Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Nieuwe winde-kelken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0,66 MB)

Scans (4,27 MB)

ebook (2,96 MB)

XML (0,24 MB)

tekstbestand






Genre
poëzie

Subgenre
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Nieuwe winde-kelken

(1864)–J.P. Hasebroek

Vorige Volgende
[p. 145]

Bij den dood van de hertogin van Orleans.
(Na het lezen van haar levensberigt).

 
Wat koningsglans, o Hertoginne,
 
Omscheen op eens uw lieven naam!
 
Een volkske prees u zijn Vorstinne, -
 
Nu waagt heel de aarde van uw faam!
 
Of werdt gij niet tot Bruid verkoren
 
Des Mans, dien Frankrijk zou behooren?
 
Wacht u niet 's aardrijks hoogste troon?
 
Zoo slaat dan de aard bewondrend de oogen
 
Op 't hoofd, met zulk een glans omtogen,
 
En roept: ‘Vorstin! wat zijt gij schoon!’
 
 
 
Wat nacht, o glorie der Prinsessen,
 
Is plotsling op u neêrgedaald!
[p. 146]
 
'k Vind u in schaâuw der lijkcipressen,
 
Waar ge om uws Egaâs tombe dwaalt.
 
En toch, nog dieper moet gij bukken! -
 
De troon toch, dien uw Zoon zou drukken,
 
Sints God uw Egâ tot zich riep,
 
Ook hij stort om, en gij moet vlugten!
 
Europa ziet het, en haar zuchten
 
Gaan op: ‘Vorstin! wat vielt gij diep!’
 
 
 
Nu valt de schaduw van voorhenen
 
Nog digter om uw lieflijk beeld,....
 
Tot dat ge, op eens ons weêr verschenen,
 
Door nieuwen glans onze oogen streelt!
 
't Is nu de glans der Heilgenglorie,
 
De glans der christelijke victorie,
 
Die om uw sterfbed straalt en lacht:
 
De wereld leest uw laatste woorden,
 
Waarin we eens Christens juichstem hoorden,
 
En juicht: ‘Vorstin! wat stierft gij zacht!’
 
 
 
Nu dekken wel geen leliekroonen
 
Het marmer, waar gij onder rust;
[p. 147]
 
Nu rouwen wel geen andre troonen,
 
Omdat uw fakkel is gebluscht.
 
Wat nood? God drukte u op den schedel
 
Een kroone, hemelsch schoon en edel,
 
Belonkt door d'eeuwgen zonneschijn;
 
En wie op aard die kroon blijft eeren,
 
Verheft uw heil in 't licht uws Heeren:
 
‘Vorstin! wat zult gij zalig zijn!’

Vorige Volgende