Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vrouw bestaat niet (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vrouw bestaat niet
Afbeelding van De vrouw bestaat nietToon afbeelding van titelpagina van De vrouw bestaat niet

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

Scans (6.74 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vrouw bestaat niet

(1982)–Maarten 't Hart–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

1 Don Quichot

‘Wanneer een onderwerp zeer omstreden is - en welke kwestie aangaande de sexen is dat niet - kan men nauwelijks hoop koesteren de waarheid te zeggen. Men kan slechts aantonen hoe men er toe kwam er een bepaalde mening op na te houden, wat die ook moge zijn. Men kan zijn toehoorders slechts de kans geven hun eigen gevolgtrekkingen te maken en de beperktheden, de vooroordelen, de eigenaardigheden van de spreker op te merken.’ Dit schreef Virginia Woolf in A Room of one's Own. Deze woorden lijken mij uitermate geschikt als inleiding voor mijn poging om de feministische ideeën en overtuigingen te toetsen aan mijn eigen ervaringen en inzichten. Ook ik kan slechts aantonen hoe ik ertoe kwam er een bepaalde mening op na te houden. Dat die mening sterk afwijkt van datgene wat de feministen voor waar houden, zal hen ongetwijfeld ergeren, maar ik hoop dat ze het kunnen waarderen dat een man zich met hen bezighoudt. Voorzover ik het kan overzien wordt het feminisme door de meeste mannen nauwelijks serieus genomen. Zo men zich er al over uitlaat, dan gebeurt het of schamper, of men zegt zoals Den Uyl in zijn Paradiso-rede dat ‘de vrouwenbeweging de meest duurzame uitdrukking van veranderingsgezindheid’ en de ‘meest duurzame democratiserende kracht’ is, en vervolgens gaat men over tot de orde van de dag. Mij lukt het niet om zulke handige uitspraken te doen en daarom word ik, die maar niet nalaten kan erover te schrijven, beschouwd als een misogyne reïncarnatie van Don Quichot. Als een vrouw haar mening over het feminisme naar voren brengt, verbergt menig luisteraar discreet zijn gaap achter een harige hand. Zoals Juliet Mitchell al zei zijn

[pagina 8]
[p. 8]

vrouwen ‘in staat de meest revolutionaire uitspraken in het openbaar te doen, zonder dat iemand zich eraan schijnt te storen’.

Maar worden die revolutionaire uitspraken wel ooit gehoord? Welke man kent de feministische klassieken: Friedan, Firestone, Mitchell, De Beauvoir, Woolf? Welke man leest Spare Rib, Opzij, Emma, De vrouwenkrant? Welke man kijkt ooit de zes delen van de Socialisties Feministiese teksten in? In Nederland is, voorzover ik weet, alleen J.J.M. van Dijk in het Hollands Maandblad van februari 1973 betrekkelijk serieus op het Radicaal feminisme ingegaan. In Amerika heeft Norman Mailer in The prisoner of sex een felle aanval gedaan op het feminisme, maar Mailer gaat daarbij nauwelijks in op datgene wat de feministen naar voren brengen. In The culture of narcissism heeft Lasch nogal fundamentele kritiek op het feminisme geuit, maar zijn oplossing is dat alles bij het oude moet blijven; voor hem is het ouderwetse gezin de panacee voor alle kwalen. Met zijn kritiek kan ik ook verder niet veel beginnen omdat ik niet geloof dat wij in een cultuur leven die uitblinkt in narcisme. Elk tijdperk is een iktijdperk. Het hemd is al eeuwenlang nader dan de rok.

Van Dijk, Mailer, Lasch - dat lijkt alles. Het is begrijpelijk dat Anke Wartenbergh in een interview zei: ‘Als ze nou tenminste maar eens zeiden dat ze ergens tegen waren, dan kon je met argumenten komen, erover praten.’

Ook ik ken helaas lang niet alle feministische literatuur. Zo langzamerhand is het zelfs onmogelijk alles te kennen, want de literatuur neemt met de dag toe. Maar toch zal ik, aan de hand van datgene wat ik wel ken, proberen te zeggen waar ik tegen ben. Ongetwijfeld zal mij dat niet in dank worden afgenomen, maar ik hoop toch dat op mij van toepassing zal blijken wat de redactie van Socialisties Feministiese teksten 3 in haar voorwoord schreef: ‘Soms is eerlijke afkeer

[pagina 9]
[p. 9]

beter verteerbaar dan dubieuze liefdesverklaringen.’

Overigens wil ik, voor ik stap voor stap, en min of meer aan de hand van mijn eigen ervaring, allerlei feministische ideeën bespreek, vooraf één misverstand uit de weg ruimen. Wie tegen het feminisme is, laadt licht de verdenking op zich dat hij de vrouw weer met groene zeep naar de wastobbe wil sturen. Al gauw lijkt het ook of men behoort tot het slag mannen dat Aletta Jacobs het studeren wilde beletten en of men net zo iemand als James Gibbons Huneker is die, in een artikel in de New York Times, naar aanleiding van Lili Boulanger schreef: ‘But women composers are at best whistling hens.’

Het is volstrekt niet mijn bedoeling aan te tonen of zelfs maar te beweren dat vrouwen in de keuken thuishoren en bestemd zijn voor het moederschap. Mijn bedoeling is alleen maar te laten zien hoeveel onbewezen vooronderstellingen schuil gaan in de feministische ideologie die vandaag de dag gepredikt wordt.

Helaas valt er, als je je verzet tegen sommige uitwassen van sommige feministen, niet aan te ontkomen dat je woorden door anderen misbruikt worden om de vrouw inderdaad weer achter het aanrecht te jagen. Zodra je je keert tegen één of ander aspect van de vrouwenbeweging krijg je bijval van de meest reactionaire krachten in de samenleving. Toen ik op 22 oktober 1976 op de Achterpagina van nrc-Handelsblad gekscherend verkondigde dat het feminisme op een religieuze sekte begon te lijken, ontving ik niet alleen woedende brieven van feministen, zoals Hanneke van Buuren, maar ook warme sympathiebetuigingen van, naar het zich liet aanzien, hoofdzakelijk weduwen die mij schreven dat de vrouw in de keuken thuishoort en dat het een schande is dat zoveel moeders niet meer voor hun kinderen willen zorgen, maar het huis uitgaan om geld te verdienen. Ook

[pagina 10]
[p. 10]

ontving ik brieven van mannen waarin werd beweerd dat feministen allemaal lelijke, gefrustreerde sloofjes zijn. Toen ik enige tijd geleden voor de televisie enkele onbekookte uitspraken deed over het feminisme, werd ik daarna telkens op straat aangesproken door oude vrouwtjes met steunkousen aan - stuk voor stuk ongetwijfeld aanhangers van die mesjogge wielrenner die ons land bestuurt - die mij in de warmste bewoordingen prezen voor mijn uitlatingen welke ik zelf allang weer betreurde. En als ik op straat fietste, kwam er niet zelden plotseling een blinkende Mercedes naast mij rijden, waarvan een raampje werd opengedraaid. Dan stulpte een sigaar naar buiten, waarachter opklonk: ‘Goed zo, ga zo door, geef ze van katoen, die ellendige wijven.’

Kijk, dat is nu volstrekt niet mijn bedoeling. Zou ik het feminisme echt verafschuwen, zoals ik popmuziek verafschuw, dan zou ik er geen moment aan denken om het te bestrijden. Juist nu ik de doelstelling van harte aanvaard - en die doelstelling is, hoop ik, nog steeds, volstrekte gelijkheid van man en vrouw - kan ik het maar niet verwerken dat er telkens, naar mijn smaak, zulke kromme argumenten gebruikt worden om een goede zaak te verdedigen. Juist nu het een standpunt is dat ik zelf zou willen bijvallen, vind ik het jammer dat feministen zoveel bederven met wartaal, met griezelige rancune, met het oppoetsen van ouderwets bijgeloof, en met zonderlinge vormen van paranoia. Van het laatste geeft Emma Brunt een gedenkwaardig voorbeeld: ‘Toen Kate Millett vorig jaar in Nederland was aarzelde ze zelfs niet om in de gespannen internationale betrekkingen een regelrecht mannenkomplot te zien, dat geen enkel ander doel heeft dan het vernietigen van de “wereldwijde vrouwensolidariteit”.’

Ongetwijfeld is alles wat ik over dit onderwerp schrijf gekleurd door beperktheden en vooroordelen waarvan ik mij

[pagina 11]
[p. 11]

zelf niet goed bewust ben, maar ik wil niettemin proberen een en ander zo serieus mogelijk te bespreken. Toch zal het moeilijk zijn niet af en toe enige verontwaardiging te laten doorklinken, en nog moeilijker om niet te proberen de lachers op je hand te krijgen, want dat laatste word je door feministen vaak erg gemakkelijk gemaakt.

Hoewel ik geprobeerd heb zoveel mogelijk literatuur over dit onderwerp te lezen, ben ik nogal gehandicapt door het feit dat ik er soms domweg niet aan kon komen omdat mij, meestal op vriendelijke, maar één keer, aan de voet van de Westertoren, op uitermate bitse wijze, de deur werd gewezen in de vrouwvriendelijke boekwinkel. Gelukkig was Barry d'Arnoud, één van de oprichtsters van het vrouwenhuis in Katwijk, zo vriendelijk mij uit haar uitgebreide collectie feministische literatuur datgene te lenen wat ik nodig had. Soms blijkt er toch solidariteit te bestaan, die boven verschil van mening tussen de sexen uitstijgt. Zo heb ik, om ook een voorbeeld van het omgekeerde te geven, vele malen bij De Slegte in Leiden de schrijver F.B. Hotz aangetroffen. Vanwege zijn slechte ogen met een vergrootglas gewapend, hurkte hij dan bij de schappen op zoek naar feministische boekwerken voor zijn vriendin.

Aanvankelijk was het mijn bedoeling de artikelen te bundelen die ik her en der tegen en over het feminisme geschreven heb. Maar bij herlezing bleken zoveel van die artikelen verouderd of niet-actueel meer, dat ik slechts een paar stukken van toen hierin heb opgenomen. Voor het overige is dit boek nieuw geschreven.

Uiteraard heb ik dit werk zo feministisch mogelijk geschreven, dus intuïtief, rapsodisch, van de hak op de tak springend, en niet onverbiddelijk rechtlijnig in de greep van een barse, mannelijke logica.

Tenslotte lijkt het mij dienstig op te merken dat ik niet ge-

[pagina 12]
[p. 12]

loof dat er aangaande de sexen ooit algemene regels kunnen worden gegeven; op dit gebied bestaan alleen uitzonderingen. Dat betekent dat men alleen zichzelf als voorbeeld kan inzetten, op het gevaar af dat men daarmee ook alleen maar iets over zichzelf kan zeggen. Maar het persoonlijke is politiek, dus ik mag van mijzelf uitgaan.

 



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken