Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland) (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

Scans (13.67 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)

(1905)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 107]
[p. 107]

Verbeterde methode.

Nadat hij twee vólle dagen geen woord met haar gesproken had, werd het een weinig te bar. Je kon niet weten. Misschien was-ie malle dingen van plan. Zóó koppig had-ie zich nog nooit getoond. Ze moest 'r 'n eind an maken.

Bij het ontbijt, op den derden dag, zat-ie wéér met een plechtig gezicht, at, dronk thee, las z'n krant. Ze werd er bang van. Ze was bepaald te ver gegaan.

‘Kobus....’

Geen antwoord.

‘Kobus....’

Bepaald-somber keek-ie over den rand van de krant.

‘Wat mot je?’

‘Laat 't maar uit zijn, hé?’

In geen tijden had ze hem zoo extra-vrindelijk toegelachen. Maar hij, stevig in zijn rol, gaf in niks toe:

‘Uit zijn? Nee. Nee-nee. Dank je.’

‘Goed dan! Niet uit,’ zei ze in den ouwen snijdigvinnigen toon.

Ze kauwden een poos tegenover elkaar - hij groote, zij kleine happen.

Toen begon ze opnieuw. Nog nooit was ze van zulk eene toeschietelijkheid geweest.

‘... Me dunkt 't is wèlletjes, Kobus.’

[pagina 108]
[p. 108]

‘Ja, dat dunkt mij ook.’

‘Want we houen toch veel van mekaar.’

‘Nee mevrouw. 't Is finaal uit. Ik laat me scheiden.’

‘Och kom, laat je uitlachen!’

‘'t Was niet de eerste keer. Wàs 't de eerste keer, dan zou ik zeggen, ze heeft 't in drift gedaan. Maar je maakt 'r 'n gewoonte van. En dat hangt me de keel uit.’

‘Goed. Je heb gelijk. 't Komt niet te pas dat ik me handen uitsteek....’

‘Noem je dat je handen uitsteken? Zeg maar ranselen, mevrouw!’

‘Zóó erg was 't niet. 'k Heb je een klap gegeven...’

‘Een? Wel driè, vièr! En dat duld ik niet langer. Ik kan je niet terugslaan, want ik ben sterker dan jij. 'k Zou 't voor me vrienden niet durven weten - 'k Zou me dood schamen als ze hoorden dat ik, ik door m'n vrouw geslagen word!’

‘Hè, wat overdrijf je! Noem jij dat sláán?’

‘Ja mevrouw, sláán! En 't bewijst dat je geen recpect voor me heb, dat 't tijd wordt dat we van mekaar gaan....’

‘En wie z'n schuld is 't?’ huilde zij: ‘wie is de oorzaak? Als je niet zoo lang bij je vrienden in 't koffiehuis bleef plakken - zou je 's avonds vroeger thuis komen - zou 'r nóóit ruzie zijn! Ben je niet angeschoten geweest? Moet 'k àlles verdragen?’

‘Allemaal geen reden voor je om je man te mishandelen! - En als je 't weten wil, 'k ben bij 'n advocaat geweest....’

‘Bij 'n advocaat?’, schrikte zij.

Er kwam een tragische stilte. Dàt dee de deur dicht.

‘En als ik je nu beloof...’

‘Ik geloof je beloften niet meer... Viermaal heb je 't zelfde beloofd, vijfmaal heb je vergeten dat ik je man ben...’

[pagina 109]
[p. 109]

‘Ik wil 'r 'n eed op doen, Kobus!... Ik wil je zweren dat 't niet meer gebeuren zal, áls je wat vroeger thuis komt....’

‘Geen als, mevrouw! Ik schei!’

Hij profiteerde van de gelegenheid. 't Was tè zeldzaam dat hij durfde. Doch verschrikt door zijn geweldige houding stond zij op, viel hem om den hals.

‘O, lieve Ko - ik zweer je dat ik je nooit, nooit meer zal anraken! Ik ben zoo zenuwachtig als 'k 't doe! 't Is niet om je pijn te doen! Ik kan me niet inhouen. Toe, je weet wel dat ik van je hou. Ik beloof 't je plechtig!’

‘Zul je nóóit meer je hand tegen me opheffen?’

‘Nooit! Nooit!’

‘Onder geen omstandigheden?’

‘Liever verdrink ik me!’

Zoo sloten ze vrede.

 

* * *

 

Maar de avond.

Hij was uitgegaan. Om elf uur zou hij thuis komen. Ze had haar krantje gelezen, haar tukje gedaan. Gezellig als je je man wacht. Tegen negen liep ze uit, kocht een busje sardines, een half pond beste natuurboter, boter die ènkel room leek. Daar hield-ie van. Neuriënd dekte ze de tafel. In geen weken hadden ze samen gesoupeerd. Nou nog 'n fleschje bier en dan was 't 'r.

Toen tukte ze nog eens in. Ze werd al wat ouwer. Het haar begon aan de slapen te grijzen, de trekken waren scherper geworden. Dikke zes jaar getrouwd en over de dertig toen ze naar het stadhuis reed. Hij was precies twee jaar jonger.... Met de ellebogen geleund op de tafel sliep ze, soms wakker

[pagina 110]
[p. 110]

schrikkend, naar de klok kijkend. Kwart voor elf. Nou was-ie op komst. Op 'n paar minuten keek ze niet. En weer dutte ze in. Het was stil in de kamer, stil buiten. De koffie pruttelde op 't stel, 't gaslicht bromde zachtjes.

Ze droomde van 'n trap waar ze op stond - toen glee ze van de leuning - en bons! - hè wat 'n schrik - wat je toch gek droomen kon..... half twaalf.

Vinnig liep ze naar het raam. Geen kip in de straat. 't Regende. Dampjes wolkten om de lantaarns.

Half twaalf!... Mooi zoo - Tjassus wat 'n man - weer 'n half uur over z'n tijd. - Hou daar je geduld bij. - Hoeveel maal had-ie niet beloofd dat-ie direct van kantoor thuis zou komen?... Tjassus... En denkend aan de reeks ellendige avondjes wond ze zich op. - 't Wàs geen leven. - 'n Man die buitenshuis z'n pleizier zocht. - 'n Man die thuis kwam om z'n natje en droogje te halen. - 'n Man... O, wat 'n man!

Een half uur wachtte ze, telkens de ruit schoonvegend, elken stap beluisterend in de stille straat.

Toen ging ze weer zitten - viel huilend in slaap.

Om een uur sloop hij op z'n kousen de trap op.

Zeker was ze naar bed. Heel, heel-voorzichtig opende hij de deur, zag haar zitten. Ze hoorde hem niet. Drommels, dàt zou me 'n standje geven. Aarzelend keek hij rond, sloot de deur, begon zich te ontkleeden.

Het ging met moeite. Hij had te veel grocjes gedronken. Die zaten 'm in 't hoofd. Maar 't lukte hem toch in de bedstee te stappen zónder dat zij wakker werd. Knap! Nou most ze maar ràden hóé laat-ie thuis was gekomen.

Na een poosje wekte haar zijn gesnurk. Verwonderd keek ze op, zag z'n hoofd op 't kussen - toen de klok - half twee.

[pagina 111]
[p. 111]

En de oude woede van verwaarloosde vrouw kwam in haar boven.

‘Kobus! Hé!’

Hij sliep.

‘Kobus! Hoor je niet?’

Slaapdronken draaide hij zich om.

‘Waarom ben je zoo laat thuisgekomen?’

‘Laat me met rust,’ zei hij slaperig.

‘Je ligt pas! 'k Heb je wel gehoord!’

‘Niewaar! 'k Leg al 'n páár uur.’

Zij, woedend, stond met gebalde vuisten voor het bed maar denkend aan den eed hield ze zich in, - Ze had 'm graag 't onschuldig pak slaag gegeven, dat hij, lobbes, zich door haar kleine handen liet geven.

Maar de eed, de eed. In haar woede liep ze om de tafel. Lodderig lachend keek hij haar na. Toen nam zij om zich te luchten het botervlootje op, smeet 't naar z'n hoofd. Hij schoot onder de dekens - zij, driftig, liep de kamer uit, kroop in het andere bed, waar ze huilend lag na te denken over zooveel leed....

 

* * *

 

's Morgens werd hij op een ràre manier wakker. Het vlootje was gevallen achter-in de bedstee; de boter, er uit gegleden door de warmte, lag gesmolten en vettig op het kussen. Z'n gezicht glom alsof het geölied was.

‘Er is iets gebeurd,’ peinsde hij, zich niet meer herinnerend,

Suf zat hij op in bed. Zij norsch, kwam binnen, zag hem met het beboterde hoofd, beet zich op de lippen, schaterde het uit.

Zoo iets zag je maar eens in je leven. En plotseling wist hij.

[pagina 112]
[p. 112]

‘Dat's me wat moois,’ gromde hij 't bed bekijkend.

‘Je straf! De straf die je toekomt,’ verweet ze. ‘'k Had je liever met 'n bord moeten werpen dan met me kostelijke natuurboter.’

‘Nàtùùrbòter,’ herhaalde hij: ‘dat's in elk geval 'n betere methode. Trui. Daar heb ik niets tegen in te brengen. Maar als je er 'n regel van gaat maken om met botervlootjes te smijten - doe er dan liever margarine in. 't Is zonde.’

 

* * *

 

Later is hij een zeer oppassend man geworden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken