Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De schaamrode rapsode (1972)

Informatie terzijde

Titelpagina van De schaamrode rapsode
Afbeelding van De schaamrode rapsodeToon afbeelding van titelpagina van De schaamrode rapsode

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (7.87 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De schaamrode rapsode

(1972)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 183]
[p. 183]

De honingklieren van het noodlot

Ik ben nu twee jaar bezig aan deze sinistere rapsodie, twee jaar lang reeds puur ik als een halsstarrige hommel de honingklieren uit van de noodlotsbloem die elk dorp tenslotte is. Het leed van de anderen ligt ons zoet in de mond als wij het kunnen voortvertellen, als wij er de raten van een boek mee kunnen vullen. Intussen is er veel gebeurd: eensklaps mag àlles, ook in het vrij onderwijs hier in Vlaanderen. De ene pastoor trouwt na de andere pater, een uitgesproken katolieke minister van kuituur kent de romanstaatsprijs toe aan een boek waarin onverbloemd geneukt wordt tegen de hel op, Jean Genet en Henri Miller en Jerzy Kosinski zijn opgerukt tot zelfs in de vroomste leraarsbiblioteken, leerlingen van zestien jaar durven reeds vragen of ze als onderwerp van hun spreekbeurt niet de voorbehoedmiddelen mogen nemen, in sommige kerken staat al een juke-box, de negende symfonie van Beethoven is een schlager geworden, de vrouwen staan op het punt om wat overspel betreft gelijkberechtigd te worden met de mannen, de vrije liefde is een onnozel fait divers geworden, enzovoort. Wat ik vroeger schroomvalligheid noemde, is voor iedereen brave achterlijkheid geworden. En terwijl zelfs de eerbiedwaardigste kloosterzustertjes in de laatste lusttuinen van onze stenen beschaving lagen te zonnebaden, liep ik omzichtig als een schaamrode rapsode bijkomstigheden te vertellen om de lelijke waarheid in al haar schoonheid toch tenminste een cache-sexe onder de buik te

[pagina 184]
[p. 184]

hangen. Ik deug niet als kazakkeerder: daar nijpt het hem! Ik kan zo maar niet van het ene jaar in het andere van opvoeding, karakter, temperament, aanleg en mening veranderen. Ik ben puriteins opgevoed, ik weet dat ik er jaren voor nodig heb om libertijns te leren denken en handelen en schrijven. Gelukkig maar dat ik geen priester ben, voorwaar: ik zou zeker die sukkel uit het grapje zijn, die het licht moet uitknippen vooraleer ook hij ervandoor gaat.

De laatste maanden zijn er hier in het dorp weer een aantal markante dingen gebeurd. Een soort van zigeunerkoningin is hier komen sterven, uitgerekend in dit verlaten stukje van de Kempen. Ze werd begraven met verblindende pracht en praal, en met een rouwbeklag waartoe ik geen mensen meer in staat achtte. De kist werd met juwelen volgepropt en dan in de gele aarde van het dorpskerkhof gestopt. Een berg bloemen en kransen torende op tussen de simpele zerken en houten kruisen die aanduiden waar de andere geraamten liggen. 's Anderendaags was er groot kabaal in Eisterlee: lijkschenders hadden de kist weer opgegraven, geopend, de juwelen geroofd, en waren er vervolgens zondermeer met hun buit vandoor gegaan. Natuurlijk moest dit ontdekt worden door enkele kleine kinderen, die nu waarschijnlijk hun hele leven zullen gekweld worden door het beeld van een dode zigeunerkoningin. Zo pleegt het lot lunatici te kweken die er dan van overtuigd raken dat ze hun obsessie alleen maar in een of ander kunstenaarschap moeten afreageren. Stel je voor dat het in mij meteen opwelde: jammer dat dit niet vroeger is gebeurd, ik had het in mijn boek kunnen vertellen, ik had er heel wat boeiends en sensationeels bij kunnen fantazeren. Zo zie je dat schrijvers dikwijls lijken op gieren, hyena's en jakhalzen: ongeduldig lopen ze te wachten op het ogenblik dat het leven ergens ziek wordt aan het noodlot, en dan beginnen ze om strijd het achtergebleven of achtergelaten kreng af te kluiven. Er zijn vanzelfsprekend heel wat grote meneren van het-boek-in-de-pers die voor een dergelijke deemoedige redenering eens misprijzend de schou-

[pagina 185]
[p. 185]

ders ophalen; zij immers fantazeren te pas en te onpas het fatum, zij beschouwen de wereld als een poppenkast waarin zij kunnen opvoeren wat zij voldoende pikant en smerig achten voor hun image en de daarmee gepaard gaande verkoopscijfers. Voor deze heren buig ik diep, voor hun sadisme neem ik de hoed af, het intrigeert me alleen maar vreselijk van wie of waarvan zij de reïnkarnatie zijn.

Een andere bevreemdende ervaring werd mijn deel, toen ik de waarheid hoorde over een kennis die tijdens zijn vakantie in Spanje gestorven was. Het bleek namelijk dat de man zich had opgehangen, hij was helemaal naar Spanje gegaan om zich te verdoen. Vooraleer hij met vakantie ging, was hij naar de notaris geweest om al zijn bezittingen over te maken aan de twee kinderen die hij had uit zijn eerste huwelijk. Waarom dan naar Spanje reizen om de hand aan zichzelf te slaan? Mijn zegsman vertelde mij dat dit rare gedrag een soort van ultieme wraak was geweest: de zelfmoordenaar was hertrouwd met een tang van een wijf, nooit had hij wat te zeggen gehad, altijd had hij zijn laatste stuiver aan haar moeten geven. Toen het wijf nu zijn lijk had laten overbrengen, moest zij alles wat ze had bijeengeschraapt afstuiveren voor deze lugubere en archi-dure grap. Het duurde wel een tijdje voordat de makabere toedracht van de geschiedenis tot me doordrong, maar ze liet me dan ook perpleks. Wat ik in dit boek aan het vertellen was, verbleekte eensklaps zodanig dat ik er geen zin meer in had. Drie maanden lang zag ik naar mijn manuskript niet meer om. Zo zie je dat het noodlot der anderen voor een schrijver meestal zoiets als een stuk speelgoed is dat hij maar al te gauw beu is en dat hij om de haverklap door iets aantrekkelijkers zou willen vervangen.

Dat het noodlot wel degelijk een fantastische aantrekkingskracht uitoefent op de mensen, heb ik deze avond nog kunnen vaststellen. Omstreeks acht uur ging ik de tuin in om even te pissen. Achter de dennenbossen steeg een reusachtige pikzwarte rookkolom op. Een moment later hoorde ik de dorpssirene. Ik sprong als de bliksem op mijn fiets en koerste langs

[pagina 186]
[p. 186]

bospaadjes en veldwegen tot ik het vuur zag: de plastiekfabriek stond in lichtelaaie. Ontploffingen, gesis, gensters, opgewonden stemmen, mensen die met dossiers en meubelstukken rondliepen, flikkerlichten, veldwachters, rijkswachters, brandweerlieden, overslaande stemmen. In een oogwenk stonden tenminste duizend mensen toe te kijken. Auto's, bromfietsen, fietsen, hijgende en gestikulerende en taterende en schuddebollende en lachende mensen.

‘Hoe kàn dat nu?’

‘Wie heeft het gedaan?’

‘Ik heb het altijd gezegd, nietwaar?’

‘Dat krijgen ze in geen honderd jaar geblust!’

Naast mij stond zelfs een man met een camera op een pikkel. Ternauwernood slaagde ik erin met mijn fiets uit het geharrewar te geraken. De mensen zijn verkikkerd op tragedies, op ellende en leed, op dodelijk spektakel. Een intuïtieve zucht naar leedvermaak drijft hun doen en laten. Zo zie je dat schrijvers dan toch weer geen abnormale mensen zijn.

Sedert een week begin ik nochtans terug in de mensen te geloven. Ik heb een hondje gekregen van een kunstschilder, en overal waar ik kom zijn de mensen vriendelijk voor het hondje: ze strelen het, ze geven het troetelnaampjes, ze doen er gek tegen, ze noemen het mooi en lief en goed. Ik ben een beetje jaloers op Devlin (zo heet het diertje), maar ik zit er niet bij te schreien. Een hond is een gelukkig dier: ofwel is hij erg lief en dan zijn de mensen het ook voor hem, ofwel is hij kwaadaardig en dan zijn de mensen bang voor hem. De hond heeft zich werkelijk aangepast aan de mens. Ik ga proberen veel van Devlin te leren, dan hoef ik misschien niet meer te schrijven om gelukkig te zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken