Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wolfskers (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wolfskers
Afbeelding van WolfskersToon afbeelding van titelpagina van Wolfskers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.64 MB)

Scans (6.69 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wolfskers

(1975)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 57]
[p. 57]

De Hondsster

Trawantel noemden de mensen hem, en het was slechts toevallig - namelijk als voorzitter van een stembureau tijdens de gemeenteverkiezingen - dat ik erachter kwam dat hij in feite Désiré Piron heette. Hij woonde moederzielalleen in een onooglijke krotwoning langs de Netedijk. Nooit stond hij in iemands dienst, nooit was hij dus arbeider geweest. In de winter ving hij mollen, muskusratten, bunzings, konijnen; in de lente raapte hij kievitseieren; in de zomer poerde hij en lichtte hij zijn stelhaken; in de herfst raapte hij eikels en beukenootjes en spande hij zijn netten voor de vogels. Niemand nam hem deze levenswijze kwalijk; en als hij al eens wetten overtrad, dan deed hij het zo gewiekst dat geen bosof veldwachter of rivierpolitie er ooit wat van merkte. Samen met de industrialisering van de Kempen was zijn ondergang begonnen: de mensen konden zich voortaan echt of syntetisch bont veroorloven, de konijnen gingen kapot aan myxomatose, de kieviten bleven weg, de Nete werd een open riool, eiken en beuken waren niet langer gewenst omdat ze te traag groeiden, de vogelvangst werd verboden... De Kommissie van Openbare Onderstand meende zich het lot van Trawantel te moeten aantrekken, maar moest beschaamd ervaren dat een vrijheer van de natuur liever verkommert dan het voorwerp van liefdadigheid te worden en genadebrood te eten. Een job als gemeentearbeider zinde hem ook al niet, en Trawantel zou beslist als landloper opgepikt zijn als Blanche Cavo er niet geweest was... Blanche Cavo, de vroegere bazin van een dorpsherberg die uitgebrand was - ze was deerlijk toegetakeld uit de vuurpoel gesukkeld en droeg sedertdien een pruik - had allengs een zeer florissant handeltje in hengelbenodigdheden uitgebouwd. Alle sportvissers van uren in het rond kochten in haar moderne zaak hun gerief en hun aas... Precies dat laatste, het aas dus, werd de redding van Trawantel. En Blanche, die erelid was van misschien wel honderd vissers-

[pagina 58]
[p. 58]

klubs en die visvijvers liet aanleggen en huurde en verhuurde, dankte na korte tijd een flink deel van haar reputatie aan de handigheid en de speurzin van Trawantel. Inderdaad, Trawantel kweekte voor haar hennep en anijs, liet allerlei krengen rotten tot de maden eruit krioelden, schepte de mooiste muggelarven uit beken en poelen, roofde elk wespennest dat hij ontdekte... Vooral over dat wespenroven deden fantastische verhalen de ronde: Trawantel knielde gewoon bij het kruciale gaatje, rukte het met beide handen open, haalde de grijze bol te voorschijn, rukte de schijven uit elkaar, borg de beste ervan in een kartonnen doos, vulde het putje met aarde... en vertrok, zonder zich te bekommeren om de duizenden wespen die om hem heen gonsden en raasden. Op zulke ogenblikken was Trawantel een god in de ogen van de huiverend toekijkende en geregeld gillend uit elkaar stuivende nieuwsgierigen... en hij wist dat. Wie hem vroeg of hij dan helemaal niet gestoken werd, kreeg te horen dat een wespesteek gezond was en vooral goed tegen reumatiek, en soms nog wat anders... Soms, inderdaad, kraamde Trawantel na zulk karweitje de meest onzinnige dingen uit; sommigen zegden dan dat het nieuwsgierige ontzag van de toeschouwers hem gek van ijdelheid maakte, anderen hielden het erbij dat Trawantel in zulke gevallen een paar venijnige prikken op zijn slapen gekregen had.

Het spreekt vanzelf dat de mensen van het dorp die in hun tuin een wespennest ontdekten onverwijld een beroep deden op de gratis diensten van Trawantel. Nu behoor ik niet tot het slag dat een hekel heeft aan insekten; integendeel, ik kan uren naar om het even welk insekt zitten te kijken en er achteraf binnenskamers zelfs lyrische ontboezemingen aan wijden; bovendien zijn de kleuren van de wesp mij ergens lief... misschien omdat ik van in mijn jeugd supporter ben van een geelzwarte voetbalklub? In de zomer van 1974 werd het mij echter te gortig.... In mei en juni was het poederdroog. Toen viel het me op dat er schrikbarend veel hommels kwamen puren aan de paarsrode bloesems van de dwergmispel achter

[pagina 59]
[p. 59]

en naast mijn tuinstoel. Ik onderscheidde vier variëteiten, en ik sloeg gade hoe ze de schaarse bijen verdreven; daardoor viel mijn oog eensklaps op een reusachtige wesp die in een holletje onder de varens langs de garage kroop. Wekenlang zat ik elke dag een tijdje naar dat gaatje te loeren en geregeld zag ik die beangstigend grote wesp. Een vriend van mij, een schilder die ook een imker was, vertelde mij dat ik wellicht een koningin observeerde die aan de uitbouw van een nest bezig was. Dergelijke potentiële koninginnen kruipen, evenals de darren trouwens, aan het einde van de herfst ergens in een beschut hoekje of reetje of gaatje om er te overwinteren. Alle andere wespen, de werksters, sterven tijdens de eerste koude dagen. In het voorjaar laat zo'n koningin zich bevruchten door een dar, en dan begint ze gelijkmatig te knutselen aan haar nest: eerst enkele raten, waarin ze dan eitjes legt, dan het dubbel, enzovoort. Zodra de eerst volgroeide werksters haar bouwtaak overnemen, blijft de koningin in het nest en verloopt de ontwikkeling ervan in een razend snel tempo; het sluitstuk van de bol is alweer een kleine schijf, waarin ze nieuwe koninginnen en darren het leven schenkt om de mogelijkheden te bieden voor een nieuwe cyclus.

In het begin van de zomervakantie begon het te regenen, en het bleef regenen, tot de hele Kempen bijna verzoop, zes weken aan één stuk, om hoorndol te worden. Met halfoogst echter, toen de graangewassen nog altijd op het veld stonden, draaide de wind en joeg hij de wolken weer naar het westen. Eensklaps was het snikheet, en als bij toverslag verschenen de wespen. Het duizendkruid sprong op langs de wegen, de bruidssluier kronkelde zich over de muren, in de sloten gloeide de valeriaan. De pruimeboom in de tuin kreunde onder het gewicht van de reine-claudes, het zonlicht kroop zienderogen in de oogstappels en de peren. Het was toen mijn zoontje in zo'n bijna onzichtbaar uitgeholde peer beet en een paar moorddadige wespesteken in zijn tong kreeg, dat ik me het nest onder de varens langs de garage herinnerde. Ik ging benieuwd kijken... en ja: de keten van aansuizende

[pagina 60]
[p. 60]

en wegpijlende wespen liep gesmeerd. Er was echter iets abnormaals, iets dat mij een ogenblik deed denken dat ik een horzelnest voor me had: de wespen leken me inderdaad ongewoon groot, en hun gegons klonk onthutsend luid irriterend dreinerig. Horzels echter nestelen niet in de grond, ze bouwen hun nest in een oude houtmijt of in een boomholte. Naarmate de verlate hondsdagen aanhielden, groeide de wespenplaag. Voor de dagjestoeristen in de Kempen was het onmogelijk een frisdrank, ijsje of pannekoekje te konsumeren op een terras zonder getormenteerd te worden door razende zwermen wespen; de krant maakte zelfs melding van een wespenaanval op een groep bivakkerende chiromeisjes, zodat zes van hen bij hoogdringendheid naar een ziekenhuis moesten getransporteerd worden. In mijn tuin zwol het gevaar aan: mijn kinderen konden niet buitenkomen met een perzik of een boterham, of een aantal kamikazewespen stortten zich op hen; ik kon geen fris glas bier drinken op mijn geliefkoosde plaats naast de gladiolen en de margrieten, of mijn zonnebad ontaardde in een verwoede armwiekerij om te ontkomen aan krankzinnige wespen... De kwaadaardigheid van de insekten begon me zo op de heupen te werken dat ik, tegen al mijn principes aangaande het natuurbehoud in, een bus D.D.T. ging kopen bij de apoteker in het dorp en de inhoud ervan in en op het langzamerhand groter wordende holletje onder de varens schudde. Niets gebaat: de wespenketen bleef door mijn tuin snorren. Allicht waren mijn wespen reeds immuun geworden tegen D.D.T. Dan maar geprobeerd met benzine: ik goot een hele liter in het gaatje, maar toen ik er een lucifer wilde bijhouden en tegelijkertijd een brandende prik op mijn pols kreeg, vroeg mijn vrouw of ik van zins was de garage af te stoken. Vloekend bette ik mijn zienderogen zwellende pols met azijn, dan met melk, en tenslotte met leliënolie. Het was toen dat ik aan Trawantel begon te denken... Ik stuurde mijn zoontje naar Blanche Cavo om een zakje voeder voor mijn akwariumvissen en liet hem vragen of ze asjeblieft zo spoedig mogelijk Trawantel

[pagina 61]
[p. 61]

wilde zenden. En Trawantel kwam, 's anderendaags reeds, iets voor de middag. Hij droeg een drollig rennerspetje, een wijnrood trainingspak dat sterk geleek op mijn piama, en oude sandalen; vooral door zijn ietwat scheve gekromde neus deed hij me aan een roofvogel denken.

‘Ik ben blij dat je er bent,’ zei ik terwijl hij zijn oude bromfiets tegen de gevel plaatste en de handvatten van een blauwe plastic zak van de stuurstang rukte.

Hij keek me een ogenblik meesmuilend aan. ‘Waar is het?’ Ik liep hem voor naar de garage en wees naar het gat onder de varen. Een beetje laatdunkend keek hij ernaar. ‘Het zijn abnormaal grote wespen,’ zei ik, ‘en ze zijn tegen alles bestand: ik probeerde ze uit te roeien met D.D.T. en benzine, maar het hielp niet...’

Hij grinnikte even, ging op de knieën zitten, loerde in het gat... ‘Wacht even,’ zei ik huiverend, ‘ik maak me uit de voeten!’ In een oogwenk stond ik in de veranda, ik sloot de deur. Mijn vrouw en de kinderen kwamen nieuwsgierig naast me staan.

Trawantel keek een ogenblik spottend schuddekoppend naar ons, dan rukte hij met beide handen de grond open, scheurde de varens los uit het gras, haalde de bol te voorschijn... Zijn donker getaand gezicht was het middelpunt van een dol wervelende zwerm wespen. Zijn handen peulden traag de bol, legden hem uiteen in zonnebloemschijven op het gazon... Ademloos keken wij toe. ‘En als er nu een in zijn neus kruipt, of in zijn oren, papa?’ vroeg mijn zoontje.

Net toen ik wilde zeggen dat zoiets wel niet zou gebeuren, stond Trawantel wankelend op; hij zwijmelde even, en stuikte toen voorover met zijn gezicht in de kuil... ‘Hij krijgt iets!’ gilde mijn vrouw. Verbijsterd keek ik toe.

‘Doe iets, René! Help hem!’ riep ze handenwringend.

‘Papa...’ huilde mijn dochtertje ontzet.

Ik rukte de deur open en sprong op Trawantel toe, ik greep hem bij de benen en sleurde hem tien meter over het gazon, tot achter de rozen. De wespen stortten zich nu razend op mij;

[pagina 62]
[p. 62]

pijnscheuten vliemden door mijn gelaat, door mijn handen... ‘Het tafellaken!’ schreeuwde ik.

Mijn vrouw duwde het in een prop door de kier van de deur. Ik trok Trawantel met zijn van pijn verwrongen gezicht naar boven en gooide het gele tafellaken over hem heen. ‘Bel de 900!’ brulde ik schor van pijn en radeloosheid. Ik zag het doodsbleke gezicht van mijn dochtertje achter het glas. Vertwijfeld keek ik in het rond. Ik rende naar de garage, trok de deur open, sprong naar binnen...

Enkele uren later ontwaakte ik in het ziekenhuis. Mijn hoofd en mijn handen waren monsterachtig gezwollen. Een helse pijn doorzinderde mijn lichaam. Vaag onderscheidde ik het gelaat van mijn vrouw boven mij. ‘Hoe stelt Trawantel het?’ stootte ik uit tussen mijn dikke onbeweegbare lippen.

‘Trawantel is dood, René,’ zei ze gelaten.

's Anderendaags vertelde mijn vrouw dat Trawantel iets vreemds had gestameld toen ze hem in de ziekenwagen droegen. Alleen mijn zoontje had het verstaan: ‘Als God de aarde rooft... met deze mensen erop... dan gaat hij er ook aan... Ik hoop dat de Hondsster nog niet te ver weg is.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken