Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dicht en ondicht (1874)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dicht en ondicht
Afbeelding van Dicht en ondichtToon afbeelding van titelpagina van Dicht en ondicht

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.43 MB)

PDF van tekst (1.43 MB)

ebook (3.11 MB)

XML (0.60 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verhalen
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dicht en ondicht

(1874)–J.P. Hasebroek–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 242]
[p. 242]

De balling weergekeerd.
(Hendrik V.)

 
‘En nu, vaarwel! Ik wacht alhier mijn stervenssponde,
 
Een wensch slechts blijft me, dat nog eens eenblijder stonde
 
Den Balling in uw midden zie:
 
Niet aan het hoofd eens heirs, maar als een bô van vrede.
 
Weer, Frankrijk! schoon ook nooit mijn voet uw grond betrede,
 
Mijn assche niet van Saint-Denis.’
 
 
 
J.P. Hasebroek, De BallingGa naar voetnoot1).
 
In Frankrijk weergekeerd! Niet in de witte wade,
 
Waarmee de dood ons kleedt! Niet dus voor 't hart te spade,
 
Dat steeds naar Frankrijk jagen bleef!
 
Niet in de sombre hal der koninklijke graven,
 
Wier bogen eeuwen lang 't stof der Bourbons omgaven,
 
Denys! in uwe kerkhofdreef!
 
 
[pagina 243]
[p. 243]
 
In Frankrijk weergekeerd - God gaf het! - als een levende,
 
Die door dit paradijs van zijn verlangen zwevende,
 
Den grond kust, dien zijn voetzool drukt!
 
In Frankrijk weergekeerd, het helmvizier ontsloten,
 
Het hoofd omhoog, omstuwd door stam- en bondgenooten,
 
Wie de aanblik van hun vorst verrukt!
 
 
 
In Frankrijk weergekeerd, na veertig jaren zwervens,
 
Na veertig jaren lucht- en aâm- en leven-dervens,
 
Die slechts mijn hart in Frankrijk smaakt!
 
In Frankrijk weergekeerd, droef Frohsdorff, uit uw zalen,
 
Waaraan 'k zoolang mijn leed in klachten moest verhalen,
 
Als slechts de mond eens Ballings slaakt!
 
 
 
In Frankrijk weergekeerd! O de eiber, van de zoomen
 
Des Nijlstrooms, weer in 't nest op 't huis teruggekomen,
 
Waaraan de erin'ring hem verbindt,
 
Kan blijder niet de lucht, die hem er toeruischt, scheppen,
 
Kan dankbaarder het lied des wederziens niet kleppen,
 
Dan, Frankrijk, thans uw koningskind.
 
 
 
In Frankrijk weergekeerd! De pelgrim naar het Oosten,
 
Wien, na een bangen tocht, in 't eind 't gezicht komt troosten,
 
O Salem, van uw heilgen muur;
 
Die met den jubelkreet: El kodsch! 't hoofd buigt ter aarde
 
Voor God, die hem het heil van dezen stond bewaarde
 
Begroet geen schooner, zaalger uur.
 
 
 
In Frankrijk weergekeerd, - om, Frankrijk, hoe? t, ontmoeten?
 
Om 't in den vollen glans der glorie te begroeten,
[pagina 244]
[p. 244]
 
Waarmee 't sinds duizend jaren prijkt?
 
Om 't schooner, rijker, en ook blijder weer te vinden,
 
Dan toen ik aan mijn voet de zwervers-zool moest binden
 
Des konings, die zijn land ontwijkt? ...
 
 
 
Helaas! helaas! helaas! Waar vindt mijn oog de tranen,
 
Mijn mond de zuchten, die zich droef een uitgang banen,
 
Mijn hart de breuk, waaruit het bloedt,
 
Wanneer het Frankrijks volk naar waarde wil betreuren,
 
En in zijn bittren rouw het leliekleed wil scheuren,
 
Waarin men Frankrijks koning groet?
 
 
 
O God! kan 't zijn? Kan dat mijn dierbaar Frankrijk wezen
 
Eens door uw gunst als uit de volken uitgelezen?
 
Het land des Heilgen Lodewijks?
 
Des Vierden Hendriks land? 't Land van den Zonnekoning,
 
Die blonk op aarde als gij in 's hemels hooge woning,
 
Een aardsche god aan 't hoofd zijns rijks?
 
 
 
O God! kan 't zijn? Zijn dat mijn oude koningshallen?
 
Die schim van een paleis, verbleekt, verminkt, vervallen,
 
Mijn Tuileriën, eens zoo schoon?
 
En mijn Versailles, eens de Olymp, waar Jovis troonde,
 
Zaagt gij 't, hoe de barbaar hier d' Overwinnaar kroonde
 
Met de u ten deele ontrukte kroon?
 
 
 
Ja, waar 'k de voetzool zet, 'k zie alom 't spoor der golven
 
Van tranen, bloed en vuur, die Frankrijk overdolven.
 
'k Zie Frankrijks Maagd in 't zwart gekleed,
 
En met den tronk des arms, bij d'elboog afgehouwen
 
Heenwijzen naar 't Zwart-woud, waarom ze steeds blijft rouwen,
 
En dat ze steeds het hare heet!
 
 
[pagina 245]
[p. 245]
 
In Frankrijk weergekeerd, en hoe? Gelijk een koning,
 
Die van een lange reis terugkeert in zijn woning,
 
En staf en troon en kroon hervindt?
 
O Neen! 'k vind Frankrijks kroon nog steeds in 't stof vertreden.
 
De Frygiaansche muts dekt nu, naar nieuwe zeden,
 
't Hoofd, dat geen haarband meer omwindt.
 
 
 
In Frankrijk weergekeerd, hoe? Als een, die zijn Vaderen
 
En 't bloed vergeten wil, dat ombruist door zijn aderen,
 
Die zijn Bourbonnen-naam verbergt,
 
En waar het volk de kroon, die 't hoofd hem moest omtuilen,
 
Voor bundelbijlen, Rome ontdragen, wou verruilen,
 
Van hem geen koningstit'len vergt?
 
 
 
In Frankrijk weergekeerd! Zal 't dan als beedlaar wezen,
 
Die, als een hond zijn heer, zijn weldoener geprezen,
 
Met slaafsche tong de voeten lekt?
 
Zal de erfgenaam, de zoon eens vijftigtals Bourbonnen
 
Afsmeeken van het volk (zijn volk!) hem toch te gonnen
 
De kroon, wier gloor zijn eerzucht wekt?
 
 
 
Zal hij om 't volk, dat nu hier heer is, te believen,
 
Hen, voor zijn lelievaan, met 't driekleur-doek gerieven,
 
Dat lijkkleed van zijn koningsglans!
 
De handen kussen van de roode Revolutie?
 
De zeeglen zeegnen van een nieuwe Constitutie? ....
 
Waar' dit, gij mannen! 't doen eens mans?
 
 
 
Neen! neen! tienmalen neen! Ik ben Bourbon geboren,
 
En sterf Bourbon. Moge om mijn hoofd de wrong niet gloren,
 
Die 'k van mijn Vaadren heb geërfd,
 
De heilige olie uit de kruik van Reims besproeide
[pagina 246]
[p. 246]
 
Toch 't hart, dat immermeer voor 't godlijk kroonrecht gloeide,
 
Dat met geen volkskeus leeft of sterft.
 
 
 
Ik blijf Bourbon! En zal 'k, om hier der kroon geflonker,
 
Dat bliksemt uit mijn naam, niet in een schamel donker
 
Te moeten bergen als een roof,
 
Op nieuw de pelgrimszool mij aan de voeten hechten, -
 
Gods wil geschiê! 'k Beveel aan hem mijn koningsrechten,
 
Waaraan 'k, als aan hem-zelv', geloof!
 
 
 
Wél doet het scheiden wee. Ik spreek ook zelf het mede:
 
‘Men draagt zijn vaderland niet aan zijn schoenzool mede!’
 
't Minst, als dat land zich Frankrijk heet.
 
Ik zal met smart op nieuw 't droef Frohsdorff gaan bewonen,
 
En 't doen weergalmen van veel bittrer jammertonen,
 
Nu 'k, Frankrijk, uw betoovring weet.
 
 
 
Maar 't zij! Ik blijf getrouw aan roeping en geweten:
 
Boog 't volk niet voor den troon, waarop 'k moest zijn gezeten,
 
Toch achte 't mij zijn achting waard.
 
Ik volgde 't voetspoor niet der luchtige Orleannen;
 
Ja, schoon een Hendrik, 'k heb, door me uit mijn land te bannen,
 
Me een Nante's tweede Edict bespaard!
 
 
 
Dat hebt ge, o BardGa naar voetnoot1), erkend, eens mijn Blondel te noemen,
[pagina 247]
[p. 247]
 
Uws Konings zanger toen, en vriend der leliebloemen,
 
Maar sinds heraut der Republiek!
 
Heb dank voor 't zangrig woord, dat mij met de eere kroonde,
 
Die van uw luit altoos des harten adel loonde...
 
Dank, Hugo, voor uw dichtmuziek.
 
 
 
God trof ons beider kruin, den Koning en den Dichter!
 
Ach, 't noodlot viel zoo vaak die dubble kroon niet lichter!
 
Ik kroneloos, gij kinderloos!
 
God trooste ons beide - en troost zal beider erfdeel wezen,
 
Als wij ons beider Liefde, ons Frankrijk, zien herrezen,
 
Welks Maagd ons hart tot Jonkvrouw koos!
voetnoot1)
Men beschouwe dit gedicht als een vervolg, of wèl als een weerslag op een ander gelijksoortig dichtstuk, dat, in mijn eersten dichtbundel opgenomen, van het jaar 1834 dagteekent, en waarvan men hierboven het slot leest. Een vluchtige inzage daarvan zou zekerlijk voor de betere waardeering van zijnen opvolger eene niet ongeschikte en ongewenschte voorbereiding zijn. Toch vormt, meen ik, het gedicht op zich zelf een geheel.
voetnoot1)
Victor Hugo, hier vermeld met zinspeling op een klein lied des grijzen dichters, waarvan, tot beter verstand van dezen trek, hierna de vertaling volgt. Het is onnoodig er bij te voegen, dat ik des grooten zangers woord evenzeer voor zijne rekening laat, als ik in des Ballings uitboezeming zijne, en niet mijne inzichten of wenschen voor Frankrijk wedergeef.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken