Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland) (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

Scans (13.67 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)

(1905)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 65]
[p. 65]

Open briefje aan den schrijver van ‘Ghetto’.

Amice!

 

Na eene zóó korte kennismaking, is het mogelijk onbescheiden u op meer dan vriendschappelijke wijze toe te spreken. Ik waag het. Want hetgeen ik te zeggen heb, raakt niet alleen uw dierbaar stuk (waardoor ik tusschen haakjes ook een meening - en wèlk een pootig-door-dachte! - heb) maar in wijderen zin diè deelen van uw eigen ik, die men gewoonlijk als roerselen der ziel aanduidt. Amice, ik maak mij een weinig over uw roerselen ongerust. Op de onverantwoordelijkste manier doet gij smart door gemoederen trillen, raakt de gevoeligste snaren op zulk eene listige wijze, dat het mij eenigszins benauwt. Zoo heb ik ergens gelezen dat in uw stuk ‘smart, schaterlach en bittere spot een wilden krijgsdans voeren, waarvan de laatste soms de stem der droefheid overschreeuwt.’ Zulke lyriek wordt bedenkelijk. In het algemeen vind ik alle critriek bedenkelijk, lyrische of spottende of verstandige en zou 'k - wanneer 'k er óoit toe kwam, op dramatisch terrein eene buiteling of tour de force te ver-

[pagina 66]
[p. 66]

richten - er de voorkeur aan geven vóór de publieke opvoering een gezellig avondje bij pons, bitterkoekjes en melkchocola te arrangeeren, om dan met de algeheele critriek vàn het miniemst vliegend blaadje tot de gezeten Gids incluis, eene knusse lezing en bespreking te houden. Ik weet wel dat zulk een gezellig avondje evenmin het volmaakte kan bereiken, daar men - om maar éen punt te noemen - bij zoodanige gelegenheden voor de niet te onderschatten moeilijkheid komt te staan wièn pons, wièn melkchocola en wièn andere meer neutrale dranken naar de mate zijner bekwaamheid, inzichten en opwellingen van hartstocht toe te dienen (nog daargelaten de quaestie, dat je allicht het verwijt van poging tot omkooping zou treffen) - maar in ieder geval zou een dergelijke, pleizierige huiselijke bijeenkomst een dosis misverstand uit den weg ruimen, zou je elkander op een zuiver plan - hèt eminent plan der koffiehuis-bedenkinkjes, koffiehuis-opmerkingen, koffiehuis-invallen, koffiehuis-philosofie, koffiehuis-zetten, koffiehuis-overwegingen ontmoeten, en op dat plan redeneerend (met 'n glas pons in je eene en 'n bitterkoekje in je andere hand) een gedachten-wrijving veroorzaken die je werk en (vooral) het publiek ten goede zoude komen. Want, nietwaar, mon cher, nu krijgt het laatste ('t is zoo'n lobbes van huis uit) te weinig elixer en te veel saus. Had je - maar het moge je een leering voor de toekomst zijn: men is nooit te oud om te leeren al voel je je nu mogelijk een beetje poesweelderig door de nadering van de 100ste voorstelling - had je bijvoorbeeld A's meening op zulk een ponsavondje gevraagd, dan had je van de drie bedrijven één gemaakt, - had je B bij 'n kop melkchocola geïnterviewd ('k weet niet of hij pons òf chocola prefereert) dan zou-ie

[pagina 67]
[p. 67]

je geraden hebben meerdere van straks genoemde roerselen in je stuk te deponeeren en minder onhandigheden te begaan; - had je daarna eventjes beminnelijk met C gecauseerd: je zou er toe gekomen zijn de dienstmeid in het 3de bedrijf voor een koud bad te bewaren en haar als wettige huisvrouw aan je held toevertrouwd hebben; daarenboven zou je dan bewaard zijn gebleven voor je perverse handigheid. Deze drie voorbeelden leeren je, mon ami, dat een gezellig onderonsje met diè en met de honderd andere Nederlandsche critici (er zijn er meer: ik taxeer ins blaue hinein) je stuk op gemakkelijke, aangename, der vaderlandsche (nationale) tooneelschrijfkunst ten beste komende wijze, verbeterd zou hebben of liever er alle slechte qualiteiten aan ontnomen. Te duivel, mon cher, (excuseer den vloek, maar als je de gevallen wèl beschouwt is het om te vloeken, d.w.z. in het hyperbeschaafde) begrijp je dan niet, dat op de door mij beschreven methode eindelijk een volledig stuk verkregen kan worden? Nou ploeteren jullie ‘dramatische auteurs’ maar in 't wilde. Nou cristiseeren de honderd-zooveel critici voor de vuist weg. Kunnen jullie in een tijd van zoo alom gehuldigde samenwerking dan niet de handen ineen slaan? Als jij 'n volgend stuk op 'n ponsavondje brengt en je verbetert al wat ze opmerken (met wat handigheid en ònhandigheid geef je ieder z'n zin) heb je kans een goed werk te leveren, terwijl 't nou prutsen blijft - jà: prùtsen, niks dan prutsen, meneer. Jij prutst. En de critici prutsen. Jullie dempen den dramatischen put als 't treurspel-kalf verdronken is. Ecrire une pièce c'est prévoir, monsieur! 't Is om erger dan nijdig te worden, dat zóóveel talentvolle critici en zooveel aankomende auteurs samen nog niks dragelijks

[pagina 68]
[p. 68]

kunnen maken en elkaar vliegen probeeren af te vangen als de boel mislukt is.

 

* * *

 

Intusschen, niet om dat te zeggen - of liever om 't hàlf onder je aandacht te brengen - schrijf ik je dit episteltje. Een heviger grief bezwaart mij het gemoed. Tegen Ghetto heb ik bedenkingen van ànderen, meer principieelen aard. Wanneer ik de gaaf bezat om een stuk van snikken en glimlachjes in elkaar te zetten - te dichten gelijk de term luidt - dan zou het mijn verlangen zijn, een beter soort aandoening te verwekken. En daarop zinspelend, zeide ik mij ongerust te gevoelen over je roerselen. Ik heb eens een parket-dame ongesteld zien worden, toen Hamlet op het kerkhof een doodskop in z'n handen nam. Dat trof me. Ik heb eens een heer flauw zien vallen in de scène van Rank in Nora. Ik kreeg kippetjesvel. En langzaam groeide in mij de stelling - zoo je wilt - dat 'n dramatisch auteur àlles moet trachten te vermijden wat iemand - wiè ook - onaangenaam zou kunnen stemmen. Primo kom je in 'n schouwburg om je te amuseeren, 't zij met huilen, 't zij met lachen: het amusement echter hoofdzaak. Secundo moet je in 'n theater hóóger gestemd raken, buiten verband gebracht met je eigen zaken, smartjes, zorgen enz. Als je bijv. veel schulden hebt, moet je geen griezelig treurspel hooren afspelen in een familiekring waar de beertjes 'n eerzaam man naar den deurwaarders-afgrond voeren. En nu had ik bij Ghetto een zeer pijn-doende ondervinding. Ik meen pijndoend in de wàre beteekenis van het woord. Luister, m'n vrind. - In het eerste bedrijf zegt Sachel, sprekend van z'n blindheid:

[pagina 69]
[p. 69]

‘Het is om te huilen! Het is om je handen te heffen tegen God - altijd nacht en vijanden om je heen, vijanden die je niet zièt, vijanden die zich niet hoeven te verbergen, vijanden die spotten zonder dat je d'r spot ziet, vijanden die lachen zonder dat je d'r lach ziet, vijanden die je vóélt, hier, daar, overal, vijanden met stemmen, waarin de leugen gevreten ligt...’

Later komt Rafaël, de zoon, op - zegt van die blindheid o.m.:

‘En 'k hield van je, vader. 'k Hield zièlsveel van je. Als 'k je tasten zag door den winkel, de bergplaatsen, dan moest ik haast snikken. Had ik je niet gekend met je oogen vol leven en opgewekt? 't Was zoo verschrikkelijk je àltijd in 't donker te denken. Soms kneep ik m'n oogen dicht, hield m'n hand er voor om 't licht af te sluiten - dan dacht ik: god, hoe schrikkelijk, hoe vreeselijk - hij heeft de dingen gekend zooals ik ze ken - nou moet-ie gissen, de vormen raden, de kleuren raden...’

Een poosje verder betuigt Rafaël:

‘'n Blinde beklaag ik zoo innig - 'n blinde zie 'k voor me als een mensch van wien god 'n oneindige gelatenheid vraagt èn een gróóte berusting - 'n blinde zie 'k als iemand die voor de helft afscheid heeft genomen - van àlles...’

En ten slotte (om maar ènkele citaten te geven) heeft deze dialoog tusschen Rose en den blinden Sachel in het 3de bedrijf plaats:

Rose.

Want wat heb ik dan nog? Dan heb 'k niks meer, niks, niks! O, jij weet niet wat niks is!...

Sachel (dof).

Ik? Ik? Ik zou 't niet weten!

Rose.

O jij ook. Jij ook. Maar niet zoo!

Sachel (zachter).

Niet zoo? Wat heb ik dan! Ik?...

[pagina 70]
[p. 70]
Rose

Jij.... jij.... O je ben ook ongelukkig....

Zie je, Heijermans, àl die uitdrukkingen en uitroepen hebben me op zekeren avond machtig gehinderd. Ik heb toen gewenscht dat je ze nièt geschreven had en bij elke nieuwe zinspeling op de blindheid keek 'k angstig in de zaal naar een plaats in het parterre. Daar zat 'n blinde jongen met z'n moeder. Die jongen snikte afschuwelijk. Afschuwelijk, Heijermans! Hij was jong, erg jong, had rood-gecerneerde oogranden èn oogen van ènkel wit. Soms keken 'r menschen om. Het klonk zoo komiek als 'r niks te huilen viel en je 't harde snikken hoorde. 't Hinderde 'n heele boel die eerder reden vonden tot lachen.

M'n vriend, dien avond had je op één plaats 'n belabberd succes en als ik 't voor 't kommandeeren had, wou ik je heel dringend brengen tot de bepeinzing van het geval.

Jullie tooneelschrijvers, jullie schrijvers àllemaal, emotioneeren er op los, spelen met levenstoestanden en ziekten zonder de enkelingen uit het publiek te ontzien. Het zou mij m'n heele verdere leven spijten als ik zùlke tranen veroorzaakt had. Die moeten je méer leed doen, dan zoo 100 maal gespeeld vreugde.

En als ik je 'n goeien raad mag geven - bij den berg dien je reeds te slikken kreeg... Maar nee. Inviteer mij liever mède op het critisch ponsen melk-chocola-avondje. Dan handelen we deze dingen pleizierig onder mekaar af, bereiken misschien een gaaf prettig, goed-gecomponeerd amusementstuk, dat zèlfs critici èn koffiehuis-critici tranen doet biggelen en nièt ergens in het parterre een stakkerd laat snikken. Voor mij is 't laatste de treurigste herinnerig aan je stuk dat overigens zoo....

Evenwel gegroet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken