Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dicht en ondicht (1874)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dicht en ondicht
Afbeelding van Dicht en ondichtToon afbeelding van titelpagina van Dicht en ondicht

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.43 MB)

PDF van tekst (1.43 MB)

ebook (3.11 MB)

XML (0.60 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verhalen
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dicht en ondicht

(1874)–J.P. Hasebroek–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 153]
[p. 153]

Naar Thorwaldsen.
(Naar aanleiding van zijn twee beroemde basreliefs nacht en morgen).

I.

Nacht.
 
Naar 't scheemrig Westen zweeft gij henen,
 
O genius der Nacht,
 
Door maanlichts stralen zacht beschenen
 
En 't licht der sterrenwacht.
 
 
 
Een krans papavers dekt uw slapen;
 
Een nachtuil zweeft uw na;
 
Zijn oog, voor 't donker slechts geschapen,
 
Slaat bij uw vlucht u gâ.
 
 
 
Twee kindren sluit gij in uw armen,
 
Die slapen aan uw borst,
 
Vertrouwend, dat hen zal beschermen
 
De Liefde, die hen torscht.
 
 
[pagina 154]
[p. 154]
 
Zoo zweeft gij langs den donkren hemel,
 
En brengt aan de aarde rust,
 
Die gij, vermoeid van 't daggewemel,
 
Als 't kind in sluimring sust.
 
 
 
Wat smarten draagt gij op uw vlerken!
 
Wat gaven op uw schacht!
 
Wie zal u noemen naar uw werken? ...
 
O Goede, o Wreede Nacht!
 
 
 
Hoe ziet de kranke u bevend komen:
 
De nachten zijn zoo bang!
 
Hoe zoet zal de gezonde droomen:
 
De werkdag is zoo lang!
 
 
 
De booze siddert voor uw spoken,
 
Die grijnzen om zijn spond.
 
De goede, - is de avondbee gesproken, -
 
Ziet englen in het rond.
 
 
 
De zonde toeft, tot gij gaat dalen;
 
Dan is hare ure daar.
 
De vroomheid, bij uw maanlicht-stralen,
 
Wordt, biddend, God gewaar.
 
 
 
Des nachts gaat Judas Jezus vangen;
 
Hij treft dan 't best zijn wit.
 
Des nachts richt bergwaart heen zijn gangen
 
De lieve Heer, en bidt.
 
 
 
De rijke man ziet 's nachts zich blusschen
 
Zijn gouden levenslamp;
 
Maar Lazarus ontzweeft intusschen
 
Des levens bangen kamp.
 
 
[pagina 155]
[p. 155]
 
Een cherub met den vuurgen zwaarde
 
Daalt in u neêr, o Nacht.
 
Een engel zweeft, o Nacht, langs de aarde,
 
Waar gij ons tegenlacht.
 
 
 
Hoe toch, hoe zullen we u bejegenen,
 
O Nacht, bij uw bezoek?
 
Uw aankomst met een Welkom zegenen?
 
Of beiden met een Vloek?
 
 
 
Mijn hart! beantwoord gij die vragen!
 
De zwarte of witte vlerk,
 
Waarop de Nacht wordt voortgedragen,
 
Mijn hart, zij is uw werk!

II.

Morgen.
 
Daar vliegt gij heen het Oosten tegen,
 
Geest van den Morgenstond,
 
De grijzende ochtendkim ontstegen,
 
Gelijk een bruid haar spond.
 
 
 
Gij hebt de handen vol met rozen,
 
Die ge over de aarde strooit,
 
En die haar van een gloed doen blozen,
 
Gelijk slechts bruiden tooit.
 
 
 
Een gouden fakkel in de handen,
 
Zweeft kleine Lucifer,
 
Terwijl hij hel zijn toorts laat branden,
 
U na als Morgenster.
 
 
[pagina 156]
[p. 156]
 
O laat me u zeegnen, lieve Morgen,
 
Zoo goed, als wonderschoon!
 
Gij, banner van zoovele zorgen,
 
Met u daarheên gevloôn!
 
 
 
Hoe juicht de kranke, als gij komt naken,
 
Als bracht ge een uitkomst mee.
 
Hoe groet u 't zwaluwtje op de daken,
 
De meeuw aan 't strand der zee!
 
 
 
De bloem, die 't kelkje had gesloten,
 
Gaat open voor uw licht;
 
Den dauwdrop, op haar knop gevloten,
 
Kust gij haar van 't gezicht.
 
 
 
Gij wekt het kindeke op zijn sponde,
 
En 't vouwt de handjes zaâm,
 
En, met Gods englen in het ronde,
 
Prijst 's lieven Heertjes naam.
 
 
 
Gij legt een zegen in des armen,
 
Hoe schamel, morgenbrood.
 
Licht dat God ook, naar zijn ontfermen,
 
Ten middagdisch hem noodt!
 
 
 
Gij wekt tot duizend goede daden
 
Den goeden mensch weer op,
 
En wijkt, met zegens rijk beladen,
 
Als 't zonlicht rijst ten top.
 
 
 
Ach, wél beschijnt ge ook booze werken,
 
Zoowel gij, als de Nacht,
 
En wordt, ook onder uwe vlerken,
 
Reeds vroeg veel kwaads volbracht.
 
 
[pagina 157]
[p. 157]
 
Maar toch, gelijk uw licht de dampen
 
Van 't aardrijk opwaarts trekt,
 
Het kwaad heeft zwaarder strijd te kampen,
 
Wanneer 't uw licht ontdekt.
 
 
 
Wèl vloeien bij uw licht ook tranen.....
 
Wat morgen ziet er geen?
 
Maar stijgt niet, langs uw gouden banen,
 
De dauwdrop zonwaarts heen?
 
 
 
En welke droppen ge ook ziet vloeien,
 
Ze blinken als klaar goud,
 
Als 't hart in 't blozend uchtendgloeien
 
Der Toekomst beeld aanschouwt!
 
 
 
O toon u slechts den Morgen waardig,
 
Als straal van Gods gezicht,
 
Mijn hart! en - de Almacht is rechtvaardig -
 
De Morgen brengt u licht!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken