Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Nieuwe winde-kelken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0,66 MB)

Scans (4,27 MB)

ebook (2,96 MB)

XML (0,24 MB)

tekstbestand






Genre
poëzie

Subgenre
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Nieuwe winde-kelken

(1864)–J.P. Hasebroek

Vorige Volgende
[p. 63]

Aan eene moeder.

 
Hoe schoon stond de bloemkroon op 't jeugdige hoofd,
 
Toen 'k u in de Bruidzaal mogt groeten;
 
Toen waart ge aan de Vreugd en de Schoonheid verloofd;
 
De Jonkheid bragt hulde aan uw voeten;
 
De oranjebloem zelfs scheen niet wit bij den glans
 
Van 't elpenblank voorhoofd, gedekt met haar krans.
 
 
 
Thans buigt zich uw schedel allengskens ter neêr;
 
Uw voorhoofd, met rimplen doorsneden,
 
Tooit sneeuwwitte bloesem noch elpenbeen meer;
 
Geen jeugd strooit gebloemt' voor uw schreden.
 
o Moeder, in wie dus de Schoone verdween,
 
Waar is nu de bloemkroon van gisteren heen?
 
 
 
Maar hoe? Is die bloemkroon gevallen ter aard',
 
Waarheen mij uw blik schijnt te wijzen?
[p. 64]
 
Ja, 'k zie daar, als bloesem, die viel in den gaard,
 
Een krans, om zijn schoonheid te prijzen;
 
Een krans, die maar enkel uit knoppen bestaat,
 
Waarin zich de wordende Schoonheid verraadt.
 
 
 
Een krans is 't van - kindren, gekweekt met uw bloed,
 
Dat helder hun wangen doet blozen;
 
Van kindren, wier oogstraal nu blinkt van uw gloed,
 
Wier lip is bedekt met uw rozen;
 
Van kindren, in wie gij, o Moeder! herleeft,
 
En ons weêr uw schoon te bewonderen geeft!
 
 
 
Buk, Moeder! naar de aarde, en vergaâr op uw schoot
 
Het kroost, dat uw voeten omhuppelt;
 
Dan tooit u de krans, die uw lokken ontschoot,
 
Met tranen van vreugde bedruppeld.
 
Cornelia sprak: mijn juweelen zijn hier!
 
En gij: Zie de bloemen, waar 'k thans mij meê sier!

Vorige Volgende