Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 3 (onder ps. Samuel Falkland) (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 3 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 3 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 3 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

Scans (13.10 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 3 (onder ps. Samuel Falkland)

(1905)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 183]
[p. 183]

Eerezaken.

‘Wat 'n tuig - wat 'n tuig - wat 'n schorremorrie!’ herhaalde weduwe Knikkel, bleek van drift. Als ze nou maar iemand had gehad om mee te pràten, om d'r hart te luchten, maar ze had nièmand en daar raakte ze nog meer van overstuur. Lichtbevend luisterde ze aan de deur. O, o wat 'n tuig - wat 'n valderappus - wat 'n Judas - zoo pas de trap gedweild en het portaal - en zoò pas de matten uitgeklopt en nou dat stuk schorremorrie alles weer an 't bemorsen! - as ze vroeger opstond dat lui mirakel zou ze d'r bure niet zoo van last zijn!... Om drie uur kolen laten sjouwen... om drié uur. - Hoor nou is! - Je kreeg 'r 'n ziekte van op je lijf - al dat kolengruis op je schoone trappen - en die kerel met z'n vuile pooten alles inloopen en daar had je nou 'n kwartier an gewerkt! - Dat hield ze niet uit - zoo'n schorremorrie bestond 'r op de heele wereld niet en zóó 'n bovenbuur had ze nog nooit gehad. Met ingehouden woede, sterk in haar voornemen om dat mensch nou is góéd op d'r plaats te zetten, dee ze de deur open. Net kwam de kolenman met de láatste leege zak van boven. O, o, wat 'n boel - wat 'n stukgetrapt gruis, wat 'n zwijnderij! ‘Juffrouou-ou! - Juffrou-ou-ou!’...

[pagina 184]
[p. 184]

Boven, in het half-schemerdonker van het portaaltje, de haren nog onopgemaakt, het jak losjes omgeknoopt, kwam juffrouw Maandag.

‘Joe-oe-oe!’ -, riep ze, meenend dat 't de kolendrager was.

‘... En nou vraag ik,’ keef weduwe Knikkel ineens, zonder inleiding, zonder waarschuwing en wat wònderlijker was: in-eens in den juisten, preciezen, malschen ruzietoon van ènkel sleepende, vervelende, zanikende klanken; - ‘nou vraag ik of dat nòu most gebeuren - as ik pas me trappe gedweild heb - kijk nou is wat 'n zwijnerij - wat 'n zwijnerij en ik ben jouw meid niet - zoo ka-je wel an de gang blijve - an de gang blijve - an de gang blijve.’

‘Nou’ - repliceerde juffrouw Maandag, allergelukkigst overnemend den ruzietoon, even-zuiver zanikend met een stem die paf lag van verveling: - ‘nou en dan zal 't wel weer schoon worde - en krijg 't maar niet op je zenuwe - en dan zal je nog is dweile - je dweilt me ook - je dweilt me ook!...’

‘As je vroeger je nest uit kwam,’ keef weduwe Knikkel, nu meerder pijnlijkheden uitstootend; ‘en die kèrel van jou niet zoo lui was, dan had 't vanmorge kenne gebeure...’

‘En nou woùe wij niet en wat jij nou?’

‘'k Zal d'r met de huisbaas over spreke, hoor! - Dat lap-ie me niet nòg is! - Betaal je huur in plaats kole te koope!’

‘Mot jij wat van ons hebbe?... Heb 'k wat van jou an? 'k Heb maling an jou, an jou en je huisbaas!’

‘Om een uur opstaan - ópstáan - as 'n ander klàar is!... Nou je zal van me hoore, vulnis! vulnis!’

‘Vulnis? Vùlnis?’, herhaalde juffrouw Maandag, dieper buigend naar de trapopening, zich nu gehéél gevend, zonder eenige restrictie, in de volle merk-

[pagina 185]
[p. 185]

waardigheid van haar temperament, zànikend, zànikend over elk woord, dat ze tot dolkspits meende te scherpen: ‘vulnis die 't zeit! Wie is d'r 'n vulnis hier? Vulnis die 't zeit! Mijn vulnis is nog te goed voor jou!.. Vulnis! Vulnis! Dàt durft vulnis zegge!... Als je zellef vulnis ben, mot je 'n ander geen vulnis noeme!... Vulnis! Vulnis!... Waar leit je man begrave, dat-je je weduwe noemt?... Dat noemt zich weduwe! Weduwe!... Weduwe Knikkel! Hahaha! 't Is om je dood te lache! En dat noemt 'n ander vulnis! vulnis! vulnis!’

Nou die was raak geweest. Weduwe Knikkel zweeg even. Op. Op. Maar dan met 'n aanloopje, zoekend naar de heftigste geniepigheden om dat schepsel van boven te sarren en duuvels te maken, zanikte zij hijgend en verwoed:

‘... Jij ken na mijn weduwenstaat informeeren... Ik heb papiere... Ik heb 'n man gehad... Dat kan 'k bewijze... Dat kan 'k bewijze op 't stadhuis!... Maar jij!... Maar jij!... Bewijs jij is, schorremorrie, dat-je met die kerel van jou op 't stadhuis ben geweest! Ik heb papiere!... Maar jij!... Maar jij!... De heele buurt kijkt je na!... Vraag maar is an de menschen! Ik ben 'n weduwe!... Maar jij!... Jij ben nog te vies om van achter angekeken te worde!’...

Nou die was òok raak. Vooral de slotzin. Juffrouw Maandag, kwaadaardig, kwam 'n tree van de trap af, nu meer schréeuwend en de stemmen sloegen driftig tegen elkander in, inviteerend tot luistering de vele, vele buren van het huis, dat twaalf bellen had in de Jacob van Campenstraat. ‘Dat zel je me bewijze! Daar neem 'k getuige van!...’

‘Ik heb papiere! Mijn papiere kan je zièn!’

‘Jòuw papiere! Jij ben me 'n weduwe van niks! Ik ben fatsoenlijk getrouwd! Mijn man die kan je noemen!’

[pagina 186]
[p. 186]

‘Laat je papiere dan is zien! Nou laat is zien!’

‘Laat jij ze is zien! Jij heb ze nooit gehad! Madam! Madam van niks!’

‘Vulnis! Schorremorrie!’

Zij zeiden natuurlijk meer, scholden allerweelderigst nu de argumenten òp waren. En het schelle gekijf echoode de trappen langs, het heele huis door dat twaalf bellen had in de Jacob van Campenstraat.

 

Juffrouw Maandag verloor den slag, was niet opgewassen tegen weduwe Knikkel, die niet voor de poes èn niet voor den kater was àls ze begon.

Maar ook weduwe Knikkel hapte naar adem. Zoo'n schandaal - eerst de schoone trappe vuil make - en dan nog affronte - en al de bùre - al de bùre - zij geen papiere? - nou dat zou je is zien. - Nou zou ze is toone dat ze weduwe was - daar zou je wat van beleve! -

Geagiteerd, met bevende handen doorzocht ze de la, nam er de trouwacte uit en 't inentingsbriefje en 't bewijs-van-overlijden van Jozef, Gerrit, Willem Knikkel, in leve stukadoor - en dan met 'n dribbelzet stommelde ze de trap af, aankloppend bij juffrouw Jansen van de bel links; ‘Heb u 't gehoord van dat schèpsel!... Van me papiere!... Wil u me papiere is zien! Ben 'k 'n weduwe ja of nee?... En is me man gestorreve, ja of nee?’ - en dan zonder rust klopte ze an bij juffrouw Dijkhuis van de 3de bel rechts: ‘Wat zeg u d'r van?... Wat zeg u d'r van?... zijn me papiere in orde?... Als 'k 't niet laat zièn zou je soms meene, da'k me zoo maar weduwe noem! Nou? Nou? Nou?’ - Geheel ondersteboven van het schandaal, liep ze dan verder naar benee, naar de weduwe Schaap van de 2de bel, links, en die moest òok de papieren zien, de trouwacte, het bewijs van overlijden, zèlfs het portret van Jozef, Gerrit, Willem

[pagina 187]
[p. 187]

Knikkel, ex-stukadoor. En het heele huis van de twaalf bellen in de Jacob van Campenstraat bracht ze in de weer met haar papieren.

Terwijl was Juffrouw Maandag even verwoed òok naar beneden gekomen, het haar onopgemaakt, het boezem-vleesch rijkelijk drillend in het loshangend jakje. Juffrouw Jansen van de 4de bel, links, en juffrouw Dijkhuis van de 3de bel, rechts, stonden nog op het portaaltje te redeneeren met juffrouw Appels van de 4de bel, rechts. Juffrouw Maandag hield stevig de trouwacte in haar beide handen, het secúúre document dat ze getroúwd was met Hendrik, Karel Maandag op den 12en Maart 1893. Nou dat loòg niet. - Dat stond zwárt op wit. - En wie dáár wat op án te merken had? En òf ze getrouwd was of niet? En dat ièdereen 't weten mocht! - Opgewonden ging ze naar twée hoog, toonend de acte aan weduwe Schaap van de 2de bel, links, en àn juffrouw Boon, die allemaal de herrie gehoord hadden - en of zij d'r an doen kon as die man van de kolen zoo laat kwam, niewaar?... en of... Maar weduwe Knikkel, die zoover klaar was, moest het groepje voorbij en dat gaf nog even een kortdurende, tragische scène, 'n gevlam van oogen, 'n gezwaai met trouw-actes.

‘Mijn papiere zijn in order!’

‘Jij kan wel zooveel bewere!... Hier hè-je mijn acte!’

‘Dat kan wel de acte van je zuster zijn!’

‘Me zuster! me zuster!... Dat lór van jou wil 'k nog niet-eens om me man z'n boterhamme!’

‘Haar man! Haar man! Die kerel noemt ze d'r màn!’

En weduwe Knikkel liep hoonend door naar juffrouw Kruit, van de 6de bel links.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken