Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 3 (onder ps. Samuel Falkland) (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 3 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 3 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 3 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

Scans (13.10 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 3 (onder ps. Samuel Falkland)

(1905)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 115]
[p. 115]

Meeningen over S. Falkland.
(Honden-afternoon-tea.)

Het volgende wordt gesproken op het erf achter Falkland's huis. Boddy, een groote roodharige erfhond; Toos, een puck; Tips, een schoothondje. Verder: vliegen, muggen, mieren, een pot rijst enz. Later een poes. Een deur slaat dicht.

Boddy:

Is hij weg?

Toos:

Hij is weg.

Tips:

Laat ons profiteeren om kwaad te spreken.

Boddy:

Hij is leelijk.

Toos:

Hij is inderdaad leelijk.

Tips:

En welk een néus;

Boddy:

Wat zien wij in dien man dat wij voortdurend kwispelstaarten als hij verschijnt en blijdelijk janken?

Tips:

Wanneer ik kwispelstaart doe ik zulks meer omdat de vliegen mij hinderen; in de tweede plaats omdat mijn staart toch voor ìèts moet dienen - gekheid is gekheid: wanneer je een lichaamsdeel niet gebruikt vergroeit het en een vergroeid staartbeen, zooals hij er een heeft, zou mij niet passen; - in de derde plaats gùn ik hem het genoegen te

[pagina 116]
[p. 116]

denken dat ik dankbaar ben voor beentjes en voor brood. Onder ons gezegd hecht ik niet het minste waarde aan het kwispelen mijner staart. Zulks beschouw ik als een reflexbeweging.

Toos:

Hij is verduiveld egoïst. Dat gaat maar uit en laat ons thuis. Met welk recht, vraag ik? Het is ongezond aan een ketting te liggen. Wat zou hij zeggen, wanneer wij hèm aan een ketting leiden?

Boddy:

Indien de natuur het in hare bedoeling had ons te martelen, had zij ons mèt ketting doen geboren worden.

Tips:

O zoo! Ik lijd aan slechte spijsvertering. Hij is een tyran.

Boddy:

En waarom doe je dan zoo mal, als hij je mee neemt op straat.

Tips:

Primo omdat ik verheugd ben eens iets anders te zien dan altijd diezelfde kamer en àltijd dien man met zijn houtjes-gewurm boven een tafel.

Toos:

Wat zou hij doen zoo een ganschen dag.

Tips:

Dàt schrijft!

Boddy:

Ja-ja. Dat schrijft!

Toos:

Welk een bezigheid! En welk een overdwaze ambitie.

Tips:

Hij is verregaand ijdel, schrikbarend ijdel.

Boddy:

Hij werkt voor de onsterfelijkheid.

Tips:

God-beter-me!

Toos:

Ik vind het geenszins genoeglijk met hem te wandelen. Als ik niet bij hem blijf en te veel boomen of lantaarnpalen beruik - wat toch ontegenzeggelijk zekere genieting in zich heeft - slaat hij mij. Welk een hersenloos individu. Bij eenig nadenken zou hij kunnen begrijpen dat het niet alles is uren lang een paar afgetrapte broekspijpen en scheefgeloopen bottines te zien.

Tips:

Hij is niet toerekenbaar.

Boddy:

Hij is - permiteer mij het woord - een

[pagina 117]
[p. 117]

schandelijk despoot. Als wij hem gehoorzaamden stierven wij met geen andere visie van het buitenleven dan zijn hakken en broekranden. Ik vraag: is zulks voor ons een genoegen? Is het niet verre van esthetisch?

Toos:

En in deze gevangenschap moet ik eerstdaags moeder worden!

Boddy:

Zèlf eet hij magere lapjes: wij moeten ons vergenoegen met rijst en nog eens rijst. Zou het een van ons in het hoofd opkomen rijst te eten als wij in vrijheid leefden?

Tips:

Onze voorouders zouden ons smakelijk uitlachen als ze ons hier zagen als vegetariërs!

Toos:

En mijne ongelukkige kinderen in slavernij geboren!

Boddy:

Hoe zonderling is het bestaan van dezen man, mijne vrienden. Laten wij hem beklagen, hem met ons staartgekwispel voor den gek houden en meelijdend aanzien zijn dagelijksch pennegewurm.

Liever is het mij in lijdzaamheid zijne scheeve hakken te volgen dan dat ik zoude neerzitten, pogend de onsterfelijkheid te verschalken.

In ieder geval verschaft hij òns een bête genoegen.

Ons zwijgen is veelzeggender dan zijn gespreek.

Ons is hij een clown, ons een komiekeling.

Kan het gode een welbehagelijk werk zijn zooveel papier te verkladden?

Wat zoudt gij beiden van mij zeggen en denken zoo ik mijne dagen op zijne wijze verliederlijkte met slapen, eten, rooken, pennegewurm?

Er is weinig berustends in dezen man.

Ik bij mijn rijstbak aanschouw dit leven zònder ijdelheid.

Als hij mij niet wascht en kamt; ik zal het niet doen.

Hij laat zich regelmatig knippen en scheren, trekt

[pagina 118]
[p. 118]

eenmaal in de week een schoon boordje, eens in de veertien dagen een paar schoone manchetten aan.

Ei, waarom?

Vermeent hij iets te kunnen verwikken aan het verstandig noodlot, dat geen onderscheid maakt tusscheid zijn botjes en de mijne?

Ik laat mij niet lompen.

Waarom zou ik mijn zieleleven bij het zijne en dat zijner kornuiten achterstellen, zoolang wij naar de waarheid tasten?

Wij zwijgen, geven ons niet bloot, bouwen geen dwaze hypothesen - hij en zij kniezen, lamenteeren, bezaniken de eeuwigheid.

Laten wij dien man beklagen, mijne vrienden.

Zooals wij hier liggen, deze erve bekijkend met onze koppen wijsgeerig rustend op de pooten, past het ons medelijden met hem te hebben.

Hij is gebonden aan stand, zedeleer, mode, fatsoen - wij glimlachen.

Ziet gij hem nu weder in de kamer verschijnen?

Negeert hem thans en bekijkt hem.

Welk een zonderling onmenschelijk individu!

Altijd stank en walm van pijpen uit zijn mond, altijd grijns van denken in zijn oogen, alsof hij in wáárheid denkt....

Toos:

Waarachtig, hij gaat weer voor zijn tafel zitten.

Tips:

Hij geeuwt.

Boddy:

Hij is zéér leelijk. Ik zou niet voortdurend zoo op mijn achterste pooten willen staan.

Toos:

Wèer neemt hij het houtje tusschen de vingers.

Tips:

Hij schrijft.

Boddy:

En dat wij hem zoo dag in, dag uit moeten zien. Het is waarlijk geen pretje. Ik beleef nog liever de hondsdagen.

[pagina 119]
[p. 119]
Toos:

En te denken dat wij zijn kauwsels eten.

Tips:

En hem dankbaarheid dienen te betoonen!

Boddy:

In elk geval bespaart hij ons de voorlezing van zijn geschriften. Laten wij hem dáarom liefhebben.

Tips:

Dát moest er nog bij komen! Als hij daarmee ooit gaat beginnen, snij ik er tusschen uit.

Boddy:

In het algemeen is een mensch geen sympathiek beest.

Tips:

Het is moeilijk aan te nemen dat zij allen zoo zijn als hij.

Toos:

Op straat zie je ze allemaal op dezelfde manier: broekspijpen en laarzen. De teefjes bij hen zijn onuitstaanbaar. Mijn hemel, welk een krankzinnig denkbeeld om zooveel lappen aan het lichaam te hangen.

Boddy:

Wat zou hij nu schrijven?

Tips:

Hij embêteert me! 't Is niet om aan te zien! Was ik maar bij mijn vroegeren baas gebleven. Die was barbier en doodgraver.

Boddy:

Wat is hij léelijk.

Tips:

Daar komt de poes ook.

Toos:

Spreek me niet van de poes. Welk een slaafsch beest! Dat zit telkens bij hem op de tafel, geeft hem kopjes, spint. Ik mág dat dier niet.

Boddy:

Apropos poes: wat doet die man den heelen dag.

De poes:

Dat gaat mijn verstand te boven. Dikwijls kijk ik vlak bij zijn handen toe.

Het is innig-mal, wel het àllergekst dat ik van mijn leven gezien heb.

Die man is nooit goed in orde.

Met een natte haar trekt hij lijntjes, spiraaltjes, krulletjes, nulletjes, tirelantijntjes en zoo uren achtereen.

Soms kijk ik hem aan en denk: man hóe hou je het uit? Waar haal je het geduld van daan? Schaam

[pagina 120]
[p. 120]

je je niet je dag zoo te verdoen? Ik zou voorwaar kramp in mijn hand krijgen. Ja. Ja. En dat zoo iets kan bestaan!

Het is gewoon-weg onwijs. Als een kater dermate mal deed zou je hem opsluiten. Is het waar of niet? En dan hij is zoo leelijk.

Boddy:

Zeg dàt wel.

Toos:

Bij mijn vroegere eigenares had ik het beter. Die was baker.

Tips:

Het is hondsch dat zóó iemand er honden op na houdt. Het moest verboden worden. Het hof mag ik niet maken, van de straat mag ik niet eten en voor compensatie dat eeuwige stil-liggen om mijnheer niet te storen.

Boddy:

Laten wij in Godsnaam maar weer gaan maffen. Dan zíén wij hem niet.

De poes:

En dàt noemen ze 'n schrijver. 'k Zal blij zijn als 't nacht is.

Zij slapen in.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken