Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het dorp der goudmakers (1845)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het dorp der goudmakers
Afbeelding van Het dorp der goudmakersToon afbeelding van titelpagina van Het dorp der goudmakers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.60 MB)

ebook (7.31 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het dorp der goudmakers

(1845)–André van Hasselt–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 96]
[p. 96]

Dertiende hoofdstuk.
Het Goudmakersverbond.



illustratie

Pieter was niet weinig verwonderd toen hy zag, dat, van dezen oogenblik af, dan deze dan gene tot hem kwam, in het geheim met hem wilde spreken, en dan deze goddelooze woorden uitkraemde:

- Pieter, gy kunt goud maken, dat weet het gansche dorp. Leer het my ook. Gy verstaet de zwarte kunst. By het verschynen van den duivel, zal ik in het geheel niet bevreesd

[pagina 97]
[p. 97]

zyn. Verlangt hy dat ik het verbond met myn bloed onderteekene, dan wil ik hem geerne myn lyf en myne ziel vermaken. Zie, Pieter, ik ben in diepen nood, anders zoude ik zulks niet doen.

Langen tyd wist Pieter niet wat hy aen deze bedorvene menschen antwoorden zou. Maer eindelyk, daer er immer meer tot hem kwamen en daer zy niet met bidden nalieten, verzocht hy hen allen, doch ieder afzonderlyk, in eenen en denzelfden nacht ten twaelf uer by hem te komen.

In den duisteren nacht, dien hy hun bestemd had, kwamen zy allen in zyn huis geslopen, zoodra de klok in den dorptoren elf uer geslagen had. Hy voerde iederen man, naer mate dat zy aenkwamen, stilzwygend in eene duistere kamer. Zy waren twee-en-dertig huisvaders in getal. Ieder verschrikte hevig, wanneer hy in het duister tegen eenen anderen stiet en iets levendigs nevens zich voelde. Want geene hunner wist van de overigen af. Velen waren er, langs wier aengezigt uit angst een koud zweet rolde, en eenigen stonden zoodanig ontsteld, dat zy gaerne weggeloopen waren; maer zy vreesden, dat hun het levenslicht uitgeblazen konde worden.

Zoo stonden zy eene uer lang, in eene diepe stilte en vol schrik, en naeuwelyks durfden zy adem halen. Daer sloeg de klok middernacht in den toren van de dorpkerk. En op denzelfden oogenblik trad een officier de kamer in,

[pagina 98]
[p. 98]

prachtig gekleed en met eenen grooten vederbos op zyn hoofd, eenen langen sabel op zyne zyde, en een ordekruis op zyne borst. Hy droeg in zyne handen twee brandende kaersen, die hy voor zich op de tafel plaetste. Toen zich nu allen onderling erkenden, schaemden zy zich eerst de eene voor den anderen, want zy bemerkten dat zy allen met hetzelfde inzigt gekomen waren. Maer weldra hadden zy geene oogen meer dan voor den glanzenden officier, dien zy voor den kwaden geest hielden; doch welhaest erkenden zy dat het Pieter zelf was.

Pieter had een ernstvol gezigt en zegde:

- Ziet my nu aen, ongelukkigen daer gy zyt! Nu erkent gy wie ik ben. Ik dryf geene zwarte kunst; ik hou het met God. Maer gy zyt sedert lang van God afgevallen; gy hebt in dronkenschap en zwelgery geleefd; gy hebt bedrogen en gelogen; gy hebt gestolen en verraden; gy hebt gespeeld en vrouw en kind vergeten; gy hebt duivelary gepleegd en duivelswerk verrigt. Daerom zyt gy tot armoede en vertwyfeling gekomen. Maer eerlykheid duert het langst, en de vrees Gods maekt ryk. In Godes wegen is Godes zegen. Ik wil niet ryk zyn, maer ik ben niet arm. Wilt gy het hebben even als ik, zoo legt het aen even als ik doe.

Alzoo sprak Pieter, en hy trok eenen grooten buidel te voorschyn en leegde hem op den disch. Louter schoone

[pagina 99]
[p. 99]

goudmunten vielen klinkend op de tafel, en rolden in het rond, en verblindeden aller oogen. Van hun leven hadden de boeren zoo veel goud niet byeen gezien. Hunne herten klopten geweldig.

Maer Pieter nam het woord, en sprak:

- Voorwaer ik zeg het u, dit hier kan my niet gelukkig maken; maer de wysheid maekt gelukkig, met dewelke men dit goud aenwint en geniet. Gy zyt tot my gekomen om de kunst te leeren van goud te maken. Deze kunst wil ik u leeren. Zy is de beste wysheid der wereld, en meer waerd dan het goud zelf. Bezit gy die wysheid, dan zult gy goud bezitten en hetzelve niet meer hoogachten. Maer gy kunt dit geluk niet bereiken, zonder te voren de proef onderstaen te hebben, en de proeftyd moet zeven jaren en zeven weken duren. Wie standvastig volherdt tot aen het einde, zal vreugde over vreugde oogsten. Voorwaer ik zeg het u, na verloop van dien tyd, zal ieder van u meer goud op zyne tafel uit te spreiden hebben, dan uwe oogen er hier zien. Maer de proeve is zwaer voor den goddeloozen en hard voor den zondaer. Want hy moet zyn hert gansch omkeren en een nieuwe mensch worden.

De twee-en-dertig huisvaders hoorden in bange stilte de woorden van Pieter aen, terwyl zy hem allen met starre oogen aenzagen.

[pagina 100]
[p. 100]

- Wie van u de proef gedurende zeven jaren en zeven weken onderstaen wil, kan hier blyven, hernam Pieter. Maer wie bevreesd is of in zyn geloof wankelt, die kan van hier weg gaen.

En geene ging weg.

- Welaen! riep Pieter uit, zoo moet gy my, voor den overaltegenwoordigen God, zeven beloften doen, en dezelve, gedurende zeven jaren, getrouw volhouden.

Ten eerste: Gedurende zeven jaren en zeven weken, zult gy alle drinkhuizen vermyden, maer des te vlytiger naer de kerk gaen en Gods woord aenhooren en naer hetzelve handelen.

Ten tweede: Gedurende zeven jaren en zeven weken, zult gy geene kaerten noch geene dobbelsteenen aenraken, eindelyk niets waermede gy voor geld speelt.

Ten derde: Gedurende den tyd van zeven jaren en zeven weken mag geen scheldwoord, geen vloek, geene boosheid, geene lastering noch geene leugentael uit uwen mond komen.

Ten vierde: Gedurende zeven jaren en zeven weken moet uw dagwerk in gebed en in arbeid bestaen. 's Morgens en 's avonds zult gy plegtiglyk met uwe vrouw en uwe kinderen nederknielen, tot God bidden en berouw over uwe zonden toonen. Uwen arbeid zult gy vlytig en getrouwelyk verrigten, en gy zult geene schulden meer maken.

[pagina 101]
[p. 101]

Ten vyfde: Degene die zich, gedurende zeven jaren en zeven weken, ware het maer een enkele keer, in bier of brandewyn dronken drinkt, wordt uit ons verbond verstooten.

Ten zesde: Op den akker dien gy bebouwt, mag geen onkruid wassen, en in uwe woningen geene morsigheid liggen. Uwe hutten, en de stallen voor het vee, uw gereedschap, en uw huisraed, zoo als gy het hebt, moeten van zuiverheid blinken. Daeraen zal ik u erkennen.

Ten zevende: Uw lyf zal een tempel Gods, en daerom ook kuisch, zuiver en eerbaer zyn. Ook zal men geene onreinigheid op uwe huid, in uw hair, noch aen uwe kleeding bespeuren. Insgelyks zal het by uwe kinderen wezen. Dat zal ons kenteeken zyn.

Wie nu deze zeven beloften doen en getrouwelyk volbrengen wil, trede vooruit en ryke my de hand tot teeken dat hy het verbond in wil gaen. Den zwakken zullen wy behulpzaem wezen.

Toen Pieter aldus gesproken had, traden de twee-en-dertig mannen de eene na den anderen vooruit; ieder reikte hem de hand over de tafel heen, waerop het goud uitgespreid lag, en zegde:

- Ik doe de zeven beloften voor God.

- Zoo gaet dan heen in vrede, en wendt u nog, eer gy u ter ruste nederlegt, in uw gebed tot God, opdat hy

[pagina 102]
[p. 102]

u de noodige sterkte verleene, om in uwe beloften te volherden. Waerlyk, waerlyk, ik verzeker u, dat, wanneer de tyd vervuld zal wezen, ieder van u meer goud op zyne tafel zal kunnen spreiden, dan er hier voor uwe oogen ligt.

Alzoo sprak Pieter, en hy verzocht alle lieden, van al hetgene zy in dezen nacht gehoord en gezien hadden, aen geenen mensch een enkel woord te reppen, ja zelfs van dezen nacht niet te spreken, noch er geene de minste zinspeling op te maken.

Daermede verlieten de twee-en-dertig mannen in stilte Pieters woning en keerden elk naer zyn huis. Onderweg sprak geene met den anderen een woord, zoo vol waren zy van al de wonderbare zaken die zy vernomen hadden. Zy hadden zich op gansch andere dingen verwacht, en juist hadden zy het tegenovergestelde gehoord. Verscheidene voelden nogtans eene zware bangigheid, wanneer zy aen deze beloften dachten, want dezelve waren ook al wat te streng. Maer het geheimnisvolle van al wat zy gezien en gehoord hadden, de vastgestelde zeven jaren en zeven weken, de rede van Pieter, de met goud bedekte tafel, de prachtige officier met een eereteeken op zyne borst, en vooral de zwarte uer van middernacht waerop dit alles toegegaen was, kon geene hunner meer vergeten en kwamen hun als een zeldzame droom voor.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken