Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Waarheid en droomen (onder pseudoniem Jonathan) (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van Waarheid en droomen (onder pseudoniem Jonathan)
Afbeelding van Waarheid en droomen (onder pseudoniem Jonathan)Toon afbeelding van titelpagina van Waarheid en droomen (onder pseudoniem Jonathan)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.38 MB)

Scans (5.06 MB)

ebook (3.71 MB)

XML (0.77 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Waarheid en droomen (onder pseudoniem Jonathan)

(1896)–J.P. Hasebroek–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 312]
[p. 312]

III. De Straatjongen.

Geen woord is er in de taal, dat den persoon, dien het moet aanduiden, beter schildert dan het woord: straatjongen. Want inderdaad is dit soort van wezens één met de straat waarnaar zij heeten en, indien ik het gelooven mocht, gaarne zou ik mij laten wijs maken, dat zij even als de menschen van Deucalion en Pyrrha, uit de steenen zelve geboren zijn. Dit is zeker: plaveit een straat, terstond groeien er de straatjongens van zelf op. Waar zij van daan komen, is onverklaarbaar. Van 's morgens vroeg, dat de klapperlui naar huis gaan en de bakkers hun deur openen, tot 's avonds laat als de taptoe slaat en de herbergen sluiten, belegeren zij de straten als vliegen de boterton. Zelfs zou ik in verzoeking kunnen komen te denken dat zij, even als de straathonden, van de opbrengst der straat leven; zoo getrouw vindt men ze op alle uren van den dag op hun post zonder ze ooit te missen. Een andere geheimzinnige hoedanigheid bezitten zij in een soort van halve alwetendheid omtrent al wat er in de stad gebeurt. Het is wonderlijk. Op het ééne oogenblik zijn de straten en de straatjongens in rust; even als een geordend leger schijnen zij hun benden evenredig door de stad verdeeld en alle posten behoorlijk bezet te hebben; maar ziet! daar komt een oploop, een kleine nietsbe-

[pagina 313]
[p. 313]

duidende oploop aan den uitersten uithoek der stad en, eer gij omziet, is een gansch heir van straatjongens bijeen; de politie is er gauw bij, heel gauw, maar de straatjongens altijd nog veel gauwer. Zij schijnen onder elkander een soort van electrische telegraaf te hebben, waarmede ze malkaâr op de hoogte houden van al wat er omgaat. Nu moet ik erkennen, dat dan ook hunne voorzorgen met het grootste beleid genomen zijn. Op alle belangrijke punten hebben zij hunne gecommitteerden. Buiten de poorten der stad, aan alle schuitenveren staan er op de wacht: in de poorten zelve wedijveren zij met de kommiezen in nieuwsgierigheid en beleefdheid: binnen de poorten is er geen bureau van diligences, of zij staan er naast de verversch-paarden de aankomst van den nieuwen wagen te verbeiden. Voor het stadhuis, voor de hoofdwacht, voor het gevangenhuis, voor de komedie, voor alle publieke gebouwen in één woord worden zij vertegenwoordigd. Zij spreiden zich over de stad uit als een groot spinneweb, waaraan geen vlieg ontkomen kan. Hierbij komt nog, dat zij in hun weetgierige onderzoekingen door een groote vrijmoedigheid geholpen worden. Zien zij iets dat hun aandacht trekt, of hetwelk zij vermoeden dat belangrijk worden kan, terstond nemen zij de vrijheid er zich bij te voegen en den draad te volgen tot aan het kluwen. Achter ieder rijtuig, dat in de stad komt, kiezen zij zich een plaatsje: elken vreemdeling, waaraan zij iets bijzonders zien, geven zij zich de moeite van te volgen: ja, met alle reizigers beginnen zij een praatje: ‘heeft mijnheer wat te dragen? wil ik mijnheer den weg wijzen?’ waar moet mijnheer wezen?’ - Maar vandaar dan ook, dat zij van al wat er gebeurt honderdmaal beter onderricht zijn dan de openbare nieuwsbladen en de geheime politie: vandaar dat er niets in de stad plaats kan hebben of ze nemen er deel aan. Bij alle parades inspecteeren zij mede: met alle wachten trekken zij op: alle taptoe's accompagneeren zij met hun klompen: bij alle plechtige receptiën gaan zij met de boden vóòr het stadsbestuur uit; alle volksoploopen vereeren zij met hunne tegenwoordigheid: iederen dief die opgebracht wordt

[pagina 314]
[p. 314]

strekken zij tot eerewacht: ja, zelfs de dooden bewijzen zij de laatste eere en vertiendubbelen als ongenoodigden den stoet der noodigers en genoodigden ter begrafenis. Iedere Janklaassen-kast, iedere paljas, iedere goochelaar, iedere koordedanser, iedere kunstenmaker, kortom alles wat, naar den trant der ouden, zijn vertooningen in de open lucht geeft, kan op hun bijzijn en belangstelling rekenen: op het hooren van een enkel trompetgetoet, van een enkelen trommelslag snellen zij als een eenig man aan, en verhoogen door hun gewoel en gejoel de algemeene levendigheid en vreugde.

Vraag mij niet, hoe de straatjongen gekleed is. Vraag mij liever, hoe hij niet gekleed is. Alle stoffages, alle kostumen, alle modes treft gij bij hem aan. Van het afgedragen ronde buisje van den jongenheér van den burgemeester tot den versleten kuitendekker van den president van 't oudemannenhuis, van het fijne kasimiren vest tot den ongeschoren duffel, van den engelsch-leêren pantalon tot den pikbroek vindt gij om zijn lijf hangen. Hij heeft slechts één zwak: niets van hetgeen hij aan heeft moet heel zijn. Een echte straatjongen moet, even als de straat waarop hij leeft, vol gaten wezen. Ja, het schijnt of hij naijverig is om de kleur van de straat te dragen; want een vuil grijs is zijn geliefkoosd verfje. Voor al wat tot versiering dient heeft hij weinig over; maar zoo hij voor iets gevoelig is, het is voor het een of ander militair onderscheidingsteeken: vooral is hij dol op een oude politiemuts, of een koperen uniformknoop met het nommer van de afdeeling. Zijn klompen, die hem in geval van nood tot knots of ook wel tot werptuig dienen, laten gewoonlijk onder het loopen zijn naakten voetzool zien totdat zij, geheel uit elkander vallende, in een schuitje hervormd worden.

Doch waren de straatjongens maar enkel slordig, als ze er ook niet ondeugend bij waren! Doch ondeugendheid behoort tot het karakter van een straatjongen, gelijk moed tot het karakter van een soldaat, Zij zijn de kaboutermannetjes en kwelduivels van de openbare wegen. Alles wekt hun spot-

[pagina 315]
[p. 315]

zucht op: alles verleidt hen tot kwaaddoen: zij kunnen kip noch kraai met rust laten. De meiden trekken zij de muts af; de kinderen loopen zij omver; de kreupelen en mismaakten apen zij na; de honden trekken zij bij de ooren; de paarden dunnen zij den staart; het slachtvee verbitteren zij hun jongste oogenblik; zij steken hun vingers in de emmers der melkmeiden; zij likken met hun tong aan de suikervaten der kruideniers; en, als de appelenvrouw omziet halen zij haar den mooisten belle-fleur van den hoop weg en loopen er mede heen. Nog erger maken zij het in den winter. Veel vroeger bij de hand dan de mannen van de zandschop, haasten zij zich aan alle bruggen en sluizen een sullebaantje klaar te hebben eer hun die pret belet wordt, en hebben vervolgens een ondeugend genoegen, als zij daarover groot en klein, jeugd en ouderdom, bedaard en driftig, deugd en ondeugd zien vallen. Of ze leveren elkander een sneeuwballengevecht, maar dat alleen voor de leus dient om, als bij ongeluk, de vreedzame voorbijgangers te bepoeieren. Zoo zijn de straatjongens in waarheid straatplagen.

En toch is met dit alles de straatjongen niet wezenlijk kwaadaardig. Er is bij hem, even als bij kleine honden, met wie hij het rijk deelt, in zijn keffen en bijten meer dartelheid, dan boos opzet. Niet dikwijls ziet men een straatjongen zakkenrollen, of stelen, of met steenen werpen, of zich aan dergelijke laagheden schuldig maken. Integendeel kenmerkt hij zich onder zijn kameraden, bij geschillen als anderszins, door een geest van dapperheid en edelmoedigheid. Het woord partuur is van zijn maaksel. Menige knaap, die zijn straatjongenstijd behoorlijk heeft uitgediend, wordt naderhand een knap burger. Ja, laat het ons bekennen. Wij allen zijn min of meer straatjongens geweest. Er is iets van den straatjongen in iederen knaap, die een ‘Hollandsche jongen’ is. Houden wij dat in gedachten, dan voelen wij meer medelijden dan onwil bij het zien van den straatjongen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken