Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het uiterlijk van de Rolling Stones (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het uiterlijk van de Rolling Stones
Afbeelding van Het uiterlijk van de Rolling StonesToon afbeelding van titelpagina van Het uiterlijk van de Rolling Stones

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.36 MB)

ebook (2.83 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het uiterlijk van de Rolling Stones

(1969)–Pé Hawinkels–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 26]
[p. 26]

Het uiterlijk van de Rolling Stones
Een lyrisch-episch leerdicht

I De hysterie der aartsengelen

 
Sinister is de kleuter niet, dat kan geen westerling
 
Met goed fatsoen beweren. Maar dat zijn lijf,
 
In de safe begrenzing van zijn unieke evolutie,
 
Suspect geparfumeerd & eigenlijk onbereikbaar
 
Is, zoals een urinoir, dat, in de menthol charmes van
 
Een willekeurig winterochtenduur, aan de overkant
 
Van een bevroren ijver de honneurs
 
Waarneemt voor een porceleinen sprookjesslot,
 
Dat wel; wel, dat er aan zijn historisch gedetermineerde
 
Verschijning een luchtje zit, repulsief
 
Als de schroeilucht die ontstaat door het over
 
Elkander wrijven van duim & wijsvinger, maar tevens
 
Van een weeë bekoring als daar eveneens omspeelt
 
Het welgeschapen, maar onvoldoende vaak gewassen,
 
Bloemige geslacht van lustknapen in het perspectief
 
Van putti, barokengelen die festief gestemd
 
De clarine aan het getuitje mondje zetten.
 
En voor de ogen van de westerling,
 
Koortsachtig nog op zoek naar invectieven voor
 
De olfactorische aspecten van zijn gestalte,
 
Groeit de mensenzoon, de rigide kleuter, op,
 
Doorloopt hij, een overvaak gebruikte, blauwgeblokte
 
Handdoek als een lam om de nek, het lager en
 
Voortgezet openbaar onderwijs met de natuur-
 
Lijke voortgang van een traan door de zilten bedding
 
Van een huidplooi. En valt.
 
Een ster, - een, twee, opgenomen in
 
De handelingen van copywriters en reclameontwerpers
 
Van deze, de dag van het Beest en de Verandering.
 
De ster is een momentopname, vergaan & blijvend
 
In de ongenode zon. Die brandt, ten nauwste verwant
 
- Dit kan niet genoeg benadrukt worden -
 
Aan - onze bloedeigen zon! - napalm en andere,
[pagina 27]
[p. 27]
 
Onnoembare derniers cris op macromilitair gebied,
 
Zonder consideratie los op één, onverwisselbare dag.
 
Wat biedt er weerstand? Wat biedt het hoofd
 
Aan deze brand, brutaal, afwezig, nog, gelukkig, zonder brandglas?
 
Totale bouwwerken, flets als vetvrij boterhampapier,
 
Woongelegenheden zonder inkijk. Alsof dat anders kon!
 
Alsof er een andere houding bestond tegenover
 
De grote zandstraler, de lamstraal, die met stroperige passie
 
Voorgeeft jeugdigere kleuren op te willen sporen
 
Dan er aan de oppervlakte zijn gekomen,
 
Alsof bijvoorbeeld onze angelieke schildersleerling
 
Greep had op een stuk gereedschap, waartoe
 
Hij in de verhouding staat die een gemorste
 
Knoop carboleum met een pasgeteerde scheepswand
 
Onderhoudt. Ach nee. Hij drinkt -
 
De straat is leeg & schoon, 't is hartje zomer -
 
Met zijn gore gezicht agressief & zenuwachtig
 
Een bekertje koffie uit de automaat.
 
Over de geuren is dus, hier & nu,
 
Maar, naar men colporteert, in oertijden niet minder, die
 
Onweerstaanbare aantrekkingskracht op anthroposofen
 
En progressieve moralisten paren aan
 
Absolute oncontroleerbaarheid voor de junkies
 
Van de vrijheid, de teerling dik & dwars geworpen;
 
En, een blikkerend détail: als wijzerplaat
 
Draagt zijn gouden polshorloge een foto van James Dean.
 
Zo raakt de schudkoffie, meer dan aan
 
Het idiomatisch afwaswater herinnerend aan
 
Het geurig vocht waarin vermoeide grootindustriëlen
 
Hun edele delen wassen als handen, opgedronken, uit.
 
De jongen moet waarschijnlijk solliciteren, vráágt,
 
Zoals hij daar, bleek & attractief, staat, om een baantje
 
In het bedrijf van de purperen patroon,
 
De sacrale vader, en moet wellicht op weg, opdat
 
Men om hem schreien kan, weerloos als een ivoren,
 
Pas met levensvatbaarheid ingespoten aapje, -
 
Op juten gympies, zijn luwe lippen in de gerekte boog
 
Die bepaalde eutopische culturen konden gebruiken
 
Om kracht en wreedheid van de woerd mee aan te geven.
 
En wreed zal het eraan toe gaan: met bij leven-
 
De wezens ontstellende regelmaat duiken -
 
Vliegtuigjes van een luchtcarrousel -
 
De kadereskadrons van het moment zeepkleurig
[pagina 28]
[p. 28]
 
Naar zijn wangen, krijgen beet, en trekken er de huid in
 
Repen als behang vanaf. Uit het zachte vlees
 
Van de ontvelde tomaat verrijzen, springen klare,
 
Transparante druppels op, wipt met de tranen,
 
De zweetdruppels, voor de op goochelen verzotte
 
Westerling een leger lymfkleurige sneeuwhazen te voorschijn,
 
Verdwijnt, en verdwijnen.
 
Nu moet hij altijd wandelen. Nu wordt van hem
 
Verwacht dat hij het laagland dwars & delicaat
 
Doorkruist. Vol onbegrip voor zijn martyrium
 
Wuift het riet, onnut & dor als winterboeketten,
 
Naar hem als naar een anachronisme;
 
Vlijmsnel schiet het daglicht als een passerende snoek
 
Naar het Westen, waar de nerveuze keizer hof houdt,
 
Marionet & voetveeg van hem, in de abyssus
 
Van wiens muil plaats zat is voor de zwarte keizer,
 
Zijn onderhorigen en zijn antipoden, van wie
 
Men op een plaats als deze steeds de verpauper-
 
De prins der Pyrenaeën noemt. Aan het hof,
 
Het enige dat beter eeuwen interesseren kan, neemt de invloed
 
Van de elfendertig intriganten toe. Neemt toe,
 
En wie, in 't hart gegrepen door een humide
 
Aantrekkingskracht in de manège strelen wil
 
Wat de nooit bereden paarden in hun neusgaten hebben,
 
Een edel beven, komt op de koffie:
 
Die randen snijden, wat het riet niet langer deed,
 
Zijn ruw & scherp als likzout onder vele rundertongen,
 
Waarop de myriaden van papillen ieder ogenblik
 
Tot kraaloogjes kunnen uitbotten.
 
Mijn pooiertje wordt ziek bij de gedachte, maar,
 
Onder de bedreven vingers van de enige coiffeur,
 
Die niet hoeft te ademen of eten maar
 
Z. bitterder betalen laat dan onverschillig wie
 
In zijn dienst betaald kan worden,
 
Verandert dat, en is het ziek met hem,
 
Is niet hìj meer ziek, maar hij deeltje van
 
Een ziekte die hèm onberoerd laat, maar
 
Met listen en met lagen huig doet zwellen,
 
Okselklieren opzet, de liezen corrumpeert
 
Van het avonduur, dat, met een mauve spoeling in
 
Het haar - de avond heeft de haren telkens anders -
 
De vervolmaking wacht.
 
Een zwaluw is het dan, die voor
 
De finishing touch zorgt, met opengesperde kaakjes
[pagina 29]
[p. 29]
 
De atmosfeer schoonveegt en verdwijnt,
 
Verdwijnen, weet U wel, maar niet zonder sporen na
 
Te laten die te velen van de slaap beroven.
 
Wie heeft er in dit teken ooit 't geduld,
 
De deemoed opgebracht om alle soorten bloesem met
 
Zijn eigen oogwit te vergelijken, om de iris
 
Te bedekken, en z. zo een indruk te verwerven
 
Van het toekomstig dodenmasker? Zijn keuze zal
 
Tenslotte vallen op een snipper van een keukenrol.
 
Want wij sterven als gloeilampen, die, men weet het,
 
Onmogelijk onverslijtbaar geproduceerd kunnen worden:
 
Men moet ook om de toekomst denken. En,
 
Voor wie dit te kras geformuleerd vindt,
 
De schildersleerling heeft zoiets nooit gezegd.
 
Hij zwijgt, staat stralend naar de aanstromende massa's
 
Gekeerd in de ingang van Barnum & Bailey
 
Tot de oneindige, oneindigste macht.

II De zwarte markies met suikerziekte

 
Er is iets misgelopen met de tijd:
 
Wie ooit dat heerschap, op zijn paasbest
 
In de paternalistische kleur van irissen,
 
Het verdachte huis van gisteren heeft zien uit-
 
Komen, zal dit beamen, met
 
Of zonder rozijnen glimlach. Het
 
Onmogelijke heeft plaatsgevonden, en zoiets kan
 
Niet pluis zijn, nu niet, hier niet, nooit.
 
En, zo gaat dat, terwijl de corruptie der polaire
 
Categorieën om z. heen grijpt als de populariteit
 
Van filterkoffie -: in ieders dromen,
 
Fragmentarische producten van smartelijk smeulen,
 
En op elk denkbaar perron treffen de genummerde
 
Employé's liggende lichamen aan, waarboven
 
Het individu in ijdele suspensie
 
Vertwijfeld & vergeefs pogingen in het werk
 
Stelt om de afstand, ingeweekte tijd,
 
Te overbruggen. Maar het is als met een kind
 
Op zwemles, dat nog niet duiken kan en
 
Haar ringetje op de bodem weet van het bassin,
 
Met de geest van de ontslapen Pharao
 
- Waarom sterven zij zo vredig als de geur
 
Aan een sering ontglijdt? - die boven
 
Zijn sarcophaag hangt in het tuigje van
[pagina 30]
[p. 30]
 
't Hiernamaals: de tijd, die saboteert dit,
 
Elk noemenswaard project. Er zit
 
Niets anders op dan om hem af te danken,
 
Te ontslaan, - in elk geval:
 
Zijn werktijd te bekorten, zoals maatregelen
 
Die men treft tegen een muitende bemanning:
 
Onwrikbaar, omdat het recht zijn loop
 
Hernemen zal & moet, maar toch met iets van spijt
 
Dat er van zulke kranige kerels niet wat meer
 
Terecht gebracht is kunnen worden.
 
Dat is, U zegt het goed, niet ieders werk.
 
En van al de menigvuldige kandidaten, die,
 
Wanneer het comité heeft plaatsgenomen in
 
De vertrouwde schaduw van de Europese lindebomen,
 
Hoewel de moderator nog rabiaat hooizolders & bovenkamers
 
Overhoop haalt, op zoek naar een bruikbare mandoline,
 
Z. komen presenteren, van de vergrijsde kardinaal
 
In battledress, de aamborstige sportman,
 
De amateursjamaan met kalkoensnek en
 
Gepocheerde wangen, de gewetensvolle drinker, tot
 
De idiosyncratische fakir toe, wiens okseldamp
 
En cariëtische adem even gretig
 
Opgesnoven worden als die van fresia's
 
Door de liefhebbers van de entr'acte-muziek
 
Uit Rosamunde, en die aan dit benijdenswaardig kenmerk
 
Een wetscherp inzicht parenteert
 
In de fluctuering van de conjunctuur, worden er
 
Maar twee, die, weliswaar strijdig met de eisen
 
Van het savoir-vivre, maar perfect conform die
 
Der efficiency, voorlopig onbenoemd blijven,
 
Volledig serieus genomen: aanschouw
 
Het twijfelspel, als op een kopje verse thee,
 
Op het mythogene, van Schönheitsfehler
 
Echter allerminst verstoken snuitwerk van onze president.
 
Het vindt een parallel in het eigenaardig gedrag
 
Van onze beide helden; kijk ze unduleren!
 
Ze vloeien in elkander over, splitsen weer,
 
Als dux en comes, en na het schisma
 
Heeft nummer één het gezicht, de handen of zo
 
Van de ander over-, aangenomen. Het valt niet mee,
 
Zo, om de gestalte van een van twee
 
Goed op z. in te laten werken, want vóor
 
De impuls, het in een krantepapieren bootje
 
Neergepoot tinnen soldaatje met een boodschap
[pagina 31]
[p. 31]
 
Om zijn been het riool in is kunnen verdwijnen,
 
Sterft het kind, dat speelt en op de nominatie
 
Staat voor de bijbehorende gevoelsfunctie,
 
Laat het kind, dat als een paddestoelwolk
 
Opstijgt uit zijn lijkje, een vlieger op
 
In de militaire kleuren. Wat schiet er anders over
 
Dan de krant maar open te vouwen en de benen
 
Op elkaar te ruste te leggen?
 
Wat moeten wij, nu de interne berg
 
Van de geschoren kruin, waar de goden elkaar
 
Beoorlogen of naaien, tot in de zoom die in
 
De vlakte sleept met sawah's in cultuur
 
Gebracht is, nog met één standvastig krijgertje
 
In de goot? Daar hoeft maar één
 
Genie in te liggen en we zijn
 
Helemaal nergens meer. Och heer, nu wordt
 
Het krachtig donker, gaan aan de overzij
 
De lichtjes aan. Een koppel gezichten
 
Zwelt aan, als de oceaan wanneer Adriaan
 
Roland Holst een venster openzet, -
 
Hun expressie verschilt als een staatkundige
 
Van een natuurkundige landkaart, als een taal-
 
Van een redekundige ontleding: hun onderwerp
 
Is eender. Laat ons hopen dat het de deficiëntie
 
Van de tijd is, niet de wederkerige
 
Invloed van polsslag en horloge, de bekoring
 
Van de dood of andere verfijndheden.
 
Wolken zijn soms van een parelgrijs,
 
Dat men nooit bij bloemen ziet, ten hoogste
 
Eén keer in een heel leven bij een spijkerbroek.
 
En een schedel, die is wit als koffiemelk
 
Of als het schuim in de mondhoeken van
 
Een verliefde dichter. Maar ziet, de diaprojector
 
Klikt, en de wolken zijn wit, de schedel verkoolt;
 
Een observatie van een flauwigheid, afgrondelijk
 
Als je allemaal nagaat wàt er op het spel staat:
 
Identificatie van het ene gezicht, lijdend
 
Als aan de ziekte van de derde stand, waarvoor
 
De kreeft het zinnebeeld mag zijn, en in
 
Een uiterst precair equilibre op een principe,
 
Zo koud en abstract, dat niet alleen
 
Het voorstellingsvermogen van Paulus VI
 
Maar zelfs dat van Jorge Luis Borges tekortschiet.
 
Wij weten dat er tussen de planeten
[pagina 32]
[p. 32]
 
Een luchtledig is, een ‘niets’, maar ook
 
Dat die ruimte desondanks, zij het wellicht
 
Enkel grammaticale, aspecten bezit die ons ervan
 
Weerhouden aan te nemen, dat het echt
 
Niéts is, wat daar speelt.
 
Welnu, op het tweede gezicht der beide
 
Exécutairs leest, dodelijk onthutst, de president
 
Een niets, dat z. tot dat van het heelal verhoudt
 
Als de coïtus tot Hearts Beat and Shades
 
In Physical Embraces, en hij hoopt van ganser harte
 
Dat hij z. op grond van de tijd vergist.

III De grote kikkerkoning

 
Komt zo & nu de avond niet, de jonge, argentijnse
 
Weduwe met slanke keel, die, ach, die z. schaamt
 
Om de dorst die haar kwelt: zonder te zingen,
 
Zwijgend als een gefotografeerde krekel, neemt men
 
Aan haar éne voet, bittere standplaats van
 
Deze bergketen van favoriete bewustzijnsinhouden,
 
In de voorgeschreven tinten van rouw en bekoring
 
Niet de koppen waar van uitgekapte staten-
 
Bondspresidenten op de top hunner idolieke verstening,
 
Nee, nee, minder stabiel, mythischer: elk van
 
Des avonds tenen draagt een nieuw gezicht.
 
Of draagt, - een wolk is perpetuum mobile,
 
Is verandering, en dit moment is het: het beeft,
 
Stom & treurig als de mimiek van vissen,
 
Het deint, verspreid over een latifundium
 
Van verschijnen en verdwijnen, als de rechtopgezette zee.
 
Op die zee een schipbreukeling, die, uitgeput
 
Van dorst geen eiland meent te zien, maar in de kuise,
 
Domme verte niets dan de Venus van Botticelli,
 
Etherisch & duurzaam als laatste adem op
 
Een zakspiegeltje: hij zinkt alweer weg,
 
In de struise, inventieve brei, de moederkoek, en zijn
 
Verdwijnen begeleidt verschijnen, vormen rijzen,
 
Dalen, bezadigd als een van Boeddha's buikplooien
 
& in schijn onstuitbaar, - een eikel, die
 
Z. zwellend opwerkt uit de voorhuid.
 
Wie hier nog kan ontkiemen, tot aan de boord
 
Tussen de al maar originelere releases van het beeldend
 
Vermogen van deze situatie, die steekt
 
In geen geval nog een bergrede af; groter tong
[pagina 33]
[p. 33]
 
Is nodig om in dit hars, dat mieren vangt
 
Ter grootte van botsautootjes, een open plek
 
Te likken. Zo houdt de gestalte ternauwernood
 
Z. staande & zwijgt; haar omstuwt in donker
 
Ceremoniëel een stille ommegang
 
Van functionarissen zonder voeten aan
 
De grond: geen schip heeft nog een anker,
 
Al valt het peillood uit met de labiele regelmaat
 
Van het hart, dat links zit in de borst.
 
Geen vogel heeft nog ogen, al verlicht
 
Het flitslicht van een mobiele, meervoudige röntgen-
 
Apparatuur elke plaats waar het diertje
 
Nooit meer zitten zal.
 
Bijvoorbeeld de natuurreservaten, de broeierige
 
Borstharen van de wereldbol, waar zelfs de bloemen
 
Een sterfelijke ziel hadden en de flamingo's
 
Deftig rondstapten als de leden van de konink-
 
Lijke familie: subversieve oosterlingen, van wie,
 
Fluistert men, lange tijd kleine portretjes,
 
Handig van formaat als spiekbriefjes, in omloop
 
Geweest, of in bepaalde, onvindbare voorsteden nog zijn,
 
Hebben er hun vloek over uitgesproken, er een volks-
 
Tuintje van gemaakt, een bed met Indisch hennep.
 
Daar zitten kleine, gele bloempjes aan,
 
Waar iedereen moeiteloos even lang in kijken kan
 
Als in het oog van Ina Damman, en pessimistisch
 
Profeteren dat het eerstvolgende verdwijnen
 
Gobi en Sahara deze ongekende bloei verschaffen zal,
 
Niet als het lentewonder, wanneer z. de natuur bedwelmend
 
Opent als de mond van het kind met merelogen, die
 
Zij éven accentueert met een vleugje van de dood,
 
Nee, volgens de wetten van vraag & aanbod:
 
Er zou vraag komen naar de woestenij
 
Als beeltenis en stamgrond.
 
Dit is het aarzelende vrijheidsbeeld te gortig,
 
En staande op zijn slanke ooievaarsbeen,
 
De dij fraai belicht, neemt het het besluit
 
Z. zijn deel van de lentemetamorfoses niet te laten
 
Ontgaan. En, als het in een wieldop spiegelende
 
Beeld van een handelsreiziger, die voldaan
 
Een winkel uit komt, als het merkplaatje
 
Van een Jumbo-stofzuiger verschiet het van vormen.
 
De avond, de jeugdige, argentijnse weduwe
 
Houdt de adem in, zwijgt, terwijl de vluchtige,
[pagina 34]
[p. 34]
 
Mythische evenbeelden aan haar voet, die keten
 
Van favoriete bewustzijnsinhouden, de monden open doen
 
Om hun verontwaardiging, geel als merelsnavels,
 
De vrije loop te laten. Vilten bomen, indecente
 
Rotsen, - ze treden terug, als
 
De grote kikkerkoning opkomt, - goed,
 
De witte vlag in de hand, maar toch maar opkomt.
 
Wat zal hij doen? - Wat kan hij doen?
 
De avondlucht, larmoyant & clichématig als parijse
 
Cafétiers aan zijn ongezonde borst drukken?
 
Protesterend gegiechel, het snuift van verontwaardiging.
 
En waardering voor de als nieuwe aardappels glanzen-
 
De wratten waarmee die borst bezaaid is als weleer
 
Bismarcks borst met decoraties,
 
Kan naar gefloten worden. Dat gebeurt dan ook:
 
IJzig sjirpt de wind, of wat er waait
 
Om de schoenneus van rotsen in ketens, en brengt
 
Het tot een fluittoon, als had de koude stoom
 
Van de verandering een hoogtepunt bereikt:
 
Sesam, vooruit nu maar!
 
En zoals wanneer er een zweer zou breken,
 
Alsof de gigantische buik van een rechtopgezette
 
Kever, oneffen als de schil van citrusvruchten
 
Een emissie uitgaf van het oneetbare en het on-
 
Vergetelijke, of uit de contraptie van een italiaanse stad
 
Een zwerm duiven wordt gelost, doet z. de rots
 
Vaneen, scheurt de avond hypocriet
 
Zijn kleren. En van achter de schermen
 
Vindt er een serieuze opkomst plaats, in 't meest
 
Bestiale meervoud. Geen water ontspringt
 
Aan deze rotsen, niet de bekende lammetjes onthuppelen
 
Deze verlengde keizersnede, nee, een meervoud
 
Van geüniformeerde functionarissen zonder
 
Privéleven zwermt, gewapend met kniptangen, het leven
 
Van alledag binnen, verifieert, ook in de pluralis,
 
Bestaansrecht en toekomst van onverschillig
 
Welk object van om het even welke verandering,
 
Dat dat recht, die perspectieven pas
 
Aan het optreden dezer ambtenarenstand ontleent.
 
De vrede oefent een vervullende, bevredigende
 
Functie, loopt op numeriek verbluffende
 
Voeten, is van elke individualiteit verstoken
 
Als een stembiljet in een bus, een proton
 
In een straling.
[pagina 35]
[p. 35]

IV De perverse page met het rechte ruggetje

 
Eindelijk zucht de volontair, hij ziet
 
Z. zelf zitten, zijn geheugen afmattend om
 
Te achterhalen wàt toch met zijn verdwijnen
 
Die vlek heeft doen verschijnen, die vingerafdruk
 
Nagelaten op zijn netvlies. En, beseffend
 
Dat hijzelf niet meer is dan
 
Een askruisje op het voorhoofd van
 
Zijn achtergrond, ontspant hij, zoekt hij
 
Zijn plaats op als een nikkelen kogel in
 
Een flipautomaat. - Verse, rauwe loodlijnen
 
Dropt dan thans het zenith, en de jongen
 
- De muze is voorlopig mannelijk -
 
Betreedt in rinse roes de tonsuur; aan de slapen
 
Verstijven de stevige berken, bij uitstek
 
Erogene boompjes, elk blaadje verzorgd,
 
Bij zijn aanblik, geraken in een plateau
 
Van spanning om zijn lach van leeuwin,
 
Zijn ogen uit Thailand, zijn mond als een bijlslag:
 
Miraculum nefaste. Hard als Solinger staal
 
Gaat hem de eerste persoon tegemoet,
 
Het geluid valt uit, en in een gereduceerd
 
Aantal dimensies voegen zij hun zachte,
 
Arme lippen, ineen. Copieus geïllumineerd
 
Wisselen hun baardstoppels een groet
 
Uit als twee dansgroepen avondmuggen,
 
Kruisen hun geslachtsdelen elkander
 
Als de beide sabeltjes die in standaardwerken
 
Der strategie een veldslag symboliseren,
 
Ja, als de vingers van een welp
 
Die salueert. En de twee linkse ritmen
 
Gaan op elkaar in als de tandwielen van
 
Een goedkope klok, en vormen zo - blijkt het -
 
Een mars zonder maat, waarop het goed
 
Is gebeuren. De kleuren van hun verenigd haar
 
Snellen in de gedaante van eekhorentjes
 
Het nuffige bos in, en het rauwe middaguur
 
Wordt van chroom, verdacht & helder.
 
En aan de bedorven jeugd van onze vegetatie
 
Ontspruit een waar voorjaar van evenbeelden,
 
Loopt een vergiet leeg vol plaatsver-
 
Vangende vrijheid. In het mos, dat vertrouwen
 
Wekt als een boezem van schuimplastic,
[pagina 36]
[p. 36]
 
Is de grapefruitblonde natuurmaagd ingebed,
 
Dociel & verwonderd als zij reeds méér
 
Dan twintig jaar dagelijks gevioleerd wordt
 
Door een bohémien met wisselend uiterlijk.
 
Tussen de oxygene kostschoolmeisjes paradeert
 
De onbeschrijfelijke haan, de god, gekleed
 
In mexicaanse lellen, in purper, robijn
 
En adembenemend violet, met diamanten
 
Krulspelden in zijn hoofdhaar (geurig zwart
 
Als notenstruiken 's nachts), zijn assyrische baard
 
(Geparfumeerd met het lichte zweet dat lelies
 
Uitbreekt wanneer de maan verstrooid & spottend
 
Haar waaier één moment over hun voorhoofd
 
Strijkt) en in zijn schaamhaar (imposant
 
Als de vacht van een wolf) dat groeit
 
Als rente. Zijn gewaden, van zijn schouders
 
Omlaag skiënd als heraldieke tongen, zijn olieduur,
 
En uit zijn mond met dubbele tong stroomt goud
 
En toeristenkaarten voor het land waar alles kan.
 
In elk van zijn voetsporen, die de aarde bij
 
Blijven als een eeuwigdurend merkteken,
 
Vergieten houri's de balsem van
 
Hun tranen. Ongeschoren baby's slingeren zich
 
Aan hun staart door de blanke boompjes, nerveus
 
Als de stengels van waterplanten: vleugeltjes
 
Ontbreken er nog maar aan. En elders, evenzeer
 
In deze idyllische omgeving, zit
 
De stotterende, brilliante smid, die op al de
 
Wapens spuugt, maar niet kan inzien dat
 
Zijn smeden lijkt op dat, dat wapens maakt.
 
Hij vervaardigt zo dodelijke oorbellen, verderfelijke,
 
Apocalyptische halskettingen, fatale braceletten.
 
Elk daarvan houdt hij met beringde vingers
 
Als een kassier tegen het licht, als wilde hij
 
De maat nemen van de krankzinnige verwoester,
 
De koperen ploert. - Goedertieren welvingen,
 
Gebenedijde uitspansels omvademen vol matriarchale
 
Intenties dit bos vol gestalten, en de zwanenwoede,
 
De weldadige toorn die in dit park tegen
 
Deze grootheid aangemeten zijn zou, doet de twee
 
Figuren niet aan: in de houding staan zij
 
Doodstil, lijf aan lijf. Hun adem is
 
Een stilstaand water, koel, hun ogen
 
Zien dit alles niet. Die exploreren,
[pagina 37]
[p. 37]
 
Dichtgeknepen, zodat er op de ouwelijke bundel
 
Rimpels een weinig viscueuze druppel aarzelt,
 
Een particuliere duisternis. Hun beider billen
 
Vullen elkander perfect aan tot een figuur,
 
Strak & ons allen overbekend
 
Uit de leer der celdeling. Maar
 
Niets is duurzaam. En als het uur
 
Aftrekt op de toon van doedelzakken, capillair
 
Een in-verdrietig donkerblauw opstijgt in de
 
Rondte, de dimensies met kijvende stemmen hun positie
 
Terug komen eisen, verliest hun duisternis
 
Zijn lastige karakter. De openbaarheid
 
Infiltreert, en als een muzikale vondst
 
Openen zij hun ogen, zien het wederkerig
 
Zwart & diep, en wikkelen hun lippen,
 
Zachte, arme zwachtels los.

V De zwaargelipte, lomp gracieuze, die in de brekende ogen van de door de zwarte dood geteisterde feestelingen vleugels krijgt

 
In de elpenbenen benedenstad, waar pittoreske steegjes
 
Een kortstondig & verward leven leidden als takken
 
En gewrichten van een brandend braambos, stond
 
De oude muzikant: wit woeien zijn haren van
 
Zijn schedel, blank als dagmelk; op zijn grote
 
Ogen, wijd opengesperd als die van de aartsvader, die
 
De kleurloze gloed van de eeuwigheid in aantocht
 
Weet, lag een net van romige adertjes, constant
 
In beweging alsof er regenwormen doorheen
 
Kropen, alsof dit buizenstelsel
 
De laatste vingerwijzingen van boven
 
Van hot naar haar communiceerde. Niet enkel
 
Die blinde oogbollen werden door dit bood-
 
Schappennetje overwoekerd: ook het perkamenten
 
Voorhoofd, de kale helft van de schedel, ja,
 
De straten zelf leken in dit levend net
 
Gevangen, dat, naar gelang er een romantische
 
Straatlantaarn, een realistisch venster of
 
Een school mystieke hemellichamen aan floepte,
 
Zijn kameleontische aard verried, maar zonder invloed
 
Bleef op het vioolspel, dat de oude
 
Humaan & regelmatig voortbracht.
 
Niet aldus in de jongere stadsgedeelten.
[pagina 38]
[p. 38]
 
Daar was het revolutie, - of revolutie:
 
Er waren in elk geval barricaden
 
Opgeworpen, maar, kroop men nabij op palm en knie,
 
Onderzocht men de klinkers uit dit wegdek
 
Opgebroken, dan bleken die van peperkoek,
 
En onderzocht men die koek, dan brak
 
Dat lelijk op: die koek was als steen.
 
Er werd geschoten, ook: gevuurd,
 
Maar uiterst regelmatig, - misschien
 
Werden er in versneld tempo salvo's af-
 
Gevuurd op wie daar maar voor voelde,
 
Daar niets van voelde: dat schieten klonk,
 
Maar doodde niet. En op de barricaden
 
Stond een held, een jonge, emotionele voorvechter
 
Van zijn klasse. Zoals het hoort, zijn hemd
 
Was opengerukt, de knopen waren
 
In verwijderd verband met het functioneren
 
Van fragmentatiebommen alle kanten op
 
Gevlogen, zijn varkensleren borst bood
 
Een reeks van blinde stopcontacten aan
 
De heldendood. Zijn ogen straalden,
 
Blauw en zwart, en in zijn hand stond boven
 
Zijn hoofd, als een maan, het geweer:
 
Dat wees de weg, dat mooi geweer.
 
Het was ingelegd met kornalijn,
 
Saffier ter grootte van de teennagels
 
Van een zondagskind, de trekker stak
 
Uit de kokhalzende kolf als een nachtegaals-
 
Tongetje, de vizierkorrel was zo zeer bescheiden,
 
De clitoris van een verre geliefde,
 
En de loop, die geurde naar olijfolie,
 
Thijm en marjolein. Het geweer kon schieten,
 
Maar doden niet. De jonge held
 
Kon niemand doden: daarvoor was hij
 
Te bezorgd om zijn eigen lichaam.
 
Een zachte shawl scheidde zijn hoofd
 
Van zijn borst, zijn hoofdhaar bood plaats
 
Aan een nest zwarte zwanen, en
 
De krijgshaftige bewegingen van zijn bekken
 
Waren sensueel, als was hij een aap
 
In ballingschap, die op de maanlichtovergoten
 
Markt van Oeljan Bator liefdesdansen
 
Uitvoert voor zijn cipiers.
 
Hij doet aan revolutie, omdat de revoluties,
[pagina 39]
[p. 39]
 
Zoals alles, zijn vergeten. En waar
 
Zou hij anders nog gelegenheid vinden
 
Om zijn toespraken, beroemd van alle
 
Objectsloze festiviteiten, te vervolmaken?
 
Hij spreekt toch zo plastisch!
 
Wanneer hij, lenig als een hordeloopster,
 
Op de barricaden springt, die
 
Hij niet heeft helpen bouwen, en
 
Het geknetter van het vuur niet eens het zwijgen
 
Op hoeft te leggen, om z. verstaanbaar
 
Te maken, en spreekt, dan huiveren
 
Zijn toehoorders alsof hun botten
 
Hol waren, recht en van binnen
 
Opgestopt met kaviaar, - geenszins
 
Met bloederig zand, en er een laadstok,
 
Een stamper in op & neer bewogen werd.
 
Want geen van hen, als haren klevend aan
 
De moordwapens van deze regionen, deze wijk,
 
Die eraan denkt zijn woorden voor de zijne
 
Aan te zien, of voor die van een
 
Of elk van hen. Hij spreekt, maar eer
 
Zijn woorden, als stieren of het peloton,
 
Die de arena, het stadion binnenspurten,
 
Zijn lippen óver zijn, is het niet hij,
 
Die aan het woord is, zijn het niet zij,
 
Die z. voor hem open stellen,
 
Maar zijn er woorden onder hen,
 
Onduidelijk & simpel als de geur
 
Van middageten. Er waaien dan wat kranten
 
Door de straat, die niemand - niemand? -
 
Ertoe brengen het ontstoken keelgat van
 
De wind te zoeken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken