Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vrouw bestaat niet (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vrouw bestaat niet
Afbeelding van De vrouw bestaat nietToon afbeelding van titelpagina van De vrouw bestaat niet

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

Scans (6.74 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vrouw bestaat niet

(1982)–Maarten 't Hart–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige

24 Het einde van het feminisme

In één van de verhalen uit Dood weermiddel laat F.B. Hotz zijn hoofdpersoon denken: ‘Ik dacht aan vrouwenrechten en werd als steeds wat kwaad. Alles kon ze van me krijgen. “Gedaan krijgen” is beter. Iedere vrouw kan alles bewerkstelligen; onbegrensd is haar macht. Waarom dan ook nog rechten op papier; wat is dat voor een holle abstractie. Wat een onderschatting van eigen kunnen.’

Vrouwenrechten? Gelijke rechten? Gaat het daar wel om? We zagen al dat Adrienne Rich schreef: ‘Het gaat niet zomaar om “gelijkheid” tussen mannen en vrouwen.’ Maar waar gaat het dan wel om? In No turning back, Writings from the

[pagina 151]
[p. 151]

Women's Liberation Movement 1975-80 vinden we voorin de zeven eisen van de vrouwenbeweging:

1.Gelijke betaling
2.Gelijke opleiding en beroepskansen
3.Vrije contraceptie en abortus als men dat wenst
4.Vrije 24-uurs crèches, onder controle van de gemeenschap
5.Wettelijke en financiële onafhankelijkheid
6.Een einde aan de discriminatie tegen lesbiennes
7.Vrijheid van intimidatie door dreiging of gebruik van geweld of sexuele dwang, onafhankelijk van de gehuwde status. Een einde aan de wetten, meningen en instellingen die de mannelijke overheersing en de mannelijke agressie tegenover vrouwen in stand houden.

Op het laatste punt na, zijn dit heel concrete eisen. Alleen onder punt zeven kun je, als je dat wilt, zowat alles vangen wat je niet bevalt in het gedrag van de leden van de andere sexe. Maar als je de geschriften van de diverse feministen leest, lijkt het er helemaal niet op dat het hen gaat om de inwilliging van de eerste zes eisen. Het lijkt er eerder op alsof elke vrouw die zichzelf feminist noemt, iets anders nastreeft. Mary Wollstonecraft was van mening dat vrouwen door mannen behandeld worden zoals de rijken door de armen behandeld worden. Volgens haar moest de vrouw van een voetstuk afstappen, moest ze haar positie van ‘short-lived queen’ opgeven. Vrouwen dienden te ontwaken op ‘the flowery bed on which they supinely sleep life away’. (Veel van wat Mary Wollstonecraft zegt vind je later terug bij Ester Vilar.) Volgens haar dienden vrouwen voor hun eigen kinderen te zorgen - dus geen 24-uurs crèches die door de gemeenschap worden bestuurd - omdat ‘the care of children in their infancy is one of the grand duties annexed to the female character by nature’.

[pagina 152]
[p. 152]

Virginia Woolfs feminisme leek ook allerminst geïnspireerd door de zeven eisen. Zij wilde eenvoudig dezelfde rechten en privileges als haar broers. Voor het overige diende de wereld hetzelfde te blijven. Straatarme mensen moesten straatarm, en dienstmeisjes moesten dienstmeisjes blijven. Niettemin brengt zij haar feministische idealen zo welsprekend onder woorden dat men, had Mrs Q.D. Leavis ons er niet aan herinnerd, vergeten zou zijn hoe elitair haar standpunt was.

Simone de Beauvoir bepleitte een veredelde kameraadschap tussen man en vrouw, en bracht dat met Jean-Paul Sartre ook in praktijk. Het probleem hoe er voor kinderen gezorgd moet worden, loste zij eenvoudigweg op door die niet te krijgen. Bij Evelyne Sullerot lijkt het feminisme te bestaan uit twee strijdpunten. Vrouwen dienen dezelfde goedbetaalde baantjes te krijgen als mannen en borstvoeding is uit den boze. Wat de banen betreft is het toch op zijn minst merkwaardig dat ze zo achteloos voorbijgaat aan het feit dat al het echt smerige en beroerde werk in deze wereld aan mannen toevalt en wat borstvoeding betreft kan ik niet begrijpen dat zij zó fel gekant is tegen deze, mijns inziens toch meest voor de hand liggende methode om een zuigeling te voeden.

Bij Betty Friedan ging het vooral om het gevoel van leegte dat academisch gevormde vrouwen bij zichzelf constateerden als ze halverwege hun leven waren. The feminine mystique vind ik nog steeds een aangrijpend boek - de denigrerende opmerkingen van Burnier in De zwembadmentaliteit erover ten spijt - maar wat mij wel verbaast is dat Friedan niet lijkt te hebben opgemerkt dat dat gevoel van leegte haast elk mens bekend voorkomt die de middelbare leeftijd nadert. Het is een gevoel dat Joseph Conrad al inspireerde tot zijn wonderbaarlijke verhaal The Shadowline. Mannen kampen net zo

[pagina 153]
[p. 153]

goed met een vaag, vreemd en onverklaarbaar gevoel van leegte (‘is dit nu alles, is dit nu het leven?’) na, pakweg, het vijfendertigste levensjaar.

Andere feministen, zoals Antje Kunstmaan en Elena Belotti, verwachten wonderen van een andere opvoeding. Zij zijn, zoals zo heel veel mensen heden ten dage, het slachtoffer van de gedachte dat een kind als een onbeschreven blad ter wereld komt. Bijna niets is op het ogenblik zo wijd verbreid als het geloof dat het milieu waarin een kind opgroeit, zijn karakter, zijn intelligentie en zijn gedrag determineert. Erfelijkheid speelt nauwelijks een rol meer. Je mag zelfs niet veronderstellen dat een kind iets van zijn ouders erft - al gauw heet je dan een fascist. Alles hangt af van de omgeving. Als we die nu maar veranderen, optimaliseren door bijvoorbeeld zo iets volstrekt onzinnigs als de middenschool, zullen kansarme kinderen plotseling onvermoede talenten ontplooien. Wie in zijn jeugd onder scharreldons slaapt, komt goed terecht, maar wie in zijn jongelingsjaren op een strozak overnacht, zal neigen tot misdaad. Wat een geloof! Een geloof, even eenzijdig, even kortzichtig en even bekrompen als het rondom de eeuwwisseling aangehangen geloof dat men al wat men deed en was van de ouders erfde. Heus, door een andere opvoeding verdwijnen niet opeens de ‘zwakke ego's’. Het is beroerd, maar sommige mensen worden met een zwak ego geboren. Ik kan ervan meepraten.

Bij Shulamith Firestone lijkt het kernprobleem het moederschap. Uit het feit dat vrouwen kinderen krijgen, en daardoor met de zorg ervoor worden opgescheept, vloeit al het andere, de onderdrukking, de discriminatie, de tegenwerking, de behandeling als tweederangsburger voort. Haar visie op de zaak lijkt mij de meest pregnante en meest reële die het feminisme heeft voortgebracht. Alleen geloof ik niet in haar oplossing of haar oplossingen. Zij wil de vrouw be-

[pagina 154]
[p. 154]

vrijden van haar kinderen door deze onder te brengen bij keuzeouders. Zij wil uiteindelijk de vrouw zelfs bevrijden van de zwangerschap door het technisch mogelijk te maken dat de vrucht zo vroeg mogelijk na de conceptie uit de baarmoeder wordt verwijderd. Dan kan de vrucht daarna bijvoorbeeld in een reageerbuis worden grootgebracht (Brave New World van Aldous Huxley). Dit alles vereist een hoog gespecialiseerde technologie, die uit hoofde daarvan ook heel kwetsbaar zal zijn.

Ook Juliet Mitchell pleit voor keuze-ouders. Wie echter steeds weer hoort welke barre problemen zich telkenmale voordoen bij geadopteerde kinderen die de puberteit bereiken, zal in deze oplossing weinig heil zien. Voor het overige lijkt het feminisme van Mitchell een curieuze hybride van het marxisme en het freudianisme. Maar zij is, van alle feministen, tenminste de enige die Freud goed kent en hem recht doet in haar geschriften. Voor alle andere feministen geldt wat Groddeck schreef: ‘Sie werden aus dem was über Freud geschrieben oder gesagt wird, niemals ein auch nur annäherend richtiges Bild von dem bekommen was er meint.’

Bij Alice Schwarzer lijkt afkeer van de geslachtsgemeenschap het cruciale punt. Wie Het kleine verschil leest, waant zich in het bezit van een ouderwets roomskatholiek traktaat waarin gewaarschuwd wordt voor sexualiteit in het algemeen en voor de coïtus in het bijzonder. Trouwens: in het feminisme laat zich toch al duidelijk een puriteinse onderstroom ontwaren. Zou het Nederlandse feminisme inderdaad, zoals Joke Smit kort voor haar dood bepleitte, ertoe overgaan om zich politiek te organiseren tot het uw (Feministisch Politiek Verbond) dan zou je in de Tweede Kamer ongetwijfeld de merkwaardige figuur zien dat de lijsttrekster van de partij (meer dan één zetel haalt zo'n partij waarschijnlijk niet) met

[pagina 155]
[p. 155]

de sgp en het gpv zou meestemmen, als het over pornografie gaat.

Bij Adrienne Rich overschaduwt de afkeer van heterosexualiteit al wat zij misschien nog aan verstandigs naar voren zou kunnen brengen. Het is verleidelijk om ten aanzien van haar op te merken dat het feminisme nu eindelijk zijn ware gezicht laat zien, maar ik weiger vooralsnog te geloven dat haar visie door veel andere vrouwen gedeeld wordt. Als dat wel het geval is, blijkt Henry James met The Bostonians een profetische roman geschreven te hebben. Wie The Bostonians leest, kan zich niet aan de indruk onttrekken dat James homosexualiteit van vrouwen beschouwde als de drijvende kracht achter het feminisme. Zijn roman speelt in Boston, aan het einde van de vorige eeuw. Hij behandelt het wel en wee van een kleine feministische groepering in dat havenstadje. Eén van de hoofdpersonen is de lesbische feministe Olive Chancellor die nu eens niet als Miss Petrie uit He knew he was right van Trollope of als juffrouw Whisk uit Bleak House van Dickens wordt getekend als een verzuurde, verbitterde, boosaardige feministe, maar als een innemende, over goede smaak beschikkende, gevoelige vrouw. Maar haar feminisme wordt gevoed en geïnspireerd door haar liefde voor een jongere vrouw - het heeft met het verlangen naar gelijke rechten niets uitstaande. Had James gelijk toen hij die liefde beschouwde als de oorzaak van alle feminisme? En passant zij hier ook nog opgemerkt dat The Bostonians het verwijt van Hanneke van Buuren ontkracht dat ‘binnen de literatuur met een hoofdletter L de lesbische vrouw ook al bijna niet bestaat’.

Bij de Nederlandse feministen lijkt het soms te gaan om een extra taakverzwaring van de man. In dit verband vind ik het bijna symbolisch wat één van mijn vrienden overkwam. Met zijn echtgenote was hij gewend regelmatig grote

[pagina 156]
[p. 156]

bergtochten te maken. Uiteraard droeg hij tijdens die tochten een loodzware rugzak en zij slechts een fototoestel. Op een bepaald ogenblik werd ook zij door het feministische virus besmet. Bij de eerstvolgende bergtocht merkte zij op dat haar man, als hij 's avonds aankwam in een berghut, ondanks de zware rugzak, toch altijd nog minder moe was dan zij. Dus wat eiste zij de volgende dag? Dat haar man zijn rugzak zou verzwaren met twee grote keien. Uiteraard zocht de goedsul nog twee keien op ook. Het heeft niet mogen baten; ze is later toch weggelopen, hem achterlatend met twee kleine kinderen.

Maar misschien is dit één van die uitwassen. Misschien is dit niet typerend voor het Nederlandse feminisme. Maar waar moet een Nederlandse feministe zich in deze welvaartsstaat nog druk over maken? Hedy d'Ancona merkt in Huisvrouw-Thuisvrouw terecht op: ‘Concluderend kunnen we dan ook zeggen, dat er van echte discriminatie van de vrouw in ons land nauwelijks sprake meer is.’ Dat blijkt ook wel uit datgene waar de Nederlandse feministes zich mee bezighouden. Suzanne Katier vertelt in Zit je goed? dat de Feministische Radicale Therapiegroepen na ‘veel moeite en veel brainstormen de termen “knuffels” en “aaitjes” gevonden hebben als vertaling voor de term “strokes” bij Eric Berne.’ Nu, als die Therapiegroepen tijd hebben om over de vertaling van ‘strokes’ urenlang te brainstormen, kunnen we met een gerust hart gaan slapen. Van echte onderdrukking kan dan geen sprake meer zijn. Wie gediscrimineerd wordt, heeft wel andere problemen aan zijn hoofd dan de vertaling van ‘strokes’.

Voor diezelfde Katier is de winst van het feminisme ‘dat ik het gevoel heb dat ik leef, en dat voelt lekkerder’.

Dat voelt lekkerder! Het leven van een feministe als ijslollie!

[pagina 157]
[p. 157]

Als je Zit je goed? van Katier leest, zie je al die weldoorvoede, gezonde lieve meisjes gezellig rondom een theelichtje zitten, genoeglijk brainstormend over knuffels en aanminnig keuvelend over het feit dat hun leven nu zoveel ‘lekkerder’ voelt.

Maar ook als we ons tot de wat serieuzere Nederlandse feministen wenden, lijkt het vaak nauwelijks alsof het hun inderdaad om gelijkheid en gelijke rechten is begonnen. Bij Burnier lijkt het kernprobleem het haar aangedane onrecht dat zij niet als jongen ter wereld is gekomen, een gevoel van onrecht dat zij als een exclusief privilege van haar sexe beschouwt. Daar mannen de heersers zijn, kunnen zij niet er naar verlangen om als vrouw te leven. Streven naar ‘androgynie’ lijkt haar de oplossing. Ach, allemaal androgyn - wat lijkt me dat verbazend saai!

Het feminisme van Burnier heeft gepaard met de theosofie, en het resultaat is een boreling die, met z'n Jung-buikje, z'n holle Rudolf Steiner-oogjes en z'n Anne Besant-oortjes, gedoemd lijkt om alleen nog maar religieuze wartaal over reïncarnatie en oosterse wijsheid te kunnen voortbrengen.

Alleen bij Joke Smit leek het erop dat zij streed voor gelijke rechten. Haar artikelen waren nuchter, reëel, verstandig, maar ook loodzwaar en ernstig, en als je haar goed leest, lijkt het er toch vooral op alsof zij gegriefd was door het feit dat mannen op bestuurlijk niveau de dienst uitmaken. Bovendien geloofde ze kennelijk dat bijna alle problemen opgelost kunnen worden door de invoering van een vijf-urige werkdag.

Zo bezien lijkt het alsof elke feministe haar eigen vorm van feminisme beleed en belijdt. Zo bezien is het evenzeer onjuist om over ‘het feminisme’ en ‘de feministe’ te spreken als over ‘de vrouw’. Daarom lijkt het mij goed de raad van Virgina Woolf op te volgen. Zij schreef in Three Guineas:

‘Wat is passender dan een oud woord teniet te doen, een

[pagina 158]
[p. 158]

verdorven woord en een bastaardwoord dat in zijn dagen veel kwaad heeft aangericht en nu verouderd is. We hebben het over het woord “feministe”. Dat woord betekent volgens het woordenboek “iemand die streeft naar meer, respectievelijk gelijke rechten voor de vrouw”. Daar het enige recht, het recht om in eigen levensonderhoud te voorzien, al is verkregen, heeft dit woord geen betekenis meer. En een woord zonder betekenis is een dood woord, een bastaardwoord. Laten we daarom deze gebeurtenis vieren door het lijk te verbranden. Laten we het woord in grote zwarte letters op een vel foliopapier schrijven en dat daarna plechtig met een lucifer aansteken. Kijk eens hoe het brandt! Laten we nu de as in een vijzel fijnstampen, en onder eenstemmige samenzang verklaren dat voortaan een ieder die dat woord gebruikt een benenmakende-bellentrekker is, een herrie-schopper, een oude-koeien-uit-de-sloot-haler, die het teken van zijn verontreiniging als een vuile veeg op zijn gezicht draagt. De rook is opgetrokken, het woord is teniet gedaan.’

 



illustratie


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken