Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wolfskers (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wolfskers
Afbeelding van WolfskersToon afbeelding van titelpagina van Wolfskers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.64 MB)

Scans (6.69 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wolfskers

(1975)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 11]
[p. 11]

Benzine

Oorverdovend brullen de motoren, de blauwe rook van de benzine omnevelt de renners, de rode vlag daalt en de witte stijgt, de gehelmde duivels krommen zich en spitsen hun aandacht toe op de rode stang waartegen hun voorwiel staat... en als die neerklapt, schieten ze als boliden het parcours op. Zoals steeds geeft Jirki zoveel gas dat hij dertig meter lang dreigt achterover te slaan, dan verdwijnt hij in een wemelende en wentelende en snel optrekkende stofwolk. Ik draai me om en spurt naar het dennenbos, met mijn zoontje achter me aan. Nog voordat ik de andere kant van het 8-vormige parcours bereikt heb, hoor ik de speaker brullen dat de snelstarter Jirki Edelberg voor de zoveelste keer aan de leiding vertrokken is. Hier is het circuit het lastigst: een hoek van het naar de einders uitdeinende drasland is door de juniors en de seniors en de sidecars in een ware modderpoel herschapen. Daar zullen vele piloten blijven steken, heeft Jirki me met zijn grappige gebaren verduidelijkt, ga daar staan, en hij duwde me het lange touw met de haak eraan in de handen. De vooralsnog kompakte decibels scheuren over de omloop, naderen... Een rode helm, een blauwe Husqvarna-trui, nummer 106: Jirki springt uit de heiduinen, komt even vóór de poel neer, suist over de rand van het slijk, rakelings langs de afsluiting, langs de toeschouwers. ‘Jirki!’ brult mijn zoontje boven zijn gebalde vuistjes. Jonson, Weil, Bauer, De Coster en Van Velthoven doen hetzelfde: onfeilbaar kiezen ze de strook waar hun machines de nodige houvast vinden. Maar dan komt de vlaag, het peloton: opspattend slijk, onvoorstelbaar geploeter, valpartijen, trekkende en duwende supporters die tot aan de knieën in de modder hossen, geblokkeerde motoren die weer op gang worden getrapt of gelopen... ‘Zitten er spatten op mijn gezicht?’ vraag ik aan mijn zoontje. ‘Neen. Jirki wint de cross,’ zegt hij vergenoegd. ‘Zijn achtste overwinning.’

[pagina 12]
[p. 12]

‘Als hij niet af te rekenen krijgt met defekt...’ weifel ik.

‘Een splinternieuwe fabrieksmachine?’

‘Precies daarom. Jirki rijdt ze in, test ze, voor de Grote Prijs van Duitsland aanstaande zondag.’

Mijn zoontje begint op zijn programma, in de daartoe bestemde vakjes, de nummers der renners in de volgorde van de doortocht in te vullen. Zenuwachtig kap ik met mijn rechterhiel in de drassige grond. In de verte ratelt de luidspreker dat Jirki Edelberg reeds een voorsprong van vijftig meter heeft verworven, maar dat Roger de Coster nu de tweede positie heeft ingenomen. Het geronk nadert... Roger de Coster springt uit de heiduinen, dan Weil, Van Velthoven, Aberg, Jonson, Kring, Bauer... Waar is Jirki? ‘Jirki Edelberg is gevallen!’ roept een vrouw met een geel Suzuki-petje op het hoofd. Mijn zoontje holt reeds langs de omheining, klautert een heiduin op. Ik volg hem op de hielen. Honderd meter verder troepen de toeschouwers samen. Met grote sprongen werk ik me door het heikruid en het zand. ‘Wat is er gebeurd?’ vraag ik ademloos aan een man van de rodekruisdienst.

De man slaat echter geen acht op mij. ‘Het is zeer ernstig! Stuur de ambulancewagen!’ roept hij in zijn walkie talkie. ‘Aanstonds. Verwijder de omheining dan!’

Ik probeer de kijklustigen opzij te duwen, mij een weg te banen naar het middelpunt van de samenscholing. ‘Wat is er gebeurd?’ vraag ik aan een dikkerd die met bevende handen het zweet van zijn bleek gelaat wrijft.

‘Op de top van deze heuvel,’ hijgt de vent, ‘verloor Jirki Edelberg de kontrole over zijn machine... Hij sloeg in de toeschouwers!’

‘Opgepast! Maakt het parcours vrij!’ schreeuwt iemand met een gele vlag. ‘De renners zijn in aantocht!’

Mijn zoontje drumt achter me aan. De sirene van de ambulancewagen huilt. De omstaanders wijken. ‘Jirki Edelberg werd uitgeschakeld door een valpartij,’ schalt het door de luidsprekers. ‘Dokter Kroon wordt aan de jurywagen gevraagd.

[pagina 13]
[p. 13]

Dokter Kroon alstublieft!’ Jirki ligt met het hoofd tegen zijn helm. Zijn gezicht zit vol bloed, zweet en slijk. Zijn lederen broek is opengescheurd in de liesstreek, en ook daar sijpelt bloed. Naast hem ligt een vrouw met een wonde aan het been, én een man met een verhakkeld kostuum, én een klein meisje in een wit jurkje met bloedspatten en smeervegen erop.

Verstomd ziet iedereen toe hoe de rodekruisjongens de slachtoffers op draagberries leggen, toedekken met grijze dekens, in de witte wagen met de rode kruisen en het paarse flikkerlicht schuiven. Jirki's gloednieuwe motor ligt met omgeslagen stuurstang in het zand vlak achter de heuvel. Als ik hem wil rechttrekken, roept de man met de gele vlag: ‘Blijf asjeblieft van die motor af!’

‘Ik ben Jirki's verzorger,’ zeg ik mat.

‘Ha!’ zegt hij verontschuldigend.

Mijn zoontje draagt Jirki's helm, hij kijkt me angstig aan. ‘Rijd je niet mee met de rodekruisauto, papa?’

Besluiteloos kijk ik naar de motor. ‘We gaan naar de tent,’ zeg ik. ‘Ik zou maar in de weg lopen, in de kliniek’.

Nieuwsgierig gapen de omstaanders me aan als ik Jirki's geblokkeerde motor door het zand begin te duwen. Het zweet breekt me uit. Een paar jonge kerels met tatoeëringsmotieven op de armen steken me een handje toe. In het rennerskwartier helpen ze me het gevaarte op de aanhangwagen van Jirki's witte mercedes te hijsen. Mijn zoontje riemt de motor vast. Op een vouwzeteltje in de tent liggen Jirki's kledingstukken. Verslagen sta ik er een ogenblik naar te kijken. Wat moet ik doen? Honderd keer heb ik tegen Jirki gezegd dat hij nooit zover mocht gaan dat zijn machine met hem reed, zelfs in het heetste van de strijd moet een piloot meester blijven over zijn machine, de gaskraan opendraaien kan iedereen... Een motorcross is vooral een proef in behendigheid, rijmanskunst, reflexbewegingen, doorzettingsvermogen... maar nooit in waaghalzerij. Een goede piloot neemt in feite geen risico's, alhoewel de toeschouwers het anders ervaren. ‘Hoe is het met hem, Vic? Weet je al iets?’ vraagt een jour-

[pagina 14]
[p. 14]

nalist vanuit de tentopening.

‘Hij was bewusteloos,’ zeg ik moe. ‘Hoe kan ik nu te weten komen hoe hij het maakt?’

‘Vraag het eens in de jurywagen. Kom, ik ga met je mee. Jirki logeert bij jou, nietwaar?’

‘Ja, ja...’ Ik ben de naam van de journalist vergeten. Ik weet dat hij in de ‘Gazet van Antwerpen’ schrijft, met kennis van zaken.

‘Sedert wanneer?’

‘Ik heb hem leren kennen in het begin van mei, tijdens de Grote Prijs van België te Namen. Hij reed toen de tweede reeks met mijn motor.’

‘Hoelang blijft hij nog?’

‘Tot op het einde van september. Na de grote Prijs van Italië vertrekt hij weer naar Finland.’

‘Woont hij werkelijk bij jullie in?’

‘Ja, natuurlijk.’

‘Wat doet hij in de week?’

‘Hij helpt mij in de garage. Hij is een knappe monteur.’

‘Ik dacht dat hij houthakker was...’

‘Dat is een fabeltje... Als de mensen hier over een Fin horen spreken, dan moet dat een houthakker zijn. Jirki is een geschoold vakman.’

‘Is hij gehuwd?’

‘Neen, maar er is wel een meisje met wie hij geregeld korrespondeert.’

‘En jij, Vic? Heb je nu definitief een kruis gezet over jouw loopbaan?’

‘Ik ben drieënveertig jaar. Wat wil je? Ik ben het beu een startpremietje op te strijken om me in de helft van elke wedstrijd te laten dubbelen door die jonge waaghalzen. Het laatste jaar was ik eigenlijk nooit in de wedstrijd, duelleren durfde ik niet meer, ik was alleen nog op mijn qui-vive om niemand te hinderen.’

‘Je hebt zelf ook eens een ongeval gehad, nietwaar?’

‘Ja, tien jaar geleden, te Wuustwezel. Ik viel in de start met

[pagina 15]
[p. 15]

nog een drietal andere renners. Een draaiend wiel rukte de spieren van mijn voorarm.’ Ik trek de mouw van mijn trui even op en toon hem de grillige littekens.

De internationalen razen nog steeds over de omloop. Van Velthoven heeft nu de leiding veroverd. Mikkola volgt op meer dan honderd meter. De vlaggen hangen bewegingloos te gloeien en te vonken in de gele namiddagzon. Geuren van hot dogs en frieten verdringen de verbrandingsgassen. ‘Is er al nieuws over de toestand van Jirki Edelberg?’ vraag ik aan de bondsafgevaardigde die naast de speaker zit.

‘Neen, Vic,’ zegt hij. ‘Een jammerlijk ongeval, nietwaar? Ik was er bijna zeker van dat Jirki ging winnen, de omloop hier past wonderwel bij zijn kapaciteiten.’

De journalist draait enkele papieren naar zich toe en begint wat af te schrijven. Ik keer op mijn stappen terug. Mijn zoontje loopt mistroostig naast mij. Ik leg mijn hand in zijn nek. ‘Nu zul je geen ereronde met Jirki kunnen rijden, Danny...’ ‘Mama zal erg schrikken als Jirki straks niet bij ons is,’ zegt hij bezorgd.

‘Misschien is het niet zó erg...’

‘Hij bloedde uit zijn oren.’

‘Er was bloed in zijn oren gelopen, denk ik.’

‘Neen, hij bloedde uit zijn oren. Ik heb het duidelijk gezien.’ Eén voor één komen de piloten het rennerspark binnengereden. Van Velthoven heeft de manche gewonnen. ‘Wij voorzien een pauze van twintig minuten,’ roept de speaker. ‘Een goede raad: maakt van de gelegenheid gebruik om een verfrissing te gebruiken in één van de biertenten langs de omloop!’ Een krakend muziekje doet zijn stem uitgeleide. Een gedeelte van het publiek drumt het rennerspark binnen. Iedereen zoekt zijn favoriet op om poolshoogte te nemen van een en ander. Ook rond de motor van Jirki staat een horde supporters geschaard. Op het ogenblik dat ik wil wegkruipen in de tent houdt de muziek op. ‘Aandacht! Aandacht asjeblieft!’ zegt een hese stem. ‘Zopas vernemen wij dat de Finse kampioen, Jirki Edelberg, tijdens de overbrenging

[pagina 16]
[p. 16]

naar de kliniek overleden is ten gevolge van de valpartij in de eerste reeks van de internationalen... Ten teken van piëteit worden de volgende reeksen afgelast. Wij hopen dat iedere aanwezige dit zal begrijpen... Vic Stroobants wordt aan de jurywagen gevraagd. Vic Stroobants, asjeblieft.’

Verbijsterd sta ik stil bij de ingang van de tent. Ik knijp de ogen dicht en roep het beeld van Jirki voor mijn geest: rijzig, donkerblonde krulharen, gebruind, goedlachs... ‘Papa, Jirki is dood,’ zegt mijn zoontje huilerig. Iedereen kijkt naar mij, naar Voorzichtige Vic (zo noemden ze me de laatste jaren). Ik trek de rechtermouw van mijn trui op, en veeg met de littekens op mijn voorarm de tranen van mijn wangen. Dan stap ik door een massa nieuwsgierigheid en medelijden naar de jurywagen. De geuren van frieten en hot dogs ervaar ik als misplaatst, als een ontstellend gemis aan takt vanwege het leven voor de dood. Gelukkig is de geur van de benzine verdwenen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken