Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Sneeuwklokjes (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van Sneeuwklokjes
Afbeelding van SneeuwklokjesToon afbeelding van titelpagina van Sneeuwklokjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Sneeuwklokjes

(1878)–J.P. Hasebroek–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 162]
[p. 162]

Twee oorlogsberichten.

I.
Het slagveld.

 
'k Zag van 't gebergte neder,
 
En merkte een akkergrond,
 
Waar golvend heen en weder
 
Het graan te rijpen stond.
 
 
 
Toen kwam van alle zijden
 
Een heir van maaiers aan;
 
Ik zag hen 't koren snijden,
 
De bloemen met het graan.
 
 
 
De een stond zijn zeis te scherpen,
 
Die de ander zwaaide in 't rond;
 
Ik hoorde 't wapen snerpen;
 
Straks kuste de oogst den grond.
 
 
 
De halmen, hoog verheven,
 
Zij vielen met een zucht;
 
De zeissen, onder 't zweven,
 
Floot aaklig door de lucht.
 
 
[pagina 163]
[p. 163]
 
En wat ik dus zag vallen,
 
Het waren... wat meent gij?
 
Ach, menschenschedels allen!
 
Want broos als riet zijn wij.
 
 
 
Bij honderden te zamen
 
Werd de akker afgemaaid:
 
Waarheen de maaiers kwamen,
 
Lag 't veld met doôn bezaaid.
 
 
 
O jammerlijk aanschouwen!
 
O slagveld, droef en naar!
 
O aaklige landouwen!
 
De Dood slechts heerschte daar!
 
 
 
De lauwe lucht der lijken
 
Wolkte opwaarts naar de zon,
 
Wier gloed zij deed bezwijken,
 
Die niet dan weenen kon.
 
 
 
Ik daalde lager neder
 
Om kondschap op te doen,
 
Maar nimmer hoor ik weder
 
Een stem, zoo naar als toen.
 
 
 
De taal van hope en vreezen,
 
Van lastring en gebeên,
 
Den stervenden ontrezen,
 
Smolt tot één koor ineen.
 
 
 
En onder al dat stenen,
 
Onzichtbaar, somber, stom,
 
Schreed steeds de Dood daarhenen,
 
En ging verwoestende om.
 
 
[pagina 164]
[p. 164]
 
Zie d' een in 't hart getroffen;
 
Zie d' ander op den grond
 
Dof kermend nederploffen,
 
Van achteren verwond.
 
 
 
Zie! hier lost zonder glorie
 
De dood een schildwacht af;
 
Daar jubelt de Viktorie
 
Bij 's veldheers baar en graf.
 
 
 
Hier hoort ge een grijze smeeken:
 
Één uur nog - en 'k ga voort! -
 
Ginds ziet gij oogen breken,
 
Wie de echtkroon tegengloort.
 
 
 
Dees sterft alleen, verlaten,
 
Die midden in den drom;
 
Maar wat kan 't schaân of baten?
 
Zij komen samen om.
 
 
 
En turend verre en heinde,
 
Sprak ik: wat wreed gezicht!
 
Ik zoek, maar vind geen einde,
 
Waarheen ik de oogen richt.
 
 
 
Onmeetlijk, donker, zwijgend
 
Strekt zich dit doodskamp uit,
 
Bloedkleurig, rookend, hijgend,
 
Tot waar mijn oogblik stuit.
 
 
 
En 't oord, zoo rijk aan euvelen,
 
Die doodlijke akkergrond,
 
Dat kamp, waar we allen sneuvelen,
 
Het is - het Wereldrond!
[pagina 165]
[p. 165]

II.
Het kogelgefluit.

 
Hoor! hoor! een kogel fluit!
 
Hoor! hoor! weêr fluit een ander!
 
Snel volgen zij elkander,
 
En - alles wordt hun buit.
 
 
 
Hoor, weêr een kogelknal!
 
Steeds kogels te aller tijde!
 
Vóór, achter, en ter zijde,
 
En doodlijk overal!
 
 
 
't Is of we in 't strijdperk staan.
 
Wie mag de vijand wezen? -
 
Zie hem uit de aard' verrezen!
 
Daar is hij! zie hem aan!
 
 
 
Die Schutter, door wiens schot
 
Er vallen te aller stonde,
 
Zweeft boven ons in 't ronde:
 
Ons wacht hetzelfde lot.
 
 
 
Als ons zijn blik ontmoet,
 
Wij moeten 't leven derven;
 
En hij, hij kan niet sterven:
 
Hij voedt zich met ons bloed.
 
 
 
Die veldslag duurt alreê
 
Van dat de zon, bij 't dagen,
 
Haar gouden zonnewagen
 
Deed stijgen uit de zee.
 
 
[pagina 166]
[p. 166]
 
Hij duurt, van dat natuur
 
Ons 't scheppingslied deed hooren,
 
Zoet als muziek voor de ooren,
 
Kort als een zucht in duur!
 
 
 
Hij duurt, van dat de nood
 
Ons dwong om hier te lijden,
 
Te leven om te strijden,
 
Te worden voor den dood!

(J. Olivier.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken