ongeluk in zijn gelaat geslagen had. Hij wist nu toch eindelijk dat ze niet gehuwd was, en dat ze niet bang was voor een verongelukte kop.

Buiten stopte een auto. Dat kon alleen maar Suzanne zijn. Wie zou ze nu weer op sleeptouw hebben? Hopelijk niet die gekke leraar van voor veertien dagen. Leraar in de moraal, mens, stel je voor. Sal dopte zijn hoofd in het volgelopen wasbekken. Het water gaf hem de indruk dat hij intenser leefde dan anders.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken