Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 3 (onder ps. Samuel Falkland) (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 3 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 3 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 3 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

Scans (13.10 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 3 (onder ps. Samuel Falkland)

(1905)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 159]
[p. 159]

Grap.

‘Wat schéelt jou toch Piet?’ -, riep de soubrette van uit den anderen hoek: ‘is je wat gebeurd?’

Piet zal stil en hangrig, den kraag hoog toegeknoopt om den vetten hals, het gladde komiekengezicht zorgvol en zwaar van verveling.

‘Niks,’ gromde hij. De spoorwagen dreunde geweldig. De Salon-athleet Oliveira, die zich ‘the wonderful Nelson’ noemde, sliep naast drie dames van het Tyroler Zangterzet; de regisseur zes-en-zestigste op een reisdeken met Herr Schön van het Pantomime-troepje, met Bombag den liedjeszanger en met Boontje, den chef van de muzikanten.

Ze waren op weg naar een groote provincie-stad. In den coupé er naast zaten de anderen.

‘Nou Piet, lèkker ben je niet!’ -, riep Bombag, de zanger: ‘zeker kàtterig van vannacht!’

Piet antwoordde niet. De lippen bolden binnenwaarts in het gladgeschoren, ronde gezicht.

‘'n Haring!’ -, meende Boontje.

‘Hij het ruzie met z'n vrouw gehad,’ lachte de regisseur.

‘Ach klès niet!’, zei Piet, het hoofd in den hoek van den wagen leggend, doende alsof hij ging slapen.

[pagina 160]
[p. 160]

Maar er werd weer gestopt aan een tusschenstation en Boontje wipte er uit om een glas bier te gaan drinken.

‘Dat kon 'k oòk wel doen,’ zei Piet, den wagen uitspringend achter Boontje aan. Ze liepen op een drafje naar de koffiekamer, slurpten hun glazen met spoed, bonsden met nog natte schuimlippen terug in den coupé terwijl de trein in beweging was.

‘Nou, néé hoor,’ zei Piet, zich weder schurkend in zijn hoek.

Het begon verwondering te geven. Het was de éérste maal dat Piet, die een hartstochtelijk gokker was, niet mede deed aan het spel, terwijl hij pas veertien dagen gage ontvangen had.

‘Je ziet er bleek uit,’ lachte Boontje.

‘Hij heeft een ziekte onder de leden,’ ruw-schertste Bombag. ‘Heb je de mazelen al gehad, Piet?’....

‘Lachen jullie maar,’ gromde Piet: ‘'k ben 'r nààr an toe.’

‘Is 'r thuis mòt?’, informeerde de salon-athleet Oliveira, wakker geworden.

Piet, bij al die belangstelling, begon gedrukt te vertellen. De bolle ronding van zijn komiekig-gezicht boven den opstaanden kraag, was scherp van profiel tegen het beslagen glas van het raampje.

‘.... Me vrouw mot bevallen,’ zei hij serieussomber.

Dat gaf een algemeen gelach. Of-ie daarom zoo treurig keek? Daar feliciteerden z'm mee en dat gaf van avond 'n rondje!

Maar Oliveira, ‘the wonderful Nelson,’ vroeg goedig of er iets bijzonders aan 't handje was.

‘... Bijzonders nee,’ -, zei Piet, stroef, niet ingaande op de vroolijkheid van de anderen: ‘maar 'k zit in de zorg. In de zorg tot over me ooren... Maken jullie maar gijntjes!.... Ik weet me niet

[pagina 161]
[p. 161]

te keeren.... Reken is an, 'n vader en 'n moeder te onderhouen.... èn me vrouw... èn zes kinderen.... èn nou vandaag als God 't wil de zevende.... Da's om de haren uit je hoofd te trekken!.... 'n Huishouen van vier groote menschen en zèven kinderen!.... Je krabbelt zoo hard achteruit als 'r dagen in 't jaar zijn!’

‘Heb jij al zès kinderen en 't zèvend op de komst!’ zei de regisseur verwonderd.... ‘Da's goed voor rijkelui’ - en er was werkelijk even een meelijdend zwijgen. Maar Bombag, òngetrouwd, vond het geval zoo schrikkelijk niet.

‘Nou Piet, als 't ànders niet is!’

‘Weet jij veel wat je zegt!’ snauwde Piet, driftig in-eens: ‘Al die kinderen is 'n stràf! Wacht maar is tot je getrouwd ben.... En allemaal meissies!.... Da's nog 't ergste!.... Niet een jongen!.... En nou zit ik op heete kolen om te weten hoe 't afloopt....’

‘Krijg je bericht?’ - vroeg Boontje, de kaarten schuddend.

‘Van avond of morgen of morgen-middag 'n telegram.... 't Wil wat zeggen.... En werk je daar dood voor!.... 't Is om te huilen, om te huilen!’....

‘Nou hùil dan,’ lachte Oliveira weer goedig: ‘hùil dan! Wat kun j'r an doen?’

‘Ach ja,’ zuchtte Piet, onwillekeurig vervallend in den toon van komiek, dien elkeen graag hoorde, omdat hij de dingen zoo dróóg zeggen kon: ‘.... àls 'k maar huilen kon!.... Me heele leven heb 'k nog niet anders gehuild dan op 't tooneel.’

‘Nou da's me ook een smoes,’ zei Bombag: ‘jij heb net zoo goed gehuild in je leven als ieder ander.’

‘Op me woord niet,’ beweerde Piet met vuur: ‘ik huil nooit.... 'k Kan me den tijd niet herinren

[pagina 162]
[p. 162]

dat 'k gehuild heb.... Als ik verkouen ben huil 'k nòg niet!’

Het gesprek zakte weer door het doezelig gedreun van den wagen. De soubrette sliep èn de dames van het zangterzet dommelden tegen elkaar. De vier mannen bij de reisdeken hadden het kaartspel hervat en ook Piet, tobbende over het te wachten telegram, sliep in op het drenzend geschok....

Boontje zag hem zoo zitten met den mond open, làchte stil in zichzelf. Zacht sprak hij met Bombag en beiden zaten geheimzinnig te lachen.

---------------

De voorstelling was halfwege en Piet in de kleedkamer, die hij deelde met Bombag en Oliveira, ‘the wonderful Nelson,’ begon zich te schminken. Voor het spiegeltje stond hij in zijn flanel, groezelde zich een baard van stoppels. De liedjes van den ‘vroolijken beedlaar’ zou hij dien avond voordragen.

Bombag in rok, zat rustig te rooken, de sigaar wegstoppend voor de Brandweer als er iemand klopte.

De muziek zweefde met stootingen aan en soms was een donker gedreun van applaus.

‘Piet, ben je kláar?’ - kwam de regisseur: ‘vooruit! vooruit! De Moltons zijn klaar!’

‘Haast je maar niet,’ zei Piet, kalm: ‘ik ben er.’

Hij trok een oude jas aan, jas van grijslaken, overal gescheurd, zette een pet scheef op en nam het eindje sigaar in den mond, waarmee hij altijd succes had, omdat hij zoo komiek rookte.

Het schelletje voor het ritournel klonk.

‘Saluusjes,’ zei hij rustig, nòg eens in den spiegel kijkend. Maar gelijk werd er geklopt, bracht een kellner een telegram.

‘Wel àllemachtig!’ -, schrikte Piet. Het telegram beefde in zijn vingers, maar dan: ‘nee ik verdij het!... 'k Zal strakkies wel kijken.’...

[pagina 163]
[p. 163]

En opgewonden liep hij het trapje op naar het tooneel. Hij had veel succes. Driemaal werd hij teruggeroepen en driemaal reciteerde hij nieuwe moppen. Toen was het gedaan, sprong hij het trapje af, rukte de envelop open.

‘Ach lieve God!’, zei hij de handen in 't haar slaand en met een smak plonsde hij neer op een stoel. Bij de deur was een nieuwsgierig gedrang. Frees, de soubrette, stond in de gang met den regisseur en met Boontje en de dames van het pantomime-gezelschap drongen van achter op.

‘Nou wat is 't?’ -, riep Bombag, knipoogend met Boontje: ‘'n jongen of 'n meissie?’

Piet hield het telegram, half-verfrommeld, in de hand en begon zachtjes te snikken.

‘Wat is d'r nou, Piet!’

‘Piet mot je nou huilen!’

‘Wat staat 'r dan in!’

‘Piet! Pie-iet!’

‘Mot je nou huilen om 'n kind!’

Er kwam een pijnlijke stilte.

Piet, het hoofd in de armen, onder de vlam van de gaspit, kreunde, zonder opkijken. Boontje keek Bombag aan, verschrikt en Bombag werd luidruchtig van onaangenaam gevoel.

‘Wat is d'r nou?’ -, vroeg hij opstaand, Piet heen en weer schuddend.

‘O! O!’ kreunde Piet: ‘wat 'n slag! wat 'n slag!’

‘Is je vrouw niet... goed,’ informeerde de soubrette hartelijk: ‘Kom nou Piet!’ - en ze nam het telegram uit zijn handen, las voor:

Bevallen van twee gezonde meisjes. Vrouw en kinderen wel.

‘Twee rondjes! Twéé rondjes!’ lachte de regisseur: ‘Kom kerel wees wijzer! Mot je dáarom huilen!’

[pagina 164]
[p. 164]

‘Laat me met rust,’ zei Piet. En stil bleef hij snikken. Boontje, verlegen, kwam de kleedkamer in:

‘... Piet!... Piet!... Kom kerel, schei uit met je huilen!... Is dat nou.... Hèjassus, mot je 't zóo opnemen?’

Het was een náár gezicht. De vrouwen huilden haast mee. 'n Màn te zien huilen wàs naar.

‘Acht meissies,’ snikte Piet: ‘àcht meissies en me vrouw en me ouwelui!... Acht meissies!... Hoe mot je àcht meissies groot brengen! O! O!’...

‘'t Zal 'n vergissing zijn,’ meende Boontje.

Ze drongen allemaal om den huilenden komiek, hem toesprekend, maar hij bléef huilen met 't hoofd op de handen.

‘Kom nou kèrel,’ zei Boontje weer aarzelend.

‘Ach ruk toch op!’ beet Piet af en van onder de armen klonk de verzuchting: ‘Wat 'n straf! Wat 'n straf! Twee tegelijk!... Nog wel twéé tegelijk! Je zou zoo 'n end aan je leven maken...’

‘Nou 't was maar gekheid,’ zei Boontje in-eens, verlegen-lachend.

‘Wat is gekheid?’ -, stoof Piet op.

‘Nou met 't telegram... Da's van Bombag en mij... We wouwen eens 'n lolletje uithalen.’

Het was een wreed lolletje, waar ze spijt van hadden nu het zoo liep.

Piet zat even verbluft met een vies gezicht van tranen en schmink, zei geen woord.

‘'n Lolletje is 'n lolletje,’ verdedigde Bombag, ‘en als we gewèten hadden dat 't zóó zou loopen en dat je 'r zoo 'n verdriet... 't Is maar 'n stadstelegram’...

Maar Piet woedend dat hij er ingevlogen was, hield zich goed, had daadlijk een antwoord klaar: ‘Zoo?... Nou 't spijt me dat je me niet heb laten uithuilen... Dat deed me goed... Da's de éérste

[pagina 165]
[p. 165]

maal dat 'k huil... Hè, wat 's dàt lekker!... Net of je geniesd heb’....

---------------

Den volgenden dag kwam het bericht, dat de vrouw van een dood kindje bevallen was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken