Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland) (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

Scans (13.67 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)

(1905)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 30]
[p. 30]

Van de twee ouwe juffrouwen en de kip.

Toen ze haar kostschool hadden opgedoekt, bleven de twee ouwe juffrouwen alleen op de wereld met een kippenren en een dagmeisje.

Heur leven leefden ze zonder stoornissen, ijselijkheden of gebeurtenissen.

Doch op 'n dag - en van dien dag wilde ik u verhalen - geraakte het heele huishouden ondersteboven.

De goudkop werd ziek - en zonder zwaarwichtig gepeins zult ge begrijpen dat wanneer ik zoo kort en bondig van de goudkop spreek, hiermede nòch juffrouw Margriet, nòch juffrouw Suzan, nòch Ali 't dienstmeisje - maar een uit de kippenren bedoeld wordt.

De goudkop was een lief dier geweest, een kip met groot plichtsgevoel, die drie jaar trouw gelegd had - tot diep in den winter - en zelfs het vierde jaar met een anderdaagsch ei ingezet had. Maár uitermate plotseling kreeg ze het te pakken. Ze bleef op stok, niet luisterend naar het geroep van den ouden haan als de ouwe juffrouwen gerst, maïs, hennep, groene erwten en rijst in de ren wierpen.

Juffrouw Suzan, die kippig was - ik zeg dit niet

[pagina 31]
[p. 31]

ter wille van 'n smakelooze aardigheid maar van de waarheid: zij droeg een bril - miste de goudkop eerst na 'n paar dagen. Bij acht ouwe kippen en een ouwen haan ver-tel je je licht.

Ongerust begaf zij zich naar het leghok, zag de goudkop ingedut zitten.

‘Kischt! Kischt! Eten gaan!’ kommandeerde juffrouw Suzan.

De kip trachtte angstig te kakelen - haar oogen waren zóó gezwollen dat juffrouw Suzan er van schrikte en angstig het huis inliep.

‘Ach jemineetje!’, riep ze al in de gang: ‘de goudkop is zoo ziek....’

Juffrouw Margriet - de geléérde zuster: Suzan had altijd 't huishouden waargenomen - tukte in den leunstoel bij 't raam, in slaap gevallen achter een hoofdartikel van d'r krant.

‘Wàt zeg je?’ schrikte ze wakker

‘De snoes met de gouwe kop is 'r zoo naar an toe,’ lei Suzan uit, de oogen viezig verrimpeld bij de gedachten aan wat ze gezien had: ‘ach jemineetje, ze is zoo verkouwen en d'r lieve oogjes zitten heelemaal dicht’...

‘Tjeetje, tjeetje,’ zei juffrouw Margriet meewarig en samen gingen ze nu naar het leghok, de rokken hoog opgenomen, de pantoffelvoetjes sloffend over het grint van den tuin.

‘Scheelt 'r wat an lief-ie?’, vroeg juffrouw Margriet goedig.

De kip poogde opnieuw te kakelen, maar het snot had haar zoo geweldig aangegrepen dat ze nauwlijks met een dofschorren kreun kon antwoorden. De oogleden waren sterk opgezet, bijna builen zoo dik, bedekten ganschelijk de oogen. Een oogenblik keken de twee ouwe juffrouwen angstig en vies.

‘Schaap,’ klaagde juffrouw Suzan.

[pagina 32]
[p. 32]

‘Tjeetje, tjeetje,’ zei juffrouw Margriet.

‘Wat zou 'm schelen?’

‘De kippenziekte,’ verklaarde juffrouw Margriet, tè beschaafd om den geméénen naam te gebruiken.

‘Zouen we d'r oogjes niet uitwasschen?’ vroeg Suzan: ‘d'r staat boven nog wat boorwater van een van de meisjes’...

‘Dàt kan nooit kwaad,’ meende de geleerde ouwe juffrouw.

Toen poogde Suzan de kip te grijpen. Maar 't angstige dier dat nog'n tikje scheen te zien vloog van den stok, vluchtte de ren in.

‘O jij deugniet,’ zei de ouwe juffrouw: ‘mag je de vrouw zoo foppen?’ Slim liet zij de schuif neer, opende het deurtje van de ren, kroop er zelf in en voorzichtig tastend vatte zij de kip bij de vleugels.

‘Jij stoutert - jij stoutert,’ hijgde ze: ‘om weg te loopen as we 't zoo góéd met je meenen’....

Ze liepen nu met de goudkop naar de keuken.

‘Ach jee - die heit 't snòt,’ zei Ali 't dienstmeisje.

‘Ja, dat wéten we!’ riep juffrouw Margriet gesjokkeerd: ‘help liever 'n handje!’

Juffrouw Suzan hield de kip vast, heel teer en voorzichtig - Ali het bakje met boorwater en juffrouw Margriet, die een stukje van de spons had gesneden, bette de gezwollen oogen met zachte liefderijke betjes.

De kip nieste.

‘Zie je wel dat-ie verkouwen is,’ - zei Suzan: ‘as die nou maar is goed zwéétte.’

‘Maar hoe láát j'm zweeten,’ peinsde juffrouw Margriet, het sponsje in het boorwater doopend.

‘Zou zoo'n dier geen camillenthee slikken?’ vroeg Suzan, ernstig de lippen plettend.

‘Je mot 'm peper voeren,’ ried Ali aan: ‘van peper raken ze d'r snot kwijt’....

[pagina 33]
[p. 33]

‘Onzin,’ betoogde juffrouw Margriet - eventjes terugwijkend omdat de kip te spartelen begon - ‘kom nou snoesie - kom nou -’

De kip nieste nòg eens.

‘Ze kan wel gelijk hebben,’ zei Suzan weer; ‘peper is best voor kippen.’

‘Zal ik 'n beetje peper in warme melk doen, juffrouw?’

‘Ja doe jij dat maar?’

Suzan zat met de blinde kip op haar schoot - de meid warmde een beetje melk.

‘Als je nòu niet beter wordt,’ sprak juffrouw Margriet: ‘dan weet ik 't niet - hé, kippie? Nou niet spartelen. Zoet zijn! Morgen krijg-ie weer allemaal lekkers. Zoo. Nou je bekkie open en braaf slikken’...

Voorzichtig goot ze een lepeltje melk met peper in den opengetrokken bek. De kip rukte den kop - slikte.

‘Mooi zoo,’ zei de ouwe juffrouw en toegewijd als een pleegzuster goot zij scheutje na scheutje in 't keelgat van 't worstelend beest.

 

* * *

 

Evenwel den volgenden dag was de kip erger. De oogleden sterker gezwollen overkolden de oogen - de heele kop leek misvormd.

Juffrouw Suzan had den groenteboer geraadpleegd - die hield wel vijftig kippen - en nog eens trachtten zij in de keuken het dier te cureeren. Roet in boter gerold was zoo goed. Daar werden ze radikaal beter van.

Margriet hield de kip vast. Suzan, op een stoel, veegde roet uit den schoorsteen op een bakje. Gewichtig begon ze pillen te rollen, de vingers zwart glimmend.

[pagina 34]
[p. 34]

‘Kan nooit deugen,’ protesteerde de geleerde zuster: als je mijn raad volgde, dan hield je 'm hier in de keuken bij 't warme fornuis en dan pakte je 'm lekker in flanel. 'n Verkoudheid genees je alleen door warmte en transpireeren. Roet hèlpt niet. Dat's allemaal bijgeloof...’

‘Nou dat weet 'k zoo niet,’ philosofeerde Suzan, 'n pil draaiend tusschen de handvlakken: ‘heb je 'm goed vast?’

Ali, de dienstmaagd, nam den kop van de kip in haar eeltige vingers, opende den snavel en Suzan - heel handig - duwde een glibberige roetpil in het keelgat. De kip stikte bijkans.

‘Ik zou 't toch wel is bij de kachel willen probeeren,’ hield Juffrouw Margriet hoofdschuddend vol: ‘en kouwe compressen op de oogjes lijkt me uitstekend’....

‘Wacht nou eerst maar is af,’ zei Suzan en achtereenvolgens duwde ze zes roetpillen in het keelgat.

 

* * *

 

Het hielp nièt.

Goudkop bleef op stok, de oogen toegezworen.

Toen besloten de ouwe juffrouwen, vreeselijk bedrukt, - en dit op advies van den melkboer, die er wel honderd hield - het dier af te doen maken.

Tegen den avond zou Ali 'm meenemen in 'n kapot tafelkleed en 'm zoo verdrinken - natuurlijk met wat steenen er bij.

Maar toen de kip al gepakt zat, begon juffrouw Suzan te huilen. De stakkert verdrinken, 't lieve snoesie, dat zóóveel lekkere eitjes gelegd had, nee - voor geen goud, Ze wou nog 'n dag-ie wachten. Je kon niet weten. En Margriet, bleek,

[pagina 35]
[p. 35]

zenuwachtig, stond er op, dat 't snoesje in de keuken zou blijven bij 't fornuis.

Zweeten was àlles. Bij het licht van de lamp voerde ze 'm geweekte beschuit met suiker en gekookte grutten. Dien nacht sliepen ze onrustig - de kip en de juffrouwen.

 

* * *

 

Eerst twéé dagen later lieten ze het toe.

De melkboer die déé 't àchter in den tuin, met een stevigen knauw.

De juffrouwen, huilerig, licht-bevend, liepen in huis rond.

Suzan moest Hoffman drinken, Margriet had 's avonds een beetje koorts.

En 't lijk wouen ze niet zien, 't lijk van de snoes die zoo akelig an z'n end was gekomen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken