Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland) (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

Scans (13.67 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)

(1905)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 83]
[p. 83]

Kies.

Toen Bultje de laatste lantaarn had uitgedraaid, schouderde hij z'n lat, liep met ijverige dribbelpassen den langen weg terug.

Het was vijf uur. Grauwe morgenschemer dampzwaar lag over de daken. 'r Slenterde 'n agent. 'r Gingen werklieden vaal en plomp in het geaarzel van den komenden dag.

Bultje zette 't tot 'n drafje. Zijn hoofd leek te verzinken in den zwarten, builenden rug. De lat met den haak dreigde als een speer.

‘Wat heb jij 'n haast!’, riep de agent, de wollen handschoenen kloppend, dat de damp er langs schudde.

‘O man! O man!’, schreeuwde Bultje, kortademig van het snelle gaan.

Meer zei hij niet.

Puffend, hijgend, liep hij de gracht over, sloeg het zijstraatje in, klopte aan de deur van de kelderwoning.

Marietje dee open. Haar wit gezichtje leek witter door den doek er om heen en den grauwen ochtendschemer die de ruiten aan de overzij glanzen deed met het staalgrijs eener stilstaande verschrikking.

[pagina 84]
[p. 84]

‘Nou?’, vroeg Bultje, nog op de stoep.

‘O vader! Vadertje!’ huilde zij, de zwarte vingers om den mond.

‘Wel allemachtig!’ zei hij kwaadaardig: ‘heb je 't nog is met brandewijn geprobeerd?’

‘O ja’, klaagde zij kermend; ‘o ik ga dood!’..

‘Nou! Nou! Nou!’ gromde hij.

Zij huilde drensend; hij schonk zich 'n kom koffie.

't Was niet te doen. Den heelen nacht had ze 'm wakker gehouen. Anders sliep-ie tot half vier, ging de lantaarns uitdraaien, tukte wat na als-ie klaar was. Vannacht kwam 'r niks van. 't Schaap hield je wakker. 'n Onmensch zou nóg niet geslapen hebben bij zoo'n gelamenteer, laat staan bij 't gekerm van je eigen pleegdochter. Bij de tafel schudde ze 't hoofd, soms gillend van pijn.

Bultje die een stevig gebit had en maar eens was getrokken wist wat 't was.

‘Hij mot 'r ùit,’ zei hij driftig z'n schoenen uitschoppend.

‘O nee, nièt trekken!’, klaagde het meisje.

‘Niet trekken? - Wacht jij maar is. Nou het 't lang genoeg geduurd.’....

Hij was besloten. In godsnaam. Liever den Meester betalen dan nòg zoo een nacht. Dat hield je niet uit. Overdag kruien en 's nachts om vier uur an 't werk. 't Most maar.

Met de beenen op 'n stoel, lui-uit, probeerde hij even te dutten. 't Ging niet. Telkens maakte ze 'm wakker, woelend in de alkoof waarin ze gekropen was en het wreeder schijnende daglicht doorkilde de kamer.

In de straat sneden harde geluiden. Met den groei van den dag werd het eene ketsing van wreevlige dingen - het vinnig gebits van een beitel ergens

[pagina 85]
[p. 85]

in 'n werkplaats - het domperig slaan van 'n deur - het kregel stampen eener opveerende kar.

Bultje, moê van den slaaploozen nacht, beluisterde het wakkerworden met een snauwende lusteloosheid. Om tien uur had-ie 'n karwei. En vóor dien tijd de kies, de belabberde zwartgekoolde, holle kies, waaran-ie alles had gedaan wat menschelijkerwijs te doen was, watjes èn pappen èn brandewijn èn doeken - de lamme, smerige kies die 'r uit móst, met wortel en al.

Loom-soezend, ingedeukt bij het raam - nòu nog naar bed met die karwei om tien uur was je grootste nonsens - het hoofd zwaar op de hoekige borst, aanhoorde hij de nijdiger slaande geluiden der straat, sufte terwijl over het gèvàl, over de beroerde kies - die kies - de kies - En óververmoeid zàg hij 't gebeuren: 't zwarte, stompige ding met de lange, vinnige wortels - en de tang - knàk - knák.... Het benauwde hem. Lichtzweetend schrikte hij wakker. Gezworen zou-die hebben dat de kies geknákt had...

 

* * *

 

In de wachtkamer wèg was de pijn. Komiek. Bleek en doods-angstig zat Marietje; sip en overstuur keek Bultje, haar pleegvader. Er was één patient vóór. Ze konden het spreken hooren, heel zacht, als het gebrom in 'n kelder.

‘Nou ferm zijn, hoor!’ zei Bultje.

‘Ik wil liever weg....’

‘Gekheid! Malligheid! 'n Meid van jòuw jaren...’

‘Hij dòet geen pijn meer....’

‘Kan me niet schelen!....’

‘Ik ben zoo bang....’

‘Ben jij bang,’ dreigde Bultje geweldig: ‘ben jij

[pagina 86]
[p. 86]

bang? Schaam je!.... In 'n wip is 't klaar. Je voelt 'r niks van....’

Ze zaten weer stil. Angstig keek 't kind naar den knop van de vreeslijke deur en Bultje wiebelde zenuwachtig met z'n been. 't Duurde zoo lang. En verdraaid as je maar 'n voet in de wachtkamer van 'n dokter had, wer je 'n ànder mensch. Net of de dood 'r mee gemoeid was. En dat wàchten, dat vervloekte wachten. Nog niet eens gesproken van 't verhuisboeltje strakkies. Op 'n kwartier kwam 't 'r niet op an. Maar de meester zoo-dichtbij met z'n instrumenten en messen en 't rare luchie in de wachtkamer alsof ze saffraan gekookt hadden.

Eindelijk klonk een vinnig schelletje.

De deur ging open, de meester was 't zelf.

‘Aan wie de beurt?’

‘An mijn dochter,’ zei Bultje ineens-nerveus: ‘m'n dochter mijneer het zoo'n schrikkelijke pijn in d'r kies....’

‘Zoo. Kom dan maar eens binnen meisje,’ zei de tandarts.

Marietje schuchterde naar de andere kamer.

Bultje bleef op den drempel.

‘Mot-ie getrokken worden, meneer?’, vroeg hij. diep ernstig,

‘Dat zullen we zien,’ zei de meester: ‘Kom binnen en doe de deur toe. 't Tocht....’

Bij het raam keek hij in den mond van het meisje. Dan na een poosje: ‘Ja - hij móet 'r uit - Kom je niet binnen?’

Bultje glimlacherend bleef met den knop in de hand.

‘O - O - Mót-ie getrokken worden,’ zei hij zachtjes-verlegen: - ‘O - O - nou daar mot ik zeker niet bij wezen, wat?’

‘Blijf maar gerust,’ zei de dokter.

Maar Bultje was alweer in de wachtkamer. Dat

[pagina 87]
[p. 87]

deé die niet. Voor geen goud. 't Kon best zonder hem af. Hij had 'r niet van noodig. Zoo'n kies kon de meester wel alleen baas worden Nee. Daar hield-ie niks van.

Zenuwachtig, opgewonden liep hij naar 't raam, keek naar de bloempotten op het zinken plat, naar het raam aan de overzij, naar een musch die om een broodbrokje vocht, liep terug naar de tafel, bleef voor een schilderij staan, ging weer naar het raam, trommelde op de ruiten en weer naar de tafel, waar-ie druk te bladeren begon in een Duitsche illustratie. Terwijl trachtte hij te beluisteren wat achter de deur gebeurde. Niks. Heelemaal geen geluid. Wat die kerel nou dee? Strakkies had-ie zóóveel gepraat - nou geen woord. Nou lièp-ie. Z'n laarzen kraakten.

Nieuwe laarzen. Je zag ze glimmend loopen over 't tapijt. Geen woord. Wat dee-die noù? Waarom hoorde je Marietje geen kik geven? Had-ie 'r weggemaakt zooas altijd met operaties? Allemachtig wat 'n stilte!.....

Opgehitst sloeg Bultje het boek toe, sloop naar de deur, luisterde. Geen geluid - geen gepraat. Sust! Nou zei die wat. Nou begon Marietje te huilen. 't Schaap! 't Arreme kind! - Nou weer niks. Stilte. Lieve God wat was dat schrikkelijk. 't Angstzweet brak je uit, Hé!.... Is dat schrikken!.... Ze riep au! Ze had au! gezeid en nou weer niks. Je stond 'r geregeld bij te beven - je wer d'r warrem en koud van ....

Gejaagd liep Bultje van de deur weg, ging zitten in een stoel bij het raam. Nou hoorde je Marietje huilen. O! O!.... Dat schaap....

Dat schaapie... Hoor nou! Hoor nou! - Rillerig stak hij de vingers in de ooren. Hij kon 'r niet tegen. 'n Operatie èn bloed - daar kreeg-ie

[pagina 88]
[p. 88]

kippevel van. Stevig drukte hij de vingers aan. Toch hoorde-ie gillen, kermend gillen.... Hij hield 't niet uit O! O! O!.... De dingen in de wachtkamer namen dwaze proportiën aan, de tafel werd grooter, deinde weg, heel ver schuin-achterover - de stoelen schemerde heen - het werd alles 'n heete, weeë benauwenis...

 

* * *

 

Dokter maakte hem bij. Hij was stillekens flauw gevallen bij de gedachte dat Marietjes kies 'r met 'n knàk uit was gekraakt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken